Vincent van Gogh verkocht bij leven maar één schilderij, De Rode Wijngaard in Montmajour, nu in het Poesjkin Museum in Moskou. Dat doek werd in België gekocht. Door een vrouw: Anna Boch, zelf een kunstenares, maar ook muzikante, verzamelaarster, reizigster en visionair.
“Le travail, c’est ma vie.” (Werken is leven voor mij)
Voor de centen hoefde Anna Boch (1848-1936) evenwel niet te werken. Ze werd in een welgestelde familie nabij La Louvière (Wallonië) geboren. Haar Duitse vader had er een dra welvarende keramiekmanufactuur opgericht. Het serviesgoed van Boch – en van de Franse zusterfabriek Villeroy-Boch – behoort tot het Belgisch collectief geheugen: vooral de borden, kopjes, ontbijtplankjes, eierdopjes, soepterrines… zoals de serie Copenhagen.
Ook Anna ontwerpt haar eigen borden met spreuken. Meestal bedachten en tekenden de arbeidsters van de fabriek de nieuwe ontwerpen, weet Virginie Devillez, de curator van de tentoonstelling Anna Boch:
“Anna Boch had sympathie voor het kleine volk en ze droomde zelf van een simpel leven, zoals dat van landmensen.”
Met haar neus voor ongekend talent vraagt ze ook schilders als Willy Finch om keramiek voor het familiebedrijf te ontwerpen. Zo slaat Anna een brug tussen schone en decoratieve kunsten en speelt ze in op de geest van de Art Nouveau die de hiërarchie tussen schone en decoratieve kunsten doorbreekt.
Thuis naar school
De vooruitstrevende liberale bourgeoisie, het milieu waarin Anna opgroeit, heeft oog voor sociale mistoestanden maar leeft toch een eigen leven. Een meisje uit een betere familie leeft in een beschermde cocon; huisonderricht, wat muzieklessen, wat tekenlessen, wat conversatie aanleren… Maar Anna is gebeten en gedreven door cultuur: ze speelt viool en piano. Later organiseert ze een zangkoor en concerten in haar schildersatelier.
Omdat er geen opleidingen voor meisjes bestaan en kunstonderwijs en academies voor meisjes verboden zijn, krijgt Anna privélessen. Eerst van een andere schilderes Euphrosine Beernaert, later van Isidore Verheyden met wie ze een intense band heeft.
Het is Isidore Verheyden die haar schildert met haar schilderezel op het strand, kijkend naar de zee en de aanrollende golven. Het Pleinairisme – schilderen in open lucht – maakt dan opgang. Dat ‘in de natuur schilderen’ is pas mogelijk dankzij de uitvinding van de verftube, die het omslachtige aanmaken van verf met vermorzelde pigmenten en bindmiddelen overbodig maakt.
Licht(en) & Lucht(en)
Het authentieke daglicht en de schakeringen ervan zijn een essentieel kenmerk van die artistieke tijdstroming, het impressionisme. En het zinderende licht speelt nog meer bij het post-impressionisme en zeker bij het pointillisme, de schildertechniek om op doek puntjes, stippeltjes naast mekaar te zetten en de optische versmelting van kleuren door de toeschouwer te laten uitvoeren. Haar schilderijen wemelen van licht:
“Bij Anna Boch zijn het echter geen puntjes, eerder komma’s.” Virginie Devillez
Dat kleurrijke (post)impressionisme had Anna beter leren kennen op de tentoonstellingen van Les XX (uitgesproken Les Vingt/De Twintigers). Dat kunstgenootschap voor nieuwe, eigentijdse kunst was mede opgericht door haar neef (en jurist) Octave Maus. Anna was er het enige vrouwelijke lid. En dat intrigeerde Vincent Van Gogh die ook bij Les XX tentoonstelde.
Misschien zat er een plannetje in zijn achterhoofd: om zelf aan te pappen met die rijke schilderes? Of om haar broer Eugène te koppelen aan zijn zus?
