Sinds Trouw op maandag 2 februari een interview afdrukte met dominee Edward van der Kaaij, die vertelde te hebben ontdekt dat Jezus niet heeft bestaan, zijn er historici die de krant de maat nemen. Ik ben een van die historici: nog op die maandag heb ik mijn wekelijkse stuk op de nieuwssite Sargasso benut om uit te leggen dat er iets mis was gegaan. Wat brengt een dominee op het idee dat Jezus niet bestond? Waar bemoeien historici zich mee? Wie zijn de verkondigde Jezus, de historische Jezus en de mythische Jezus? Wat is eigenlijk het probleem?
Hoezo, Jezus heeft niet bestaan?
Klopt. Jezus’ historiciteit staat niet ter discussie en heeft ook nooit ter discussie gestaan. Dominee Van der Kaaij is het slachtoffer van desinformatie. Hij is eerder beklagenswaardig dan boosaardig.
Oké, desinformatie dus. Maar waar komt die vandaan?
Dat is een lang verhaal. Het eerste wat je moet weten is dat je de Bijbel op verschillende manieren kunt lezen. Een gelovige zoekt in de oude teksten steun voor zijn geloof en inspiratie voor zijn leven. Hij neemt daarbij aan dat de Bijbel door God is geïnspireerd. Een historicus stelt andere vragen. Die wil weten hoe het vroeger is geweest en heeft geen oordeel over goddelijke inspiratie. De gelovige en de historicus hebben geen ruzie. Ze stellen slechts verschillende vragen.
Nu is het geen geheim dat de verhalen in de Bijbel elkaar soms tegenspreken. Zo sterft Jezus in het Evangelie van Marcus met het verwijt dat God hem heeft verlaten en sterft hij bij Johannes met een majestueus “het is volbracht”. Zo zijn er meer tegenspraken. De meeste gelovigen nemen die zoals ze zijn. Ze doen immers niet af aan de boodschap dat mensen elkaar lief moeten hebben.
Als de vraag desondanks acuut mocht zijn, kunnen gelovigen manieren bedenken om de informatie te harmoniseren. Ze kunnen bijvoorbeeld zeggen dat de zegslieden van Marcus en Johannes op verschillende plaatsen stonden en niet hetzelfde hoorden. Zo neutraliseer je het probleem.
Voor historici is zo’n inconsistentie geen probleem. Zij zien in de tegenspraken een aanwijzing voor de eigen boodschap van de evangelisten, voor hun persoonlijke visie. Johannes benadrukt Jezus’ goddelijke natuur, Marcus legt het accent op het onbegrepen lijden. Omdat ze andere accenten leggen, citeren ze andere laatste woorden.
Dat snap ik, maar ik begrijp niet wat dit heeft te maken met het niet-bestaan van Jezus.
Ik zei al dat het een lang verhaal werd. In de negentiende eeuw concludeerden namelijk steeds meer onderzoekers – theologen en historici – dat er wel erg grote verschillen waren tussen wat de kerken zeiden dat Jezus had geleerd en wat Jezus zélf had gezegd. Marcus vat bijvoorbeeld Jezus’ leer samen met
‘De tijd is aangebroken, het Koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’
Het probleem is dat het Koninkrijk van God nog steeds niet is gekomen.
Je kunt nu instemmen met het christelijke argument dat de Kerk, als zij liefde betoont, in feite het Koninkrijk is. Misschien bedoelde Jezus dat ook. De joodse teksten uit die tijd kennen echter niet veel parallellen voor zulk taalgebruik. Als antieke joden spreken over het einde der tijden en “de wereld die zal komen”, is dat zelden een betoog over geïnstitutionaliseerde naastenliefde. Dit is een serieus probleem. Je kunt het aanduiden als het verschil tussen enerzijds de door de kerken verkondigde Jezus, die het onderwerp kan zijn van verering, en anderzijds de historische Jezus, een charismatische joodse timmerman-messias die het onderwerp is van geschiedkundig onderzoek.
Nog steeds zie ik niet wat dit met die dominee heeft te maken.
