Aad de Mos – Van onderwijzer in de Schilderswijk tot Europacup 2-winnaar

Meester De Mos naar Ajax: stap in de Boze voetbal-wereld
12 minuten leestijd
Ajax-trainer Aad de Mos maakt een dolletje met Frank Rijkaard, 1984
Ajax-trainer Aad de Mos maakt een dolletje met Frank Rijkaard, 1984 (CC BY-SA 3.0 nl - Rob Bogaerts / Anefo - wiki)
Paul Prillevitz sprak met voormalig voetbaltrainer Aad de Mos, over zijn beginjaren als trainer en tijd als schoolmeester in Den Haag. Een verslag.


“Trainers worden geboren. Je kunt dat vak niet leren”

Aad de Mos is een van de meest succesvolle trainers uit de Nederlandse voetbal-historie. Hij won kampioenschappen en nationale bekers in binnen- en buitenland met onder andere Ajax, KV Mechelen en Anderlecht. In 1988 veroverde hij met het Belgische KV Mechelen in Straatsburg zelfs de Europacup 2, het ultieme hoogtepunt uit zijn carrière. Tegenwoordig is De Mos vooral voetbal-analist, maar hij zet zich ook in voor goede doelen zoals Stop Darmkanker en als coach bij toernooien voor gehandicapten.

De Mos groeide op in Moerwijk, een Haagse Nieuwbouwwijk van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Zijn ouderlijk huis keek letterlijk uit op het Zuiderpark-stadion van ADO Den Haag. Dat stadion is nu weg, maar Haagse jeugdelftallen spelen er nog steeds. Er is ook een nieuwe sport-campus gebouwd in het park. Aad de Mos komt uit een echte ADO-familie. De Haagse club zit diep in zijn bloed. De Mos:

“Als mijn vriendjes me kwamen halen zei mijn moeder altijd: ‘Aad is aan de overkant bij het ADO-stadion. Ik was toen 3 ȁ 4 jaar oud.”

Na zijn school-periode was De Mos onder meer onderwijzer in de Haagse Schilderswijk en betaald voetballer bij onder andere ADO en Excelsior. Bij ADO werd hij gecoacht door de roemruchte Ernst Happel met wie De Mos een haat-liefde verhouding had. De Mos:

“Ondanks mijn problemen met Happel heb ik wel veel van hem geleerd. Het was een bijzondere man.”

Bericht in het Limburgsch dagblad van 13-03-1981 over de komst van Aad de Mos naar Ajax
Bericht in het Limburgsch dagblad van 13-03-1981 over de komst van Aad de Mos naar Ajax (Delpher)

Wat doet u momenteel? Analist en makelaar?

Ik ben analist. Mijn dochter Tessa was vroeger voetbal-makelaar. Zij is daar echter mee gestopt. Nu is ze advocate bij een groot kantoor in Eindhoven. Ik ben nu ZZP-er. Ze kunnen me overal voor vragen. Ik heb bijvoorbeeld een contract met Ziggo. Daar doe ik een praat-programma waar ik co-commentaar geef en analyses doe van wedstrijden. Ik heb daarnaast ook mijn eigen social-media met Instagram en Twitter.

Voordat u voetbal-trainer werd, zat u in het onderwijs. Hoe bent u tot de keuze gekomen om onderwijzer te worden?

Ik wilde naar de Pedagogische Academie. Je vraagt je na school immers af: wat zit er een beetje in mijn bloed? Ik vond het wel een leuk idee om in het onderwijs te gaan. Vervolgens deed zich iets bijzonders voor. Ik had een bloedhekel aan de Militaire Dienst. Daar zat ik niet op te wachten. Dat vond ik zo ouderwets. Toen kwam er vanuit de gemeente Den Haag een voorstel: als ik een contract tekende om vijf jaar in de Schilderswijk les te geven op de moeilijke school in de Van Ostadestraat dan zou ik gevrijwaard worden van Militaire Dienst. Ik en veel van mijn vrienden en collega’s hebben dat contract toen getekend en ontliepen zo de Dienstplicht, terwijl ik mijn militaire keuring al gedaan had in Oirschot. Daar kon ik dus mooi aan ontsnappen. Het voordeel was dat ik zo door kon blijven voetballen. Dan had ik geen problemen en ging alles zijn gangetje.

