In 2014 is het exact 1200 jaar gelden dat Karel de Grote overleed. In heel Europa wordt deze ‘mijlpaal’ herdacht en zo ook in Nijmegen, een stad waarmee Karel een speciale band had. In 777 bezocht de keizer deze stad voor het eerst om er op het Valkhof het paasfeest te vieren.
Karel de Grote bezocht de oudste stad van Nederland vaker, waardoor Nijmegen een vorstelijke residentie werd. Dit thema staat centraal in het boekje Karel de Grote in Nijmegen (WBooks), geschreven door Jan Thijssen en met een voorwoord van de burgemeester van Nijmegen H.M.F. Bruls. Het boekje is prachtig vormgegeven en bevat relevante informatie.
Kleding, wapens en geschenken
Eind maart 777 arriveert de keizer met zijn gevolg in Nijmegen om er het paasfeest te vieren. De reis is een week eerder begonnen vanuit Herstal bij Luik:
“Eerst is de stoet te paard naar Traiectum gereisd, het huidige Maastricht. Vervolgens ging de tocht verder per schip over de Maas naar Cuijk. Vandaar zijn de laatste kilometers te paard afgelegd. Zoals gebruikelijk wordt de koning op zijn tochten door zijn rijk vergezeld door een groot aantal bedienden, raadslieden, geestelijken en lijfwachten. De ruiters worden gevolgd door vele karren met kleding, wapens, ambts- en hoogwaardigheidstekens, meubels, persoonlijke bezittingen en niet te vergeten allerlei kostbare voorwerpen, die dienen als geschenk om de loyaliteit van zijn leenmannen te belonen.” (7)
Ieder jaar maakte Karel de Grote een rondreis door zijn enorme rijk, dat zich uitstrekte van de Noordzee tot aan de Middellandse Zee. Dit deed hij om de band met zijn leenmannen goed te houden en op rijks- of landdagen nieuwe wetten en besluiten voor te leggen aan de edelen. Vanuit Nijmegen had Karel de Grote het plan om door te trekken naar het Saksische Paderborn, dat hij vijf jaar daarvoor veroverd had.
Noormannen
Het grootste gedeelte van het boek gaat over de geschiedenis van Nijmegen, waarbij de auteurs enkele stedelijke hotspots uitlichten. Zoals de fraaie Sint-Nicolaaskapel uit het jaar 1000, het Romeinse grafveld dat onder het plaveisel van het Mariënburg in de binnenstad ligt en waar allerlei Merovingische grafvondsten zijn gedaan of de zogenoemde Barbarossaruïne als een restant van de Nijmeegse palts die in 1796 gesloopt was.
In het jaar 880, zo meldt het boek, kwamen de Noormannen op bezoek. Dit bezoek was natuurlijk minder gewenst dan de komst van keizer Karel de Grote ruim honderd jaar eerder. Al vanaf het jaar 800 moest Karel de Grote Friese kustplaatsen laten verdedigen vanwege overvallen en plunderingen door de Noormannen. In de winter van 880 bereikten deze ook Nijmegen:
ne Koops”De Noormannen voeren toen onder leiding van hun hoofdman Godfried ver de Rijn op en gingen op tal van plaatsen met grof geweld tekeer. Nadat ze Birten bij Xanten in brand hadden gestoken, voeren ze stroomafwaarts naar Nijmegen en richten de palts in als hun winterkamp. Lodewijk de Jongere ging er op af, maar kon weinig anders doen dan toekijken. De Noormannen hadden een jonge Saks van adellijke bloede gegijzeld, die voor een hoog losgeld werd vrijgelaten. Na onderhandelingen vertrokken de Noormannen uiteindelijk, maar pas nadat ze de palts in brand hadden gestoken.” (34-35)
Boek: Karel de Grote in Nijmegen