Het Amsterdam Museum heeft besloten per direct te stoppen met het gebruik van de term ‘Gouden Eeuw’ als aanduiding voor de zeventiende eeuw, de eeuw waarin de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een grote bloeiperiode doormaakte. Volgens het museum dekt de term de lading van de zeventiende eeuw niet, omdat deze de negatieve kanten van de betreffende eeuw zou negeren.
Het Amsterdamse museum ziet het afstand doen van de term ‘Gouden Eeuw’ als stap om andere perspectieven op het tijdvak mogelijk te maken en “meerstemmig en inclusief” te worden. Tom van der Molen, conservator zeventiende eeuw:
“In de westerse geschiedschrijving neemt de ‘Gouden Eeuw’ een belangrijke plek in die sterk gekoppeld is aan nationale trots, maar positieve associaties met de term zoals voorspoed, vrede, weelde en onschuld dekken de lading van de historische werkelijkheid in deze periode niet. De term negeert de vele negatieve kanten van de zeventiende eeuw als armoede, oorlog, dwangarbeid en mensenhandel.”
Ook zou gebruik van de term er toe bijdragen dat de geschiedenis van de Nederlandse zeventiende eeuw slechts vanuit het perspectief van de machthebbers wordt bezien, waardoor veel verhalen helemaal niet verteld worden. Van der Molen:
“Iedere generatie en elk persoon moet in staat worden gesteld zijn of haar eigen verhaal over de geschiedenis te vormen. De dialoog daarover heeft ruimte nodig, de naam ‘Gouden Eeuw’ beperkt die ruimte.”
Er zijn in het verleden vaker vraagtekens gezet bij het gebruik van de term ‘Gouden Eeuw’. Zo wijst Van der Molen in een essay bijvoorbeeld op de bekende historicus Johan Huizinga die de aanduiding bewust niet gebruikte, toen hij in 1941 een culturele schets van Nederland in de zeventiende eeuw schreef. Aan het eind van het boek legde Huizinga uit waarom:
“Het is de naam Gouden Eeuw zelf die niet deugt. Hij smaakt naar die Aurea Aetas, dat mythologische luilekkerland, dat ons bij Ovidius reeds als scholieren lichtelijk embêteerde. Als ons bloeitijdperk een naam moet hebben, laat het zijn dan naar hout en staal, pik en teer, verf en inkt, durf en vroomheid, geest en fantasie.”
Spanningen
Het begrip ‘Gouden Eeuw’ als benaming voor de zeventiende eeuw werd vanaf begin negentiende eeuw gemeengoed. De gloriedagen van de natie waren voorbij en om toch trots te kunnen zijn, ging men terugkijken. Er verschenen bijvoorbeeld serviezen waarop het verhaal van Nova Zembla werd afgebeeld en de geschiedenis van Hugo de Groot werd weer volop verteld, waardoor er uiteindelijk zelfs drie boekenkisten waren waarin de grote geleerde uit Slot Loevestein zou zijn ontsnapt.
In 2012 werkte het Amsterdam Museum nog mee aan een grote televisieserie van de NTR over de geschiedenis van de Gouden Eeuw. In het museum was toen ook een Gouden Eeuw-tentoonstelling te bewonderen en men werkte mee aan het boek bij de televisieserie. In dat boek wordt ook teruggekeken op het ontstaan van de aanduiding Gouden Eeuw en het groeiende negentiende-eeuwse nationalisme. Zeker nadat de Belgen zich in 1830 hadden losgemaakt van het pas enkele jaren eerder gestichte koninkrijk, groeide in ons land de behoefte aan een indrukwekkend verleden. Iets waarop men wél trots kon zijn. In het boek schrijft men daarover:
“Op het Binnenhof in Den Haag en in Amsterdam werken schilders in opdracht van de koning of van rijke particulieren aan heldengalerijen van het Vaderland. In Amsterdam wordt bovendien het Rijksmuseum opgericht – niet bedoeld voor schatten uit de wereldgeschiedenis, zoals het Louvre, de Hermitage of het British Museum, maar voor de eigen cultuur van het vaderland.”
De Gouden Eeuw was definitief geboren. Gebruik van het begrip zorgde echter al snel voor moeilijkheden. “In de nationale eenheid huist verdeeldheid”, constateerden de auteurs van het boek kernachtig. Een moeilijkheid was bijvoorbeeld de rol van de katholieken. De katholieke emancipatie bracht gelijke rechten en de katholieken besloten de dominante ‘protestantse geschiedenis’ kritisch tegen het licht te houden. Verschillende vragen dienden zich aan. Waren de katholieken onschuldige onderdrukten of collaborateurs? En waren ze inmiddels gelijkwaardige medeburgers?
De huidige tijd kent weer andere vragen en spanningen. Nu wordt bijvoorbeeld steeds meer gesproken over de slavernij in de Gouden Eeuw. Deze discussie is relatief nieuw. Tot zo’n vijftig jaar geleden was het algemene beeld nog dat de slavernij geen wezenlijke rol te spelen had in het verhaal van de zeventiende eeuw. Maar dat is dus veranderd. Ook het besluit van het Amsterdam Museum om de term Gouden Eeuw niet langer te gebruiken, moet in het licht van deze nieuwe discussie worden gezien. Volgens de auteurs van het tentoonstellingsboek volgen de spanningen overigens altijd een vast patroon:
“Eerst is er de ontdekking van een onrecht tegenover een bevolkingsgroep. Na toenemende verontwaardiging volgt een correctie op het geschiedbeeld, die vervolgens ietwat doorslaat, waarna het een paar decennia duurt voordat het stof van de emoties gaat liggen en het beeld in nieuw evenwicht komt. Dat patroon kon ook in de toekomst wel eens zichtbaar blijven, want er zijn nog altijd kanten van de zeventiende eeuw die spanning oproepen.”
Ook interessant: Rijksmuseum wil het niet meer over negers hebben
Boek: De Gouden Eeuw (boek bij gelijknamige TV-Serie)