Een geslaagd plan dus?

Ja, ik heb getekend en die vijf jaar voltooid. Het is zelfs tien jaar geworden. Nog lang ook. Hahaha. Het beviel goed.

Merkte u ook dat u talent had voor het onderwijs ? Werd het snel duidelijk dat u didactische kwaliteiten had, overwicht bezat en zaken goed kon uitleggen?

Ik kon me goed verplaatsen in de wereld van mijn leerlingen. In hun manier van denken. Ik had natuurlijk een pre door mijn voetbal-achtergrond (ADO-speler en trainer). Door dat voetballen keken de leerlingen tegen me op. Hun ouders ook weet je. Die vonden dat reuze interessant allemaal. Ik wist vooral met de moeilijkste kinderen goed om te gaan.

Aad de Mos (rechts) voorafgaand aan een wedstrijd tegen PSV, 1982. Links PSV-trainer Thijs Libregts
Aad de Mos (rechts) voorafgaand aan een wedstrijd tegen PSV, 1982. Links PSV-trainer Thijs Libregts (CC0 – Marcel Antonisse / Anefo – wiki)

Hoe kwam dat? Berust dat op gevoel en feeling?

Ja, feeling. Maar je moet ook hun taal weten te spreken: eerlijk en duidelijk zijn is belangrijk. Ik zette de kinderen ook dicht tegen mijn lessenaar aan in het klaslokaal zodat ik ze goed onder controle kon houden. Je moet de leerlingen een beetje slim verdelen over de klas: een goed gestructureerd kind zet je het liefst naast een bandietje. De kinderen verantwoordelijkheden geven door ze belangrijk te maken, helpt ook. Sommigen mochten van mij bijvoorbeeld de ramen openzetten terwijl anderen dan weer als eersten in de rij konden gaan staan. Allemaal van die hele kleine dingetjes, maar wel effectief.

Wist u van nature dat dat zo werkt in een klas?

Ja, vanuit de kleedkamer van het voetbal. Ik gaf toen al training en was docent bij de KNVB voor de lagere diploma’s in Nederland. Ik deed veel vanuit mijn onderbuik. Ik had al heel snel door wie de ratjes waren, zoals wij dat noemden, en welke leerlingen de intelligenten en de meelopers. Je moet je uiteraard een beetje in de kinderen verdiepen. Het gekke was dat de moeilijken vaak een familie hadden die ook in de sport en de voetballerij actief waren. Ze zaten bij arbeidersclubs in Den Haag. Vanuit die families werd er sowieso positief over meester De Mos gesproken want die kon iets goed. Hahaha. Als je iets goed kon, had je al een pre! Hahaha. Zo simpel zagen zij dat.

Er bestaat dus wel een bepaalde overeenkomst tussen de voetbal-wereld en het onderwijs?

Jazeker. Je hebt sowieso te maken met hiërarchie in een klas. Zowel bij de gymlessen als op de speelplaats enzo. Dat is ongeveer het zelfde als bij een voetbal-team. Ik ben een buiten-jongetje en geen binnen-zitter, roker of koffiedrinker. Als ik geen plaatswacht had in die tijd ging ik altijd naar buiten. Ik wilde alles wat in mijn bereik lag in de gaten houden. Ik was een beetje een controle-freak. Niet iets leren van horen zeggen, maar zelf observeren was mijn devies.

Heeft u die onderwijskwaliteiten ook in het voetbal als trainer goed kunnen gebruiken?

Dat denk ik wel, ja. Ik denk dat het pedagogische gedeelte, de didactiek, de structuur en het spreken voor een groep van nature wel een beetje in je lichaam zitten als onderwijzer.

Heeft u dat op de Pedagogische Academie geleerd?

Ik denk dat ik het van nature bezat. In de betaalde jeugd bij ADO was ik ook aanvoerder. De achtergrond daarvan weet je dan zelf nog niet, maar mijn toenmalige trainer zal het wel niet voor niets gedaan hebben. Het was de tijd van Dick Advocaat en Dick Schoenaker. Zij speelden in mijn team. Dat waren grote jongens in het voetbal, maar ik droeg de band. Mijn postuur speelt ook altijd een rol hoor ik van mensen.