We zijn er bijna. Alle historici die Jezus-onderzoek doen, accepteren dat de evangelisten hun informatie zó selecteerden dat ze een theologisch punt konden maken. Het onderzoek is erop gericht de zo geboden informatie kritisch te beoordelen en onderscheid te maken tussen informatie die betrouwbaar is en informatie die meer zegt over de evangelist dan over Jezus. Zoals ik al zei hebben de meeste gelovigen hier niet zoveel moeite mee, omdat de liefdesboodschap niet in het geding komt.
Er is echter één groep christenen die er wel problemen mee heeft: degenen die geloven dat de Bijbel letterlijk waar is. Mensen dus die de Bijbel niet lezen als een historisch document dat in een antieke context is geschreven door auteurs met specifieke boodschappen, maar als een tijdloze tekst – Gods woord immers – die absoluut altijd waar is. Zulke gelovigen, die de nuanceringen van het historisch onderzoek niet accepteren, kunnen, als ze ontdekken dat de inconsistenties onoverkomelijk groot zijn, alleen een even absoluut standpunt innemen: als de Bijbel niet letterlijk waar is, is ze helemaal niet waar.
Als je dan afvraagt waar het christendom vandaan is gekomen, kom je, om redenen die ik nog zal noemen, al snel uit bij het verouderde negentiende-eeuwse idee dat het is afgeleid van andere, heidense godsdiensten en dat Jezus nooit heeft bestaan. Naast de verkondigde Jezus van de kerken en de historische Jezus hebben we rond 1900 even de mythische Jezus gehad. Die is nu terug van weggeweest.
Er is hierover al veel geschreven. Maurice Casey toont in zijn boek Jesus. Evidence and Argument or Mythicist Myths? aan dat degenen die geloven dat Jezus niet heeft bestaan, de “mythicisten”, bijna zonder uitzondering afkomstig zijn uit zeer behoudende christelijke gezinnen of hun informatie over het christendom hebben ontleend aan zulke behoudende kringen. Ik ken dominee Van der Kaaij niet persoonlijk, maar hij past in deze profielschets.
Oké, ik snap het. Voor dominee Van der Kaaij was óf alles waar óf niets. Lezen met aandacht voor de historische context en de specifieke boodschap was er niet bij. Maar zo iemand stuur je toch op bijscholing? Wat is nou het probleem?
Maar Van der Kaaij hééft zich bijgeschoold. Hij vond alleen de verkeerde boeken. Boeken waarin staat dat alle religie is ontstaan uit natuurgodsdiensten en dat het christendom een afgeleide is van de Osiriscultus.
En dat is niet waar?
Nee. Dat alle religie is ontstaan uit natuurgodsdiensten is een theorie van rond 1900. De invloed van Osiris – of Dumuzi, of Mithras, de lijst van veronderstelde heidense voorbeelden is nogal lang – verklaart veel minder dan Jezus’ joodse achtergrond. Dat weten we ook alweer een eeuw. Sinds de ontdekking van de Dode Zee-rollen weten we echter helemáál zeker dat het beeld in de evangeliën van Jezus’ leven en leer perfect past in de toenmalige context.
Goed: de dominee is een integere man die zich het hoofd breekt over de inconsistenties in de evangeliën, vervolgens een te radicale conclusie trekt en negentiende-eeuwse theorieën is gaan afstoffen. Houdt niemand dat tegen?
Opnieuw: nee. Het hedendaagse onderzoek in de geesteswetenschappen wordt slecht uitgelegd. Academici worden immers vooral beoordeeld op de aantallen wetenschappelijke publicaties en niet op de mate waarop zij hun inzichten overdragen aan de gemeenschap.
Terwijl er dus nauwelijks gedegen voorlichting is, biedt het internet allerlei verouderde informatie. Oude boeken worden bij tienduizenden tegelijk ingescand en zijn online gratis te vinden. Actuele, wetenschappelijke literatuur ligt daarentegen op betaalsites, waarna het principe opgeld doet dat bad information drives out good. Daardoor maken negentiende-eeuwse ideeën hun comeback. Je ziet het ook met bijvoorbeeld nationalistische geschiedbeelden.
