Dictators moeten ook eten. Hun maaltijden bereiden ze zelden zelf. Daar hebben ze hun persoonlijke koks voor. Mensen die op hun kookvaardigheden én hun betrouwbaarheid zijn geselecteerd. En die vanuit een bijzondere hoek een inkijk kunnen geven in het leven van de dictator.

‘[…] hij had me aangenomen omdat ik kon koken als voor de blanken.’
Obote moet na een staatsgreep in 1971 het veld moet ruimen voor zijn handlanger generaal Idi Amin. De voormalige Brits-koloniale soldaat grijpt de macht en neemt Obotes paleisstaf over, inclusief de kok. Voor Odera begint een gevaarlijke tijd in de directe omgeving van een van Afrika’s meest beruchte dictators. Amin is een mentaal wat instabiele figuur, die iedereen die hem niet aanstaat laat vermoorden. Over zijn kok is hij erg tevreden en hij beloont hem met geld, auto’s en vrouwen. Maar Amin neemt dat net zo makkelijk weer af en ook de kok moet uiteindelijk door verraad vluchten voor zijn leven.
Vanuit de ooghoeken
De voormalige kok van de Albanese dictator Enver Hoxha is nog steeds bang. Daarom vertelt hij alleen anoniem zijn verhaal aan de Poolse journalist, schrijver en ex-kok Witold Szabłowski. Voor zijn originele boek Aan tafel bij dictators zoekt de Pool de koks van vijf voormalige dictators op: Saddam Hoessein, Idi Amin, Enver Hoxha, Pol Pot en Fidel Castro. Hij vraagt zich af wat de mensen die op de cruciale momenten achter het fornuis stonden ons kunnen vertellen over de geschiedenis. Wat pruttelde er in de pannen toen over het lot van de wereld werd beslist? Wat zagen de koks vanuit hun ooghoeken terwijl ze ervoor waakten dat de rijst niet aanbrandde? Met hen voert Szabłowski gesprekken over hun verleden, hun kookkunsten en hun bazen. Daarnaast interviewt hij andere mensen die onder het bewind van de dictators hebben moeten leven. Zo ontstaat een inkijkje in de geschiedenis van een vijftal naoorlogse dictators van de twintigste eeuw.
Hoxha’s kok wilde eigenlijk automonteur worden. Maar in de marxistische heilstaat Albanië bepaal je niet zelf welk beroep je gaat uitoefenen. Dat doet de communistische partij voor je. En de partij besluit dat hij kok moet worden. Gelukkig voor hem is hij er goed in. Hij kookt voor buitenlandse ingenieurs in Vlorë als hij het bevel krijgt om zich naar een villa te begeven. Het blijkt een van de verblijven van de dictator te zijn. Ook Hoxha is een gevaarlijke man die de dood van duizenden Albanezen op zijn geweten heeft. De honger die zijn isolationistische, paranoïde regime veroorzaakt, gaat natuurlijk aan zijn eigen deur voorbij. Wel moet de kok de nodige trucs uithalen. Want zelfs voor de dictator en zijn vrouw is niet alles meer verkrijgbaar in het arme en afgesloten Albanië.

Koken voor Saddam
Ook de kok van Saddam Hoessein is op zijn hoede. Niet omdat hij nog bang moet zijn voor zijn humeurige oud-werkgever. Maar omdat Irak na diens val is veranderd in een land waar vele andere gevaren op de loer liggen. Abu Ali heeft als soldaat in Noord-Irak tegen de Koerden gevochten en mag daarop een opleiding tot kok volgen. Hij heeft talent en als kok voor het ministerie van Toerisme kookt hij voor buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders. Uiteindelijk wordt hij gevraagd voor Saddam zelf te gaan werken:
‘Of ik Saddams aanbod had kunnen afslaan? Ik weet het niet, maar ik wilde het liever niet proberen.’
Sympathiek aan Saddam is wel dat hij soms zelf kookt en de kok dan ook mag mee-eten. Ali’s maaltijden zijn tot het laatste moment naar de zich voor de Amerikanen verstoppende tiran gebracht.
De kok van een dictator moet niet alleen goed kunnen koken, maar ook zijn chef kunnen ‘lezen’ en weten hoe hij paleisintriges omzeilt. Dat is de bovengenoemde koks aardig gelukt. Zij zijn nog in leven en kunnen hun verhaal vertellen. De liefde van een dictator voor zijn kok gaat door de maag en hoe beter hij kookt, hoe steviger zijn positie is binnen de muren van het presidentiële paleis.
Gevarieerde mix

Anderen werkten uit overtuiging voor hun ‘grote leider’, zoals de Cambodjaanse Yong Moeun, de enige vrouwelijke kok in dit verhaal, die de maag diende van de communistische massamoordenaar Pol Pot. Ze gelooft nog steeds in ‘broeder Matras’, die voor haar de onschuld zelve is. Dat onder Pol Pots bewind twee miljoen Cambodjanen een gruwelijke dood zijn gestorven in de ‘Killing Fields’, lijkt er bij haar niet in te willen. Ook de twee koks van Fidel Castro willen geen kwaad woord horen over ‘el Jefe’, die van Cuba niet bepaald een tropisch arbeidersparadijs heeft gemaakt.
Aan tafel bij dictators is een smakelijk tussendoortje, serieus maar licht verteerbaar. Het verscheen recent bij uitgeverij Nieuw Amsterdam.
Boek: Aan tafel bij dictators – Witold Szabtowski
Ook interessant: Dictators: een Arabische geschiedenis