Later bij sollicitaties bij topclubs heb ik altijd gevraagd waarom ze mij hadden genomen? Als ik na 1 of 2 jaar weg ging bij zo’n club vond ik het wel interessant om de voorzitter te vragen waarom ze mij hadden aangesteld. Dan zeiden ze vaak: ‘Nou, toen u binnenkwam, wisten wij het eigenlijk al. Er kwam iemand binnen! En toen u met uw praatje kwam en onze vragen beantwoordde, was het helemaal duidelijk.’ Dat is wel verhelderend, weet je.

U had overwicht?

Ja, natuurlijk overwicht, maar je moet ook inhoud hebben. Wanneer je als leerkracht of voetbaltrainer geen inhoud hebt, dan houd je het maar 1 of 2 maanden vol. Dan kun je niet drie of vier jaar succes na succes aan elkaar rijgen. Daar bovenop speelde ook altijd mijn grote fotografisch geheugen een belangrijke rol.

Had u dat fotografische geheugen van nature?

Ja, ik denk dat ik, in tegenstelling tot vrienden, collega’s, andere analisten en veel social media-lui, zeer gedetailleerd ben. Ik scan heel veel. Ik sla heel veel op in mijn hoofd. Iedereen staat er verbaasd van dat ik allerlei dingen nog weet. Dat heb ik altijd gehad. ‘De Mos weet eigenlijk alles over voetbal’ zeggen ze dan, weet je.

Zat dat er altijd al in bij u? Is het een gave?

Ja, dat kost me geen moeite. Dat zijn natuurlijke dingen voor mij. Ik moet altijd lachen om die trainers met die boekies en pennetjes in de handen waarmee ze alles op moeten schrijven. Of dat ze na een analyse op televisie tegen mij zeggen: ‘ik moet het morgen nog eens nakijken op televisie of DVD. Daarna gaan we er eens met de groep over spreken’. Dat had ik vroeger niet nodig want ik scande dat gelijk al. Dat betrof mijn eigen team, maar ook de tegenstander. De meeste spelers vonden dat wel prettig, hoewel er ook enkele tussen zaten die het juist helemaal niet fijn vonden dat je in de rust kon vertellen wat ze goed of fout hadden gedaan. Zij waren dat niet gewend, weet je. Met mijn fotografisch geheugen kon ik zo nagaan hoe ze gevoetbald hadden.

U had nooit video nodig?

Nee, nu nog steeds niet. Natuurlijk ben ik daarna ook wel geconfronteerd met data en hartslagmeters, maar ik kijk toch liever naar hoe spelers opgesteld staan, bijvoorbeeld in de verdediging. Dan kunnen de analisten en statistici nog zoveel data verzamelen, maar als je verkeerd staat opgesteld, houdt het op. Hahaha. Dan schiet die spits de bal er gewoon in.

Als een speler goed staat en er komt aanvullende data bij dan is het wel een hulpmiddel dat zo’n speler nog beter kan maken. Ik ben er dus niet tegen, maar het is niet het hoofddoel bij mij.

In de beroemde film Moneyball bereikt een honkbalteam dankzij data-verzameling en het analyseren van spelers veel succes. Gelooft u daarin?

Ja, blijkbaar heeft het wel nut. Als ik vroeger op scouting-reis een speler zag, en mijn oordeel kon laten bevestigen door data of ontkennen door data, dan gaf dat wel een plus. Dat is prettig, in positieve en het negatieve zin. Als de data dusdanig goed is en ik de speler toch helemaal niks vind, dan zal er een keuze gemaakt moeten worden tussen die data en mijn oog.

Spelen gevoel, intuïtie en instinct daarbij een rol?

Ja, dat kan twee dingen betekenen: dat ik het goed zie of dat de speler een slechte dag heeft gehad. Dan moeten we nog een keer gaan kijken, of moet iemand anders hem een keer gaan analyseren. Dat is mijn ervaring en zo is het ook wel uitgekomen.

