Dark
Light

Monniken en meesterbrouwers

Auteur:
5 minuten leestijd
Trappistenbier
Trappistenbier

Naast de regel “Ora et Labora”, hetgeen zoveel betekent als ‘bid en werk’, hielden heel wat kloostergemeenschappen er in onze contreien een eerder wereldse hobby op na, namelijk het brouwen van gerstenat.

Lees ook: Bier in cultuur en geschiedenis

Benedictus van Nursia
Benedictus van Nursia
Sommigen hielden het bij trappist, de anderen bij abdijbieren. Eigenlijk is het verschil tussen een trappist en een abdijbier tegelijkertijd flinterdun en hemelsbreed. Eenvoudig gesteld kan men zeggen dat alle trappistbieren abdijbieren zijn, maar niet alle abdijbieren mogen het predicaat trappist voeren.

Voorgeschiedenis

De Trappisten zijn een religieuze orde, waarvan de geschiedenis teruggaat tot de zesde eeuw van de jaartelling, toen Benedictus van Nursia (480-547) zijn kloosterregel, Regula Benedicti, over contemplatie en arbeid begon neer te schrijven in het door hem gestichte Benedictijnenklooster Montecassino in Italië.

Zijn volgelingen zwermden over zowat gans Europa uit, maar onvrede en geloofsperikelen zorgden ervoor dat zich in 1098 zich een aantal monniken onder leiding van Robert van Molesme afscheidden en een nieuwe orde vormden: de Cisterciënzers, genoemd naar hun eerste klooster te Cîteaux in Bourgondië.

Rond het einde van de zestiende eeuw begon het ook in deze orde te rommelen. De commanditaire abt1 Octavo Arnolfini voerde een streng beleid waarbij bijvoorbeeld vlees eten verboden was. Hij en zijn volgelingen werden dan ook ‘abstinenten’ genoemd. Later kreeg deze hervorming bekendheid onder de naam ‘strikte obediëntie’.

Abdij 'Notre dame de la grande'
Abdij ‘Notre dame de la grande’
Vanaf 1664 ontstond onder impuls van abt Armand Jean le Bouthillier de Rancé (1626-1700) binnen de Cisterciënzers de definitieve strekking die de regel van Benedictus zeer streng wou naleven. Zij kregen al heel snel de naam Trappisten, verwijzend naar hun abdij “Notre-Dame de la Grande Trappe” in Normandië. Uiteindelijk erkende Paus Alexander VII (1599-1667) binnen de Cisterciënzers twee observanties, de ‘gewone’ en de ‘strikte’.

In 1892 werd door Paus Leo XIII (1810-1903) een ultieme poging ondernomen om de twee observanties en alle strekkingen binnen de Cisterciënzers te verzoenen, maar de uiteenlopende opvattingen maakten dat onmogelijk.

Gerstenat als lucratieve activiteit

De oudste geschreven verwijzing naar het brouwen van bier in kloosters of abdijen gaat terug tot 820 en voert ons naar de Benedictijnenabdij in het Zwitserse Sankt Gallen. Uit de bouwplannen van de abdij kan uitgemaakt worden dat de monniken toen al beschikten over een mouterij en brouwerij. In de daarop volgende eeuwen verspreidde deze lucratieve bezigheid zich over bijna alle abdijen in Europa, tot hier in 1796 met de Franse revolutie een abrupt einde aan kwam.

Abdij van westmalle
Abdij van westmalle
Het zou verkeerd zijn om te stellen dat de Fransen niet gesteld waren op bier, wel integendeel, maar omdat zij het niet zo hadden op de heersende religieuze opvattingen en de monastieke instellingen in het algemeen, werden deze laatste ontmanteld of de bezittingen en de gronden, waarop de hop werd geteeld, openbaar verkocht, waardoor de bierproductie het natuurlijk zwaar te verduren kreeg.

Wanneer we het dus de dan van vandaag over trappistenbieren hebben, dienen we de link te leggen dat we eigenlijk hiermee het type bier bedoelen van abdijen die na 1796 gesticht of heropgebouwd werden.

De Abdij van Westmalle (her)opgericht in 1804 geniet de eer om als eerste in 1836 bier, lees trappist, te brouwen, gevolgd door Westvleteren, gesticht in 1831 en die hun eerste brouwsel in 1839 op de markt brengen. Later, in 1863, volgden Chimay, nadien Rochefort in 1907, en vervolgens Orval en Achel in 1934. De abdij van Achel stopte haar brouwersactiviteiten in 1914, maar sinds 1998 wordt hier opnieuw trappistenbier gebrouwen.

Logo: Authentic Trappist Product
Logo: Authentic Trappist Product
Al bij al dus zes Belgische trappistenbieren. De “IVT” of Internationale Vereniging voor Trappistenbieren erkent echter zeven trappistenbieren die het logo “Authentic Trappist Product” mogen kleven op hun flesjes. Naast de zes Belgische is er dus ook nog het Nederlandse ‘La Trappe’ van de Noord-Brabantse Abdij Koningshoeven in Berkel-Enschot nabij Tilburg. De Nederlandse lezers van dit artikel zullen het waarschijnlijk waarderen te vernemen dat de brouwerij van de abdij vorig jaar, in 2009, haar 125ste verjaardag vierde. Sindsdien hebben ook heel wat Belgen kennis kunnen maken met deze uitstekende ‘trappist’.