Welnu, ruim een eeuw geleden is ook even geopperd geweest dat Jezus misschien een mythisch figuur was. In het Derde Rijk schijnen mensen te zijn geweest die liever helemaal geen Jezus hadden dan een joodse Jezus. Meer aanhang heeft de mythische Jezus in feite niet en Van der Kaaij citeert dan ook geen recente wetenschappelijke literatuur. Hij kent vooral Amerikaanse, niet-wetenschappelijke boeken en heeft vermoedelijk niet door hoe oud de daarin vervatte theorieën zijn.
Maar de PKN grijpt nu toch in?
Daar was inderdaad sprake van, maar het is ook tegengesproken. Ik volg de interne kerkelijke discussie echter niet zo. Ik ben historicus en de verspreiding van onzin is voor mij belangrijker.
Maar als het onzin is, verdwijnt het toch wel?
Niet dus. Dit denkbeeld heeft dankzij Trouw alle ruimte terug. Laat ik duidelijk zijn: Trouw mocht beslist aandacht geven aan de ophef rond Van der Kaaij. Die aandacht is echter – en dat is de kern van de zaak – geen reden om hem zo uitgebreid aan het woord te laten over zijn negentiende-eeuwse ideeën. Eén alinea zou genoeg zijn geweest maar Trouw bood hem een interview.
Nu kunnen, en mógen, kranten fouten maken. Als ze die maar herstellen en dat gebeurde niet. Minstens drie historici hebben Trouw gewaarschuwd, waaronder oud-VU-hoogleraar oude geschiedenis Bert van der Spek. Nu weten professoren heus niet alles, maar als iemand die er verstand van heeft de moeite neemt je te waarschuwen, spits je als redactie je oren. Trouw publiceerde op vrijdag 6 februari echter een hoofdredactioneel commentaar waarin de redactie stelde dat de discussie over Jezus’ historiciteit onbeslist was. Men hield dus staande dat de negentiende-eeuwse discussie over Jezus’ bestaan nog actualiteit bezat. En dát is de ontsporing.
Dat geloof ik niet. Je beweert toch niet dat Trouw niet zou weten wat er in de twintigste eeuw aan onderzoek is gedaan?
Dat beweer ik wel. Trouw weet blijkbaar niet dat degenen die de Dode Zee-rollen, de archeologie van Galilea of de antiek sociale verhoudingen bestuderen, geen van allen Jezus’ historische bestaan ontkennen. De historiciteitsdiscussie is alleen actueel in het hoofd van de Trouw-redactie, van een verwarde dominee en van zijn verwarde geestverwanten.
Maar dat kán toch gewoon niet? Zo slecht is Trouw toch niet?
Dat is het verbazingwekkende. Trouw is inderdaad geen slechte krant. Als er fouten worden gemaakt, geeft die krant die toe, zoals nog onlangs gebeurde toen een medewerker artikelen uit de duim bleek te hebben gezogen. Trouw benoemde dat probleem en pakte het aan. Dit keer niet: op 6 februari volhardde de redactie in het standpunt dat de discussie over Jezus’ onbeslist was.
In de week daarna lijkt er toch enig inzicht te zijn gegroeid, maar het kwam niet tot een ridderlijke erkenning dat een fout was gemaakt. De hoofdredacteur schreef op zaterdag 14 februari dat zijn eerdere opmerking “nuance” behoefde, maar dat is nogal een understatement als je net een eeuw wetenschappelijk onderzoek hebt genegeerd. Als je twee pagina’s desinformatie de wereld in hebt geslingerd en in een hoofdredactioneel commentaar dat nog eens hebt bevestigd, kan een terloops opmerking over nuancering alleen worden getypeerd als false balance.
Wat is dat?