Willem van Hanegem zei eens over Louis van Gaal dat Van Gaal de halve wedstrijd niet zag doordat hij continu op zijn blocnote keek. U bent dus meer van de school van Van Hanegem?

Nee, dat niet. Ik heb wel eens aan Van Gaal gevraagd wat hij nu precies opschreef? Toen liet hij me dat boekie zien en bleek hij bijna niks op te schrijven. Van Gaal zei dat die boekies verkocht moesten worden omdat een vriend en collega van hem, keepers-trainer en oud-doelman Frans Hoek erin handelde. Hoek heeft een bedrijf waar je dat allemaal kunt kopen (pionnetjes, hekjes en kleine goaltjes, enzovoort) Dat Van Gaal-boekje kun je er ook halen in alle formaten: klein, groot en middelmaat. Dat is het antwoord. Je kunt het gerust opschrijven! Hahaha.

Grappig!

Ja, ik stelde die vraag aan Louis tijdens Vitesse-AZ in 2007. We zaten daar allebei op de bank. Ik wilde toen eindelijk wel eens kijken wat er in dat zwarte trainer-coach boekje van hem stond.

Verkopen ze goed?

Ja, want amateur-coaches willen allemaal van Gaal of de Mos zijn. In de tijd dat Van Gaal zo’n coach-jas aanhad met de initialen LvG erop droegen alle amateurcoaches ook zo’n coach-jas. Er is geen grotere papegaaien-circuit dan de voetbalwereld.

Is dat zo?

Ja, natuurlijk. Ze doen alles na. Er zit niks origineels in.

Aad de Mos naast Johan Cruijff tijdens een training van Ajax
Aad de Mos naast Johan Cruijff tijdens een training van Ajax (CC0 – Marcel Antonisse / Anefo – wiki)

Alleen de beste trainers ontstijgen dat niveau wellicht?

Nee, die worden geboren. Coach worden kun je niet leren, net zo min als kunst-schilder worden. Het is een talent. Je hebt er goede, slechte en middelmatige versies onder zitten. Veel oud-spelers denken dat ze vanwege hun voetbalverleden ook wel trainer kunnen zijn. Het is echter maar zelden dat ze goed worden.

Klopt het dat u het jammer vond dat u moest stoppen als onderwijzer toen u in 1980 naar Ajax ging? Was het met pijn in het hart?

Ja, ik voelde me daar wel op mijn plaats. Ik heb er een fijne tijd gehad. Dat had ook te maken met collega’s, de leiding van de school en de conciërge die er een grote rol in speelde. Ik kon mijn onderwijs-baan mooi combineren met het voetbal omdat ik ook trainer was van grote amateurclubs in Den Haag. Bovendien heb ik mijn vrouw leren kennen op die school. Zij was daar onderwijzeres. Daar hebben we het nog vaak over thuis. Mijn schoonzusje gaf er ook les. Zij is nu nog steeds directeur van een school. Dat geeft aan dat het een hele fijne tijd was. Het onderwijs zit er bij ons echt in.

Het was ook dankbaar werken met die kinderen. Ik heb er dingen ontdekt die ik niet kende. Ik wist niet dat er kinderen waren die nog nooit op Scheveningen waren geweest bijvoorbeeld. Terwijl ik dat vanaf geboorte vanzelfsprekend vond. Mijn ouders en ik gingen wel naar Scheveningen toe, maar ik kwam tot de ontdekking dat niet iedereen dat kon of deed. Ik en enkele voetballende onderwijs-collega’s van school waren nogal idealistisch en daarom namen we met de leerlingen met Lijn 11 mee naar het strand van Scheveningen. Dat was voor die kinderen heel wat.

Wat was de oorzaak dat die kinderen dat nooit deden?

Dat had financiële redenen. Ze hadden thuis weinig geld, kwamen niet verder dan de Schilderswijk en gingen niet met vakantie of wat dan ook.

Het was dus eigenlijk een vorm van sociaal werk als je ze meenam naar Scheveningen?

Aad de Mos als kersverse Ajax-trainer, naast Bobby Haarms
Aad de Mos als kersverse Ajax-trainer, naast Bobby Haarms (CC0 – Hans van Dijk / Anefo – wiki)
Precies, ja. Er waren ook kinderen waarvoor de politie regelmatig op school kwam omdat ze hadden ingebroken bij Albert Heijn of ergens gepikt hadden ofzo. Het waren niet de gemakkelijkste kinderen vanuit hun opvoeding weet je. Als je ze echter voor jezelf kon winnen dan was je meteen de koning. Ik heb het altijd heel goed gehad met die kinderen. Ik ga nog wel eens met mijn vrouw, kinderen en kleinkinderen terug naar Den Haag. Dan hoor ik nog regelmatig mensen roepen op de trappen van de Bijenkorf: ‘Hé Mees, ken je me nog?‘ Dat zijn dan ex-leerlingen van 40 of 45 jaar oud. Die zeggen dan dat ze in de 4e, 5e of de 6e nog bij mij in de klas hebben gezeten. Oud-leerlingen van de Van Ostadeschool hebben mij natuurlijk vanaf 1980 vanuit die Lagere school steeds kunnen volgen in de pers. Continu ben ik in beeld geweest: op tv bij hen thuis, of via andere media.

Herinnert u die leerlingen nog allemaal?

Ja, ik heb ook leerlingen uit de jaren ’70 die me volgen op Twitter of Instagram. Ze sturen mij dan foto’s uit die tijd. Eén man die nu in Drenthe woont en vroeger al een voetbal-jongetje was, is er erg trots op dat hij bij mij in de klas heeft gezeten. Ik vind het leuk om te zien dat hij nu in Oost-Nederland woont.

Ging orde houden in de klas u goed af?

Ja, makkelijk.

Is het aangeboren dat je overwicht bezit in de klas en op het veld?

Het gaat er om je te kunnen verplaatsen in bijvoorbeeld Turkse kinderen. Dat is belangrijk. Ik ken drie Turkse woorden en daar kom ik de hele wereld mee over. Mensen vinden dat geweldig. Die woorden zijn: kapıyı aç, kapı kapalı en sus. Ik weet zelfs nog de naam van de jongen van wie ik dat geleerd heb: Ahmed Hachti. Die zal nog wel leven. Hij was heel trots dat hij me dat leerde. Als ik nu met een Turkse journalist aan tafel zit of iemand anders uit dat land dan zeg ik tegen hen: ‘ik spreek Turks vriend!’ Dan zeg ik dus de Turkse woorden die ik ken en lachen ze zich een ongeluk. Dat is binnenkomen. Dan is het ijs meteen gebroken. Dat heb ik later doorgezet in Saoedi-Arabië en de Emiraten. Snel een paar lokale dingen oppikken waarmee je binnen kunt komen. Zo kun je effetjes een relatie creëren, al is het maar via oogcontact. Dat helpt.

Heeft u ooit overwogen terug te keren in het onderwijs?

Nee, mijn collega’s en het hoofd van de Van Ostade-school in die tijd zeiden toen ik weg ging in een interview: hij geeft les, maar hij is eigenlijk voetbaltrainer en deed het onderwijs erbij. Dat was natuurlijk wel zo.

Blijkbaar was dat geen probleem.

Nee, mijn collega’s hebben me daar ook altijd bij geholpen. Ze verplaatsten zich daarin en wisten ervan. Als ik een interview had in die tijd ging het altijd over de Van Ostadeschool. Dat was dan reclame voor die school.

In 1973 voetbalde ik nog in de eredivsie bij Excelsior. Dan mocht ik een uur of drie-kwartier eerder weg van het hoofd van de school. Zo kon ik net op tijd zijn voor de training in Rotterdam Woudestein. Tijdens mijn afwezigheid deed een collega dan de tussendeuren open en nam hij twee klassen tegelijk. Iedereen vond dat goed en ze gunden mij dat ook wel. Het mooiste moment was toen er in de rubriekies van Voetbal International viel te lezen: ‘Meester de Mos gaat naar Ajax!’ Het stond in 1980 op de voorpagina. Daar waren ze op school erg trots op. Het was mijn eerste stap in de boze wereld!

~ Paul Prillevitz

Aad de Mos hengelt met Harry Vermeegen

0
Reageren?x
×