Het “IVT” heeft strikte voorwaarden opgesteld, die bepalen wanneer een bier het predicaat ‘trappist’ mag voeren:

  • Het product moet door of onder toezicht van de kloostergemeenschap worden gebrouwen
  • Het product moet binnen de muren van de abdij worden gebrouwen.
  • Het grootste deel van de winst moet aan sociale werken worden besteed

Door het implementeren van deze drie basisregels vallen echter de facto heel wat abdijen letterlijk en figuurlijk uit de boot en hebben zij geen recht om hun bier op de markt te brengen onder de noemer trappistenbier.

Handige marketingjongens hebben dan ook de term abdijbier bedacht. Abdijbieren zijn dus bieren die wel aan een abdij verbonden zijn, maar niet door de monniken of hun directe medewerkers worden gebrouwen. Vaak wordt door brouwerijen gebruik gemaakt van een oud abdij-recept dat onder licentie en dus weliswaar met toestemming van de betrokken kloosterorde wordt gebrouwen, maar op een volslagen andere locatie.

Abdijbier

Abdij van Westvleteren
Abdij van Westvleteren
Eén van de oudste Belgische abdijbieren is ongetwijfeld Witkap. Het werd door een zekere Hendrik Verlinden tijdens het interbellum gebrouwen te Brasschaat. Verlinden was een tijd lang brouwingenieur geweest bij de paters van de abdij van Westmalle en had daar natuurlijk zijn mosterd vandaan gehaald. Met de stilzwijgende toestemming van de Abdij van Westmalle werd het Witkapbier trouwens zelf een tijd lang verkocht als heus trappistenbier.

Een ander verhaal is dat van Westvleteren. Na de Tweede Wereldoorlog besloot de toenmalige abt van de abdij de bierverkoop te beperken. Alleen na telefonische reservering en in het recht daar tegenover gelegen ‘Café de Vrede’ kun je in principe vandaag nog terecht om trappist van Westvleteren te proeven. In principe, want sommige flesjes van het befaamde brouwsel vinden toch hun weg naar andere drankgelegenheden, waar ze tegen bijna woekerprijzen aan de klanten worden verkocht. De rest van de commerciële productie werd sinds 1946 toevertrouwd aan de brouwerij Sint-Bernardus te Watou en is dus per definitie abdijbier.

De term abdijbier moet echter met de nodige voorzichtigheid benaderd worden. Zo start in 1954 de brouwerij Lootvoet uit Overijse met het brouwen van het bekende Leffe-bier2, genoemd naar een Norbertijnenklooster die ‘sensu strictu’ (in strikte zin) sinds 1793 niet meer bestaat.3 Vanaf 1958 brengt de brouwerij Maes de ‘Grimbergen’ op de markt, eveneens vernoemd naar een Norbertijnenabdij die eigenlijk in 1816 tot aan de grond werd afgebroken.4

De jongste jaren is de situatie nog erger geworden: iedere brouwerij wil wel een graantje meepikken en verwijst omwille van commerciële redenen naar een al dan niet meer bestaande abdij, maar…laat dit geen reden zijn om van al deze heerlijke bieren, zij het met mate, te proeven.

Lees ook: Bier in cultuur en geschiedenis
…en: 1949: “Drink eens wat meer bier!”
Boek: Alle Belgische Bieren

Noten

1 – Een commanditaire abt is iemand die een klooster heeft gekocht, maar die er vrijwel nooit vertoefd, en vaak zelfs geen echte religieuze vorming heeft genoten, dit in tegenstelling tot een reguliere abt.
2 – Het Leffe-bier wordt momenteel verdeeld door ABInBev
3 – De Abdij van Leffe werd in 1793 door de Franse revolutionairen omzeggens volledig verwoest. In 1930 werd het weinige wat overbleef gerestaureerd en werd de voormalige abdij heropgebouwd door de Norbertijnen van Tongerlo.
4 – De Abdij van Grimbergen werd in 1794 door de Fransen opgeheven, de geestelijken verjaagd en uiteindelijk in 1816 met de grond gelijk gemaakt. Enkel de pastorij, boerderij en de toegangspoort bleven gespaard. Een nieuwe Abdij werd enkele jaren later gebouwd en in 1840 plechtig ingewijd.

Oorspronkelijk gepubliceerd op 7 mei 2010

Gepassioneerd door vreemde culturen en de geschiedenis van het vroege neolithicum tot aan onze moderne tijden schrijft Rudi Schrever al verscheidene jaren op regelmatige basis artikelen voor Historiek.net en andere gespecialiseerde vakbladen. Verder is hij bestuurslid van de Geschied- en Heemkundige kring van de Brusselse deelgemeente Laken. [email protected]

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 50.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×