Dark
Light

De Galaten – Galliërs verzeild in Klein-Azië (279 v.Chr.-ca. 500 n.Chr.)

Vergeten volkeren. Verloren culturen op de kaart gezet – Philip Matyszak
7 minuten leestijd
Dit beroemde standbeeld, bekend als ‘De stervende Galliër’, verbeeldt in werkelijkheid een Galaat. Het beeld werd vervaardigd ter viering van de overwinningen van Attalus I, leider van Pergamon, op de Galaten in de jaren rond 230 v.Chr. (CC BY-SA 4.0 – Burkhard Mücke – wiki)
Dit beroemde standbeeld, bekend als ‘De stervende Galliër’, verbeeldt in werkelijkheid een Galaat. Het beeld werd vervaardigd ter viering van de overwinningen van Attalus I, leider van Pergamon, op de Galaten in de jaren rond 230 v.Chr. (CC BY-SA 4.0 – Burkhard Mücke – wiki)

Zij die niet bekend zijn met de expansiedrift van de oude Galliërs kijken verbaasd op bij de vaststelling dat het Italiaanse Milaan ooit een Gallische stad is geweest (die in 222 v.Chr. door de Romeinen werd ingenomen). Nog verrassender is dat ook Ankara, de hoofdstad van het moderne Turkije, ooit Gallisch is geweest. Sterker nog, de hoogvlakten van Centraal-Anatolië vormden ooit de kern van de Galatische staat – een buitenpost van Keltische strijders op grote afstand van hun Gallische geboortegrond.

Een onverwachte reis

Een marmeren hoofd van een Galatische krijger. Omdat de Grieken uit Klein-Azië zo trots waren op hun overwinningen op deze woeste strijders, herdachten ze die vaak in beeldhouwwerken.
Een marmeren hoofd van een Galatische krijger. Omdat de Grieken uit Klein-Azië zo trots waren op hun overwinningen op deze woeste strijders, herdachten ze die vaak in beeldhouwwerken. (Publiek domein/wiki)
Het relaas over hoe de Galaten – wier naam in het lokale dialect simpelweg ‘Galliërs’ betekent – in Centraal-Anatolië eindigden, kent vele kronkels. Het begon ermee dat de Gallische heerser Brennus meende dat het erg lang geleden was dat er barbaarse invallen diep in Griekenland hadden plaatsgevonden. Daaruit leidde hij af dat er op plekken zoals Delphi inmiddels een flinke hoeveelheid schatten als offergaven moesten zijn opgehoopt: buitenkansjes voor een stel ondernemende krijgers.

Dienovereenkomstig leidde Brennus in 281 v.Chr. een aanzienlijk leger richting het oosten. Veel strijders namen echtgenotes en vee mee, voor het geval ze op hun tocht een acceptabele plek om zich te vestigen tegenkwamen. Doordat de verschillende motieven van de ‘kolonisten’ en ‘rovers’ ten slotte niet meer bleken overeen te stemmen, splitste het leger zich in 279 v.Chr. op. De ‘kolonisten’ trokken oostwaarts door Thracië. Brennus vervolgde zijn tocht richting Delphi, waar zijn grootschalige raid op een ramp uitliep, aangezien de Grieken zich onverwacht vastberaden toonden de schatten te behouden.

Aanvankelijk kenden de reizigers richting het oosten meer geluk, want de opgeschrikte Macedoniërs hadden niet gerekend op een massale invasie van een volk afkomstig uit een half continent verderop. Maar als de Macedoniërs iets gewend waren, dan was het wel het afslaan van barbaarse invallen. Met Illyriërs aan hun westgrens, Scythen in het oosten en Germaanse stammen aan de Donau in het noorden waren de Macedoniërs uiterst geoefend in de verdediging van hun thuisland. De Galliërs werden spoedig uit Macedonