1916: ‘het tijdperk van het blonde beest’

8 minuten leestijd
Kerk (cc - Pixabay)
Kerk (cc - Pixabay)

Nederland was neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar de oorlog ging zeker niet ongemerkt aan de inwoners voorbij. In geestelijk opzicht was ons land namelijk gevoelig voor het oorlogsgeweld. Het voorbeeld van een specifieke bevolkingsgroep, de christenen (zowel protestanten als katholieken), laat zien op welke manieren de oorlog zijn sporen trok.

Kansel (stock.xchng)
Kansel (stock.xchng)
Tot op heden is de invloed van de Eerste Wereldoorlog op het Nederlandse christendom en de geloofsbeleving onderbelicht gebleven in de geschiedschrijving. Een onderzoek naar de protestantse prediking en naar berichtgeving in christelijke periodieken uit de jaren 1914-1918, wijst uit dat in het neutrale Nederland een geestelijke strijd gaande was die gevoed werd door het oorlogsgeweld.

Die geestelijke impact van de Eerste Wereldoorlog op het neutrale Nederland is op drie vlakken aantoonbaar. We vinden deze allereerst terug in de protestantse prediking. Ten tweede waren er invloeden op praktisch, kerkelijk terrein. En ten slotte had de jarenlange mobilisatie van het Nederlandse leger gevolgen voor kerk en christendom. In deze bijdrage werk ik deze drie aspecten uit. Aspecten die overigens nog uitgebreid aan bod komen in de bij Uitgeverij Aspekt in oktober 2014 te verschijnen bundel De kogel door de kerk?. Deze bundel behandelt de invloeden van de Eerste Wereldoorlog op het Nederlandse christendom.

Prediking: zonde en antichrist

Een analyse van 250 gereformeerde preken uit de jaren 1911-1918 – uitgevoerd voor mijn doctoraalscriptie “De leeuw heeft gebruld” (2003) – toont aan dat de cultuurvisie van de gereformeerden, die 10 procent van de bevolking uitmaakten, vanaf augustus 1914 omsloeg van optimistisch naar cultuurpessimistisch. Natuurlijk staan gereformeerden door hun wereldbeeld a priori al kritisch tegenover de cultuur. Uit de uitvoerige analyse blijkt echter dat de balans na het uitbreken van de oorlog duidelijk verschoof. Het optimisme maakte plaats voor eschatologie – dat is de leer van het einde van de wereld en het laatste oordeel – en een aanzienlijk sterkere beklemtoning van zonde en schuld dan voorheen het geval was.

De opvatting dat de Eerste Wereldoorlog een straf van God was voor de zonden van Europa, Nederland en de christelijke kerken, was algemeen gangbaar in orthodox-protestantse kringen. In het boek De eeuw van mijn vader (1999) voert de historicus Geert Mak zijn gereformeerde grootmoeder ten tonele, die bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zei: ‘We worden bezocht om onze zonden. De Here toornt over ons.’ Wie het feit dat God met zijn straffen kwam niet erkende, moest wel stekeblind zijn, zo meenden ook veel predikanten. Om de haverklap werden in de preken termen gebezigd als ‘de slaande hand Gods’, ‘den donder zijner stem’ en ‘goddelijke oordelen’. Of, in de woorden van Laurens Boone (1860-1935): ‘…nu is de Heere met zijn vreeselijke oordeelen aanwezig, vreeselijke vuurmonden zijn daar, en brengen verwoestingen en verschrikking. Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop. Het is Gods vinger aan de deur van Nederland.’

1916: ‘het tijdperk van het blonde beest’
1916: ‘het tijdperk van het blonde beest’

De gereformeerden meenden dat het einde der tijden voor de deur stond en de antichrist (de grote tegenstander van de christenen) in aantocht was. Eschatologie, voor 1914 zeldzaam in de prediking, was daarna een veelvoorkomend verschijnsel. Gereformeerde voorgangers hielden veelvuldig kanselredes over de antichrist en het einde der tijden. Zo preekte de latere VU-hoogleraar Valentijn Hepp (1879-1950) in 1916 over de aanstaande ‘troonsbestijging van den antichrist’. Gedurende de oorlog hield Hepp over dit onderwerp dikwijls lezingen en preken, hetgeen in 1919 resulteerde in de publicatie van zijn cultuurpessimistische boek De Antichrist. In dit boek beweerde Hepp dat niet met zekerheid te zeggen was of de tijd van de antichrist al aangebroken was, maar één ding stond wel vast: hij was in aantocht. De gereformeerde predikant Bastiaan Wielenga (1873-1949) was dezelfde mening toegedaan. In Het blonde beest – een boek uit 1916 dat gebaseerd was op twee artikelen die eerder verschenen waren in Stemmen des Tijds. Maandblad voor christendom en cultuur – beargumenteerde hij dat de tegenwoordige tijd in het teken stond van het door Nietzsche geprofeteerde blonde beest:

‘Nu moet de Nietzscheaan lachen, omdat in Europa weergekeerd is het tijdperk van het blonde beest.’

