Arie Theodorus van Deursen (1931-2011) was een groot liefhebber van de schaaksport. Hij leerde zelfs Russisch om de belangrijke schaakliteratuur te kunnen lezen. Lang heeft hij in clubverband geschaakt. Voor schaatsen en andere sporten was zijn belangstelling passief, maar hij volgde ze graag op televisie. Tot vlak voor zijn overlijden hield hij alle uitslagen van de grote wielerronden bij.
Van Deursen gebruikte zijn kennis van het Russisch ook om duizenden brieven te vertalen in het kader van contacten tussen christenen in Nederland en in Rusland. Niet toevallig begint de bundel Een gereformeerde jongen met een door Van Deursen zelf vertaald gedicht van de Rus Jevgenij Aleksandrovitsj Jevtoesjenko. Het heet: Geen mens verdient dat men zijn lot vergeet. De dichter spreekt er van dat alle mensen hun eigen baan volgen, zoals de planeten.
“Als iemand stil en onopvallend leeft,
En in dat kleurloos leven vreugde heeft,
Maakt juist zijn eenvoud hem het kennen waard.
In die gewoonheid ligt zijn eigen aard.”
Dit sluit aan bij Van Deursens overtuiging dat zowel de levenden als de doden door de historicus als naasten moeten worden behandeld. Want zij leven allen voor God. Hij beschouwde dit recht doen overigens niet als een taak van christelijke historici alleen. Ook voor wie staat in de humanistische traditie geldt: werkelijke geschiedenis is deel hebben aan de ervaringen van vorige generaties, weten hoe ze geleefd hebben en waarvoor ze leefden; hun recht doen in hun bedoelingen.
Stil en teruggetrokken
Van Deursen is bijna dertig jaar hoogleraar nieuwe geschiedenis aan de Vrije Universiteit geweest. Voordien werkte hij bij het Bureau der Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis, een voorloper van het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis. De Gouden Eeuw werd zijn handelsmerk. De buitenwereld kende hem als onderzoeker, bestuurder en vooral als begaafd stilist die vele boeken schreef. Maar zijn persoon en achtergronden liet hij liever buiten beeld.
Joke Roelevink en Fred van Lieburg hebben het initiatief genomen om Van Deursen met een bundel te herdenken. Daarin moest het niet gaan om het “laatste woord” over een wetenschapper, maar om een ontmoeting met de mens, de onderzoeker en de docent.
Bijdragen
In negenentwintig korte bijdragen wordt verslag gedaan van ervaringen van de schrijvers met de hoofdpersoon en van de inspiratie die zij aan zijn onderwijs of zijn publicaties hebben ontleend. Behalve naaste medewerkers hebben ook een aantal collegae uit den lande meegewerkt, onder andere Henk Wesseling en Klaas van Berkel. Willem Frijhoff blikt terug op het werk van zijn voorganger.
Oud-leerlingen verdiepen zich in Van Deursen als uitgever van bronnen, als “baas” van een student-assistent, als promotor en als docent. Jeugdvriend Gerard van der Zee tovert ons een beeld voor ogen van het jongetje Van Deursen met een hond aan een touw. Jos Wienen, de burgemeester van Katwijk, laat zien hoe Van Deursen knap zenuwachtig werd toen hij een kamergenoot leek te krijgen in het gemeentehuis waar hij over Katwijk aan het schrijven was.
Van Deursen werd in zijn latere leven ook columnist en cultuurcriticus. Bart Jan Spruyt, Ton van der Schans en Roelof Bisschop richten zich op dit aspect. Fred van Lieburg laat zien hoe Van Deursen zich wel thuisvoelde in rechts-reformatorische wereld, maar zich tevens een buitenstaander bleef voelen. Joke Roelevink laat in het verlengde daarvan zien dat Van Deursen even sterk werd beïnvloed door de gereformeerde traditie van zijn ouders als door de liberale van zijn leermeester Van Winter. Niet voor niets stelde hij beide naast elkaar in de Huizinga-lezing van 1994. Van Deursen paste, zoals ook Gerrit Schutte benadrukt, niet in een hokje. Hij was gewoon zichzelf.
Biografie en bibliografie
De redacteuren van de bundel hebben een korte biografie geschreven, waarin Van Deursen via citaten zelf veelvuldig aan het woord komt. De bibliografie telt 703 afzonderlijke publicaties waaronder ook artikelen voor een breder publiek en in kranten. Op basis hiervan en van het archief van Van Deursen dat naar het Noordhollands Archief in Haarlem zal gaan, kan nader onderzoek worden gedaan naar het werk van “een groot historicus en een erudiet, scherpzinnig en humaan mens” (Henk Wesseling)
~ Joke Roelevink, Huygens ING