Amos, profeet afkomstig uit de stad Tekoa in de buurt van Bethlehem. Behoort tot een van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament of de Tenach.
De profeet Amos, wiens naam geboren of een last betekent, was een veeboer en moerbeivijgenkweker en werd volgens het bijbelboek Amos uit het Oude Testament in de achtste eeuw voor Christus naar het noordelijke rijk Israël gezonden om daar te profeteren. Hij profeteerde tegen het volk Israël en het huis van Jerobeam II, een Israëlische koning die regeerde van 786 tot 746 voor Christus.
Amos begon met prediken nadat hij visioenen had gezien van naderend onheil als een sprinkhanenplaag, een verterend vuur en een visioen waarin hij de gestalte van God zag die met een paslood de breuken in een muur opnam en constateerde dat deze niet meer te herstellen waren.
Uit het derde visioen dat Amos kreeg bleek dat zijn voorbeden voor het volk het goddelijke raadsbesluit niet meer konden beïnvloeden. De profeet schreef dat Israël zich tegenover God niet kon beroepen op een uitverkiezing:
Amos 9:7 (NBG)
Zijn jullie voor mij soms meer dan de Nubiërs, Israël? – spreekt de HEER. Ik heb jullie uit Egypte weggeleid, maar ook de Filistijnen uit Kreta en de Arameeërs uit Kir.
In het vijfde hoofdstuk van het bijbelboek Amos blijkt duidelijk dat de profeet predikte tegen een overdreven uitbundige levensstijl van de rijken en tegen de onderdrukking van armen.
De prediking van Amos zou slechts enkele dagen in de herfst van 750 of 749 voor Christus geduurd hebben.