Met de oorlog was het sluimerende dier in de mens ontwaakt, maar dit alles was nog slechts het voorspel van wat komen ging. De beslissingsslag tussen God en de antichrist zou de laatste fase in de wereldgeschiedenis inluiden:

‘De beteekenis van dezen wereldoorlog is, dat hij ons op die laatste phase heenwijst, en u oproept tot de keuze, tot den heiligen oorlog.’

Volgens deze en andere predikanten stond buiten kijf dat het begin van het einde der tijden een aanvang had genomen. Een veelgebruikte metafoor was de klok van de wereldgeschiedenis, die op enkele minuten voor twaalf stond: ‘Hij komt als een dief in de nacht. Wanneer? Wel, de Zijnen hebben op de groote klok der wereldgeschiedenis te zien; de cijfers zijn de teekenen der tijden en Jezus’ profetie is de wijzer (…) De wijzer is bijna rond, nog één cijfer, het laatste’, zoals een gereformeerde predikant het op de kansel verwoordde.

Kerkwerk: verhindering en oecumene

Landweer Oproepingstelegram
Landweer Oproepingstelegram
Het oorlogsgeweld veranderde niet alleen de boodschap van de preken, maar raakte de Nederlandse kerken ook op andere manieren. De kerken kregen concreet te maken met praktische belemmeringen. Een goede illustratie biedt het Gelderse dorp Herwijnen, waar tijdens de Eerste Wereldoorlog de hervormde predikant Domus Martinus Vermet (1881-1966) stond. Volgens Vermet raakte het gemeenteleven op diverse manieren gefrustreerd tijdens de jaren 1914-1918. Zo lag het beroepen van predikanten tijdens de oorlog nagenoeg stil. Ook was het tussen 1914 en 1918 voor predikanten vanwege de geldende reisbeperkingen niet altijd mogelijk om in andere gemeenten te preken. De Nederlandse spoorwegmaatschappijen en hun materieel waren namelijk al sinds 31 juli 1914 gevorderd door de overheid – voor de troepentransporten – en daarom had Vermet een militaire pas nodig om de nabijgelegen forten Loevestein, Asperen en Vuren te passeren.

Ten slotte kon Vermet tijdens de Eerste Wereldoorlog weinig tijd vrijmaken voor zijn eigen gemeenteleden, omdat hij vaak voor gemobiliseerde militairen moest preken. Hij gebruikte hiervoor de consistorie van de gereformeerde kerk, die op dat moment vacant was. Tijdens de Eerste Wereldoorlog groeiden door deze samenwerking de contacten tussen de plaatselijke NHK en de GKN, al was het misschien maar tijdelijk en ging het vooral om het praktische nut. Ook in andere plaatsen, zoals Klundert en Doesburg, werkten predikanten van hervormde en gereformeerde huize tussen 1914 en 1918 succesvol samen. De oorlog stimuleerde in het neutrale Nederland dus de christelijke verbondenheid.

Mobilisatie: thuisfront in de frontlinie

De Eerste Wereldoorlog had ook gevolgen die dieper gingen en langer bleven doorwerken. Ondanks het feit dat Nederland neutraal was, had het land wel te maken met de ruim vier jaar durende algemene mobilisatie. In 1914 was bijna 95 procent van de Nederlandse bevolking christen, althans op papier, hetgeen inhoudt dat ongeveer 190.000 van de 200.000 gemobiliseerden tot die categorie behoorden. Op een bevolking van 6,2 miljoen betekende dit dat 3 à 4 procent van de totale bevolking van 1914 tot 1918 een militair tenue droeg. Als we de vrouwen uit deze berekening filteren, betrof het ongeveer 7 procent van alle Nederlandse mannen. Procentueel zien deze cijfers er misschien niet indrukwekkend uit, maar we moeten ons realiseren dat deze categorie mannen vanwege de mobilisatie in de jaren 1914-1918 het gezin moest verlaten.

De afwezigheid van zoveel christelijke vaders had effect op het gelovige thuisfront. Zo klaagde de Protestantenbond, een vrijzinnig samenwerkingsverband binnen de Nederlandse Hervormde Kerk, dat ze sinds de mobilisatie haar grip op de jeugd was kwijtgeraakt. Het gebrek aan mannelijke leiding in de gezinnen leidde ertoe dat de kinderen massaal de ‘godsdienstlessen’ (de catechisaties) verzuimden.