Een journalistieke doodzonde. Vergelijk het met de klimaatwetenschap: onderzoekers zeggen unaniem dat de aarde opwarmt en hoewel een goede journalist weet dat er dissidenten zijn, weet hij ook dat die zich vergissen. Als je zulke stemmen teveel aandacht geeft, heet dat false balance.
Het moet echter gezegd: de krant heeft geprobeerd het recht te zetten. Trouw bood ruimte aan theoloog Sam Janse, die in een keurig stuk de argumenten vóór Jezus’ bestaan noemde. Het probleem is dat Janse, die zeker niet zonder verdienste is, weinig weet van hedendaagse wetenschapscommunicatie. Trouw heeft niet gezocht naar iemand die met kennis van zaken én met kennis van voorlichting te werk kon gaan. Nu wordt het hedendaagse onderzoek in de geesteswetenschappen inderdaad slecht uitgelegd, maar er zijn wel een paar mensen die het kunstje verstaan. Trouw heeft die niet weten te vinden.
Wat is er dan fout aan Janses stuk?
Janse beschrijft de niet-christelijke bronnen over Jezus en vermeldt verder dat Paulus nooit polemiseert tegen iemand die hem zei “Zeg Paulus, die Christus van jou, dat is een mythisch figuur, waarom zeg je toch dat hij echt heeft geleefd en is gekruisigd?” Dat is onberispelijk en het is ook wat bijvoorbeeld Fik Meijer zei in een vraaggesprek met de EO. Het is echter niet ter zake. Degenen die denken dat Jezus niet heeft bestaan, kennen die teksten heus wel maar ze hebben er andere verklaringen voor. De vraag is niet welke bronnen er zijn, de vraag is waarom de wetenschappelijke uitleg daarvan beter is.
Ik waardeer Janse, maar dit was slechte voorlichting. Wat hij in feite zegt is: Van der Kaaij legt de bronnen linksom uit, ik leg de bronnen rechtsom uit, en het is zoals ik het zeg, want ik ben hier de echte wetenschapper. Alle vakliteratuur adviseert voorlichters uit te leggen waarom de wetenschappelijke uitleg beter is. Wie wetenschapsjournalistiek bedrijft, moet methodische punten maken. De benadering van Janse – en ook die van Meijer – is een kwart eeuw verouderd.
Waarom is de wetenschappelijke uitleg eigenlijk beter?
Om verschillende redenen. Eén ervan is dat de wetenschappelijke benadering consistent is en die van Van der Kaaij niet. De mythicisten mogen natuurlijk hardere empirische onderbouwing voor Jezus’ bestaan eisen, mits ze die eis tevens stellen aan andere personen uit de Oudheid. Dat doen ze echter nooit.
Een tweede punt is dat historische betrouwbaarheid vaak geen kwestie is van empirische onderbouwing. We nemen aan dat een methode die altijd werkt en onafhankelijk is bevestigd, ook in het geval van Jezus werkt. In jargontermen: we hebben niet te maken met de correspondentietheorie van de waarheid, maar met de coherentietheorie.
Dit is stof die een geschiedenisstudent in zijn eerste semester krijgt aangereikt. Het is ook niet ingewikkeld. Janse had dit best aan de lezers van Trouw kunnen uitleggen. Als wetenschapsjournalistiek was dit onder de maat.
Hoe nu verder?
Ik heb mail gehad van mensen die vinden dat een krant die een hoogleraar negeert, zich moet verantwoorden bij de Raad voor de Journalistiek. Er is bovendien sprake van een ondeskundig rechtgezette false balance. Dat is inderdaad iets waarover de Raad zou kunnen oordelen. Het moet echter ook worden gezegd dat de geesteswetenschappen zich slecht uitleggen. Er zijn verzachtende omstandigheden.
En Van der Kaaij?
Daar ga ik niet over. Het lijkt me geen schurk. Laat de PKN eens rustig met hem praten en uitleggen hoe het Jezusonderzoek in elkaar steekt. Ik denk dat het daar ook wel op zal uitdraaien.
En tot slot: waar leren wij meer?
Hier.
Openingsafbeelding: Interieur Geboortekerk – cc