“Ik schrijf je terwijl ik wacht op Boch, de Belg […]. Hij is al 33 jaar en leeft al 10 jaar in Parijs en op reis. Zijn zus is nog ouder. […] Zijn zus zal misschien een tocht door Holland maken en ik dacht er enigszins aan dat ik het wel graag zou hebben dat onze zus en zij elkaar ontmoeten.” Brief van Vincent aan zijn broer Theo 1888
Le poète/de dichter, zo noemde Vincent Eugène Boch. Het portret van Eugène door Vincent is nu op een tentoonstelling in Oostende te zien:
“Gisteren heb ik nog een dag doorgebracht met die Belg die ook een zus bij de Vingtisten heeft […] Awel, dankzij heb ik uiteindelijk een eerste schilderij gemaakt waar ik allang van droomde: ‘de dichter’. Hij heeft voor me geposeerd. Zijn fijne hoofd met een groene blik steekt in mijn portret af tegen een diepe ultramarijne sterrenhemel. De kledij is een klein geel vestje, een kraag van ongebleekt linnen, een kleurrijke das.” Brief van Vincent aan Theo Van Gogh, 1888
Kunstenaarszielen
Anna kocht zelf twee schilderijen van Vincent Van Gogh: bij leven ‘Les Vignes Rouges’ en nog een tweede ‘La Crau met bloeiende perzikbomen’ na zijn overlijden. Die twee werken verkocht ze na enkele jaren en ze maakte er behoorlijk winst mee; al was dat niet haar opzet. De doeken van Vincent grepen haar zo naar de keel dat ze haar stremden om te schilderen. Meer nog, lonkend naar Vincents canvassen wou ze haar eigen werken vernietigen.
Anna kocht nog meer schilderijen, vaak van nieuwlichters die later grote namen werden. Anna bezat kennis, inzicht en durf – en de nodige centen – om naar eigen smaak kunstwerken te kopen:
“Anna Boch was visionair.” Dominique Savelkoul, directrice MuZEE
In haar grote kunstcollectie – naar schatting 150 à 200 werken – zaten doeken van Signac, Seurat, Gaugin en James Ensor. Een schilderij van laatstgenoemde, La Musique Russe, schonk ze later aan het Museum voor Schone kunsten van Brussel. Ensor was verguld door haar grootmoedige geste. Maar ook armlastige kunstenaars steunde ze door opdrachten te geven.
Als gelijkwaardige aanvaard in artistieke kringen poseert Anna ook zelf: voor Art Nouveau-tekenaar Privat Livemont, voor haar mentor Isidore Verheyden, voor Théo Van Rysselberghe, voor beeldhouwer Godfried Devreese.
Kunstwerken omringden haar. Dat is duidelijk op de foto’s van haar diverse woningen die volgestouwd zijn met schilderijen en beeldhouwwerken. Foto’s waarvoor ze zich zelfbewust in beeld zette.
Huizen als kunstwerken
En woningen heeft de kunstenares wel gehad: van eenvoudige plattelandsstulpjes om te schilderen tot Brusselse stadswoningen. Voor haar huis op de chique Guldenvlieslaan vraagt ze onversaagd de opkomende Art Nouveau-architect Victor Horta, die niet enkel het huis bedenkt, maar ook de schoorsteen met een ingewerkt vrouwenpostuur, de meubels, de tapijten, de glasramen, de kandelaars. Een totaalkunstwerk. Voor een latere woning voorziet ze zelfs een ingebouwd orgel. Dat ze zelf bespeelt.
Haar talent spreekt vooral uit de lichtgevende, zonnige schilderijen die ze maakte van landschappen en de natuur. Levenslustig zijn vele van haar werken: de duinen, de visserstulpjes in Knokke, de landschappen aan de Côte d’Azur, de zee en de indrukwekkende rotsen en kliffen van Bretagne en de vele bloementuinen die ze konterfeitte. Maar ook het Nederlandse landschap dat ze in 1904 aan haar broer beschrijft:
“Ik ben blij met het land waar ik het geluk heb terecht te komen. Het is een ideaal onderwerp om te schilderen en ik bevind me er midden in zonder te hoeven wandelen. Het is Holland in zijn mooie betekenis. Grote moerassen zover het oog reikt – prachtig riet – enz. enz. Er is een overvloed aan keuze en het avondlijke licht is heerlijk. […] Je zou hier een eigen hutje moeten hebben en al je spullen achterlaten. Ik zal informeren naar de prijzen…”
Anna schildert en schildert met een grote daadkracht en doorzettingsvermogen. Haar broer Eugène, ook schilder maar… luier, drijft de spot met haar:
“Anna is altijd bezig met schilderen, ze schildert zelfs een hesp tijdens de vasten.”
En tien dagen later grinnikt hij:
“Anna heeft gedaan met het schilderen van de hesp; ze is zo hard en droog geworden dat zelfs een muis er niet meer kan aan knabbelen.”
De oudste bekende tekeningen en aquarellen zijn schetsen van een vakantie-uitstap naar de Côte d’Azur. Het eerste bundeltje van de zestienjarige kreeg een getekende voorpagina met als opschrift Excursions à Cannes. Nadien – en vooral na de dood van haar beminde Isidore Verheyden – volgen nog meer ‘uitstapjes’ naar Griekenland, Italië, Spaans-Marokko.
“Het is enkel al reizend dat men werkelijk iets leert.”
Flitsend door het leven
Bewegen, bewegen, Anna beweegt voortdurend. Zelfs met een nieuwlichterij, de fiets:
“Ik geniet van mijn fiets. Ik kan er nu alleen op, maar ik stap nog sneller af dan ik zou willen […] Wat er goed aan is, is dat het je hele lichaam verwarmt. Het helpt je slapen, het activeert je spijsvertering, het maakt je ledematen soepel… enz, enz,” Anna aan haar broer Eugène 1891
Ze is zelfs één van de eerste vrouwen die in 1907 een Minerva, hét Belgische automerk van destijds, kocht. Samen met haar broer en vrienden trekken ze erop uit om hun teken- en schildergerief op de meest pittoreske plek uit te pakken en de natuur te beginnen schilderen. Het enthousiasme is zo aanstekelijk dat na een tijdje zelfs de chauffeur begint te schilderen.
De natuur is vooral het thema dat haar ligt:
“Le jardin me donne plus de modèle que je ne puisse manger.” (De tuin is meer model dan voedselvoorziening)
Tuinen die een belangrijk onderdeel van haar leefcultuur zijn. Aan haar huis twisten de rozen en de wilde wingerd om de muren en wentelt de blauwe regen zich om de balustrade.
Om vergankelijke momenten vast te leggen, pratikeert Anna “le Kodak”. Ze legt situaties vast op foto’s. Foto’s die ze zelf ontwikkelt in de donkere kamer die ze in haar huis liet installeren:
“Je moet met de tijd meegaan om jong te blijven.”
Haar woningen waren het decor voor ontvangsten en evenementen. Anna was een gewaardeerde gastvrouw. Op de lundis musicaux (muzikale maandagen) ontmoette de beau monde mekaar, bewonderde de schilderijen en sculpturen, verbaasde zich over de overweldigende hortensiaperken en luisterde naar concerten met het orgel dat Anna liet bouwen of naar een of twee piano’s, een Steinway en een Bechstein.
Een vrouw met stijl
Anna is een vrouw van haar tijd. In 1889 is ze één van de medestichtsters van de Ligue Belge du Droit des Femmes, de vereniging die ijvert voor vrouwenrechten, een jaar nadat juriste Marie Popelin de toegang tot de balie werd ontzegd. De vrouwonvriendelijke tijdsgeest staat zwart-op-wit in een krantenartikel (1894) van de ‘progressieve’ dichter-kunstcriticus Émile Verhaeren over Anna:
“Pourtant à côté de très sérieuses qualités, il manque à l’artiste… de n’être pas homme.” (Edoch naast haar zeer ernstige vaardigheden, ontbreekt het aan de artieste…een man te zijn)
Tot op het allerlaatste blijft ze schilderen. Maar ze is ziek en crisissen van doofheid dwingen haar om de muzikale maandagen stop te zetten. Ze is er het hart van in:
“Ik ben als een oud wrak. Niks lukt nog. Ik ben moe van het vechten.”
En toch schildert ze nog twee grote doeken die mooi gevonden werden. Vol levenslust tot het einde schrijft ze met enige zelfspot:
“Je n’ai pas envie de mourir, mais cela ne peut nuire à ma santé, je pense.” (Ik heb geen zin om te. sterven, maar dat zou mijn gezondheid niet schaden, vermoed ik)
~ Eliane van den ende
Historicus – cultuurjournalist
Een omvangrijke, verzorgde catalogus werd uitgegeven door Hannibal Books.