Een ander voorbeeld van de christelijke zorgen over de mobilisatie treffen we aan in een lezing van de orthodox-hervormde predikant Johannes Langman (1871-1958), gehouden in april 1917 in Leeuwarden voor het Nederlandsch Jongelingsverbond (NJV). Langmans betoog had als titel ‘De oorlog en de jongeling’ en behandelde in drie punten de effecten die de wereldoorlog op jongeren had, de Nederlandse niet uitgezonderd. Allereerst moesten verscheidene NJV-afdelingen in Nederland worden opgeheven of konden geen vergaderingen meer houden, doordat er zoveel leden gemobiliseerd waren. Ten tweede kwamen christelijke jongeren door de mobilisatie ‘onder andere invloeden’. De spreker wees hier op het ‘gering aantal militairen dat de prediking van het woord Gods bijwoont, op het vloeken, noemt het soldatenleven een lui leven, wijst op het zoutelooze, niet zelden gemeen en onzedelijke van de door vele soldaten gevoerde gesprekken’. En ten slotte, dat was zijn derde punt, betoogde Langman dat de kerk gefaald had in het propageren en najagen van de vrede, en dat zij dit na de oorlog daadkrachtiger diende op te pakken. Ook de NJV moest in de toekomst deze taak gaan vervullen.

Protestanten en katholieken kwamen tijdens de mobilisatie aan de grenslinies in contact met andere levensbeschouwingen. Zo merkt het katholieke periodiek De Engelenbewaarder op dat de komst van duizenden protestantse noordelingen richting het zuiden ertoe leidde dat zij een positiever beeld krijgen van de katholieken:

‘Zij hebben hier de katholieken, het katholieke leven, de priesters en de kloosterlingen van nabij leeren kennen. Dat was voor vele andersdenkenden onder hen een openbaring. Van jongs af in de grofste vooroordelen opgevoed, hadden ze zich van de katholieke Zuiderlingen de monsterachtigste voorstellingen gevormd. De nadere kennismaking echter deed bij hen die vooroordeelen als rook voor den wind verdwijnen.’

Tijdrede over den oorlog - G. Wisse
Tijdrede over den oorlog – G. Wisse
Meermalen leidde het contact ertoe dat er intieme relaties ontstonden. Zo zei de burgemeester van Urk, A. Gravenstein, in een interview in het Algemeen Dagblad in april 1918 dat twee mannelijke dorpsgenoten door de mobilisatie met katholieke dames uit de regio Eindhoven getrouwd waren, terwijl een Urker meisje een relatie had gekregen met een niet-christelijke marinier. Dit zijn misschien geen spectaculaire aantallen, maar omdat Gravenstein dit zo expliciet noemde in een interview geeft wel aan dat het impact had op een geïsoleerde dorpsgemeenschap als Urk. Omgekeerd, van katholiek naar protestant, vonden er natuurlijk ook verbintenissen plaats. Voorbeelden daarvan staan in het artikel ‘Een cultuurhistorische zondvloed’ uit 2012, dat hieronder te vinden is in de literatuuropgave.

Slot

Mij lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de Eerste Wereldoorlog, ondanks de neutraliteit, de nodige geestelijke sporen achterliet in Nederland. In de literatuuropgave worden de in dit artikel kort genoemde argumenten uitvoeriger besproken en bediscussieerd. Ook treft u daar de exacte bronverwijzingen van de gebruikte citaten aan.

Boek: De kogel door de kerk? – Het Nederlandse christendom en de Eerste Wereldoorlog

Literatuur
– M. de Keizer en S. Tates (red.), Moderniteit. Modernisme en massacultuur in Nederland 1914-1940 (Zuphen: Walburg Pers, 2004).
– E. Koops, ‘De kogel door de kerk? Het Nederlandse christendom tijdens de oorlogsjaren 1914-1918: historiografie en onderzoeksperspectieven’, Transparant. Uitgave van de Vereniging van Christen-Historici 24.3 (september 2013) 6-11.
– E. Koops, ‘“Een cultuurhistorische zondvloed”. De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog voor het Nederlandse christendom’ in: L. Dorrestijn, M. Kraaijestein, H. van der Linden en P. Pierik (red.), De Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918. Essays over de Eerste Wereldoorlog deel 25 (Soesterberg: Aspekt, 2012) 49-82.
– D.M. Vermet, Gedachten van een emeritus-predikant. Ad fenestram speculatoris; Aan het spiegelvenster deel I t/m V (Leidschendam: 1951).
– A.Overbosch, ‘Jongelingsverbond’, Leeuwarder Courant (10 april 1917).

Biografie
Dr. Enne Koops is historicus en docent geschiedenis/maatschappijleer/aardrijkskunde op het Rietschans College in Ermelo, een VSO-school. Tevens is hij redacteur voor het tijdschrift Transparant, www.historiek.net en www.geschiedenisbeleven.nl. In 2010 promoveerde hij op De dynamiek van een emigratiecultuur. De emigratie van gereformeerde, hervormden en katholieken naar Noord-Amerika in vergelijkend perspectief (1947-1963) (Hilversum: Verloren, 2010). In oktober 2014 verschijnt onder redactie van Enne Koops en Henk van der Linden bij uitgeverij Aspekt de bundel De kogel door de kerk?, dat gaat over allerlei facetten van het Nederlandse christendom tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Deze bundel wordt gepresenteerd tijdens een congres op 8 oktober 2014 aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

0
Reageren?x
×