“Zij gaf na enkele seconden den geest”

Een geruchtmakende moord in Nederlands-Indië
4 minuten leestijd
Huisjongen met een fiets te Soerabaja, circa 1925 (KITLV)
Huisjongen met een fiets te Soerabaja, circa 1925 (KITLV)

Op 27 december 1916, even na negen uur ’s morgens, zette Midan zijn mes in het hart van mevrouw J.L. Maitimo-Kruuk. Het mes brak af. Een krant schreef: “een breede bloedstroom spoot uit de wonde.” Binnen enkele seconden was ze dood. De moord zou de Indische pers maanden bezig houden.

Het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië publiceerde dezelfde dag al een ijzingwekkend nauwgezet verslag met aangrijpende details. Mevrouw Maitimo was een blonde, zachtaardige Europese vrouw, net terug van een verblijf in de bergen. Zij was ziek geweest. De huisjongen Midan diende pas sinds de eerste december bij de familie. Hij was: “een kleine, tengere huis-jongen, naar schatting 1,50 meter lang en ongeveer 25 jaren oud, scheiding in het lange zwarte haar en sproetig in zijn gezicht.” Die ochtend had hij zich met de baboe in de keuken bevonden, aan de Sawohlaan in Weltevreden, Batavia. De krant schreef:

“Zoo schijnt laatstgenoemde [mevrouw Maitomo] op een gegeven oogenblik eene aanmerking te hebben gemaakt, welke hem niet zinde, althans de jongen greep een voor de hand liggend ontbloot mesje met nikkelen handvat en gaf Mevrouw Maitimo daarmede een snede over de linkerhand. Zij vluchtte de keuken uit onder het slaken van een luiden gil, gevolgd door den huisjongen. Een dame aan de overzijde van de laan hoorde den noodkreet, liep toe, en zag nog juist hoe de bediende, blijkbaar door het zien van bloed mata glap geworden, haar buurvrouw het kleine mes regelrecht in het hart stak. Mevrouw Maitimo had nl. slechts een kimono aan. Bij dezen stoot brak het mes af, en een breede bloedstroom spoot uit de wonde. De getroffene heeft nog even adem gehaald, volgens zeggen van de toegeschoven baboe, maar geen woord meer gesproken. Zij gaf na enkele seconden den geest.”

De krant was binnen geweest in “de kleine woning, waar een groote, al ingedroogde bloedplas in het achtergalerijtje lag, vlak bij den gemetselden opstand, waar men de borden pleegt te wasschen.” Daar lag ook het mes: “een klein, smal ding met bloed besmeurd, het afgeronde bovenstuk afgebroken, en, zoo te zien, heelemaal geen wapen, geschikt er een moord mede te bedrijven.” Het was beleef-het-mee-journalistiek bedoeld voor een breed publiek. De moordenaar was op de vlucht geslagen, de politie verhoorde zijn broer en de dag erna werd onder grote belangstelling de pas 27-jarige Johanna Louise Maitimo-Kruuk begraven.

Een droevig familiebericht
Een droevig familiebericht

Intimiteit

Het schokkende aan de moord had de krant treffend getekend: in het huis, in het veilige gezinsleven, bij of zelfs tijdens de afwas. Zomaar vermoord in de intimiteit van het dagelijks leven, hoe kon dat? En dan betrof het nog wel een jonge vrouw die misschien wel moeder had willen worden. De tijd van het jaar woog ook mee: de Kerstdagen waren net voorbij. In de wereld woedde de grote oorlog, later bekend als de Eerste Wereldoorlog. Wie weet wat dat voor de kolonie nog betekende, de dreiging werd gevoeld.

Misdadig

Op 4 januari 1917 meldde de Preanger-bode dat de Europese huisvrouwen zenuwachtig waren. De krant vond de moord in het geheel geen teken des tijds (jaren geleden was er al een huisvrouw doodgeslagen met een bierfles), maar het gevolg van een slecht selectiesysteem van bedienden. Men moest gewoon veel beter opletten en niet iedereen in dienst nemen. Want:

“Zulke aanslagen zijn hoofdzakelijk te wijten aan de omstandigheid, dat feitelijk iedere inlander huisbediende bij Europeanen kan worden, zoodat menig individu met een misdadigen aanleg of met een zwart verleden in de Europeesche woningen een toevlucht vindt. Een toestand, zoo oud als onze kolonie die maar niet voor verbetering vatbaar schijnt te zijn. Geringe oorzaken, als een standje, die bij het gros der bedienden hoogstens leiden tot het vragen van lepas, kunnen, als men tegenover een misdadig en prikkelbaar individu staat, een aanslag ten gevolge hebben.”

Men kon niet voorzichtig genoeg zijn, zo bleek. De onderliggende visie hoefde niet uitgelegd te worden: dat een Europeaan in de kolonie het leven niet zeker kon zijn. Intussen was Midan nog steeds zoek, wat de gemoederen evenmin tot rust bracht. Het Bataviaasch nieuwsblad publiceerde eind januari zelfs een portret van hem. Iedereen kon dus meezoeken.
Dezelfde januari werd Midan gepakt. Een opletttende politieman herkende in een fietsendief de voormalige huisjongen. Bij het verhoor bekende hij de moord.

Vonnis

Midan, Bataviaasch nieuwsblad 24-01- 1917
Midan, Bataviaasch nieuwsblad 24-01- 1917
Waarom juist deze moordzaak zo’n diepe zenuw raakte, verwoordde Henri van Wermeskerken in de Sumatra Post van 13 maart. Hij memoreerde de lynchwet die in Amerika gold:

“Een massa negers echter, die hun vingers naar een blanke vrouw uitstrekten, hebben die wet aan den lijve leeren kennen.”

Vervolgens schreef Van Wermeskerken:

“Alleen wij, Hollanders, kennen die nog niet. Maar ik zou zeggen, dat het tijd werd.” Hij memoreerde enkele ontvoeringen en verkrachtingen van meisjes en vrouwen waaraan de lynchwet een einde zou maken. “Dan zou het heusch niet meer voorkomen.”

Het duurde tot in april, voor de rechtszaak begon. Uiteraard was Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië er ook bij om aan de lezers verslag te doen van de getuigenverklaringen. De baboe, de overbuurvrouw, een voormalige bedienden, het mes, het gillen, het bloeden, enzovoort enzovoort, geen detail werd geschuwd. Het vonnis verraste. Geen doodstraf, ondanks de bekentenis, maar:

“onder aanneming van verzachtende omstandigheden: beklaagde’s jeugdigen leeftijd. Het vonnis luidde: 10 jaren dwangarbeid in den ketting.
Beklaagde vertrok geen spier van zijn gelaat en toonde zich zeer onverschillig.”

En daar eindigde zowat de berichtgeving, met de suggestie van gewetenloosheid.

Meer artikelen uit deze rubriek

0
Reageren?x
×