Elisabeth van Culemborg (1475-1555), hofdame, weldoenster. Dochter van Jasper, heer van Culemborg (ca. 1445-1504), en Johanna van Bourgondië (c. 1460-1511).
Elisabeth werd geboren als de oudste van zes dochters. Haar vader behoorde tot een der voornaamste adellijke geslachten in het Gelders-Utrechts-Hollands grensgebied.
Klik hier voor meer informatie.
De Culemborgs waren onder meer geparenteerd aan de graven van Buren en aan die van Bergh. Elisabeths moeder was een dochter van Anton van Bourgondië (1428-1504), bijgenaamd de Grote Bastaard, en hertog Filips de Goede was dus haar overgrootvader. Omdat haar drie broers jong overleden, werd Elisabeth erfvrouwe van Culemborg en Hoogstraten.
Hofdame
In haar jonge jaren verbleef Elisabeth van Culemborg aan het Bourgondische hof in Brussel, waar ze was geïntroduceerd door haar moeder en werd opgevoed met Filips de Schone (Van Bueren en Wüstefeld, 41). Toen Filips in oktober 1496 trouwde met Johanna van Castilië maakte hij Elisabeth hofdame in de Nederlandse hofhouding van zijn echtgenote. In die hofkringen ontmoette ze haar eerste echtgenoot, Jan van Luxemburg, een van Filips’ invloedrijkste raadsheren. De Luxemburgs stamden af van de Duitse keizer Karel IV en waren geparenteerd aan de Bourgondisch-Habsburgse dynastie – een herkomst waar ze veel prestige aan ontleenden.
Elisabeth van Culemborg en Jan van Luxemburg trouwden in 1501. Drie jaar later, na de dood van haar vader, werd Elisabeth als oudste dochter vrouwe van Culemborg. Zij en Jan erfden haar vaders belangrijkste bezittingen, die door Elisabeth beheerd werden omdat Jan veel afwezig was. Na de dood van Filips de Schone (1506) stelde zijn jongere zuster Margaretha van Oostenrijk, regentes van de Nederlanden, Elisabeth aan als haar eerste hofdame. Jan werd benoemd tot lid van Margaretha’s Geheime Raad.
Zeven maanden na Jans dood (1508) hertrouwde Elisabeth van Culemborg met diens vriend en executeur-testamentair Antoon (Anthonis) van Lalaing. Hij was een zoon van Joost van Lalaing, die stadhouder van Holland en Zeeland was geweest – een functie die Antoon vanaf 1522 ook zou bekleden. Het paar voerde een voorname staat, met een flinke hofhouding, en reisde heen en weer tussen hun bezittingen en verplichtingen: het oude, sober ingerichte kasteel in Culemborg, een paleisje in Mechelen (nu nog bekend als het Hof van Hoogstraten), een riant huis in Brussel en het rijk ingerichte kasteel van Hoogstraten. Waarschijnlijk verbleven ze het meest in Hoogstraten, waar ze de St. Catharinakerk lieten bouwen en inrichten.
Culemborg kreeg in 1520 van Elisabeth en Antoon een college mét kapel, waarschijnlijk een priesterschooltje voor armlastige leerlingen. Dit project mislukte echter en het college werd rond 1532 omgezet in een hofje voor twaalf oude mannen en vrouwen. Ook schonk het echtpaar gebrandschilderde ramen aan kerken in de Zuidelijke Nederlanden (Lier, Bergen) en in de Noordelijke (Den Haag).
In 1540 overleed de tweede echtgenoot van Elisabeth van Culemborg. Hij werd bijgezet in de bijna voltooide St. Catharinakerk. Het graafschap Hoogstraten droeg ze over aan Filips van Lalaing, een neef van Antoon, en Culemborg en andere bezittingen aan haar neef Erard van Pallant. Van Culemborg behield zij echter wel het vruchtgebruik.
Elisabeth, inmiddels 65 jaar oud, vestigde zich in Culemborg, waar zij zich intensief bezighield met het bestuur van het stadje. Als vroom katholiek keerde ze zich tegen ‘reformatorische tendensen’ (Van Bueren en Wüstefeld, 43). Zo vaardigde ze een verbod uit op ketterse boeken en geheime vergaderingen en haalde ze de jezuïeten naar Culemborg. Verder financierde ze onder meer lessen ‘in de gregoriaanzang en muziek ende ook in goede manieren in ’t koor en op straat’ voor kinderen (De Jong, 26).
Het huis met kaatsbaan, doolhof, boomgaard en moestuin dat Elisabeth even buiten Culemborg liet bouwen, was waarschijnlijk bedoeld voor haar achterneef en opvolger Floris van Pallant en haar neefje Antonis van Lalaing, zoon van Filips van Lalaing, graaf van Hoogstraten. Elisabeth had de (streng katholieke) opvoeding van de twee jongens op zich genomen.
In 1555 verhief keizer Karel V Culemborg tot graafschap. Kort daarna, op 9 december, stierf Elisabeth gravin van Culemborg op de leeftijd van tachtig jaar. Haar lichaam werd overgebracht naar Hoogstraten voor bijzetting in het graf van Antoon van Lalaing. In Culemborg en haar andere bezittingen (Everdingen, Zijderveld, Honswijk) luidden de klokken van de kerken en kloosters dertig dagen lang driemaal per dag. Op de dertigste dag werd een kistje dat haar hart voorstelde bijgezet in het koor van het clarissenklooster in Culemborg.
Reputatie
De ‘goede werken’ van Elisabeth van Culemborg – die deels ook die van Antoon van Lalaing zijn – vallen nog altijd te bezichtigen, al hebben ze niet allemaal de eeuwen doorstaan. De St. Catharinakerk in Hoogstraten, met de graftombe van het echtpaar op het koor, behoort tot de nog bestaande ‘topstukken’, maar het bejaardenhofje aan de Havenstraat in Culemborg is in de jaren 1970 gesloopt.
Toch leeft de naam van Elisabeth van Culemborg voort in het stadje waarvan zij vrouwe en later gravin was. In haar testament, dat vlak voor haar dood is opgesteld, is sprake van vele legaten – aan familie, personeel en talrijke religieuze en liefdadige instellingen. Nadat deze uitgekeerd waren, zo bepaalde zij, moest het restant van haar vermogen besteed worden aan de armenzorg. De verantwoordelijke executeurs besloten van dat restant twee weeshuizen te laten bouwen: een in Culemborg en een in Hoogstraten. Zo kreeg Culemborg in 1560 het eerste speciaal als zodanig gebouwde weeshuis in de Noordelijke Nederlanden. Het Elisabeth Weeshuis heeft bijna vierhonderd jaar dienst gedaan: in 1952 vertrokken de laatste wezen. Tegenwoordig zijn in het gebouw aan de Herenstraat 29 een bibliotheek en een museum gevestigd. De Stichting Elisabeth Weeshuis is nog altijd een liefdadigheidsinstelling die de nalatenschap van Elisabeth van Culemborg beheert.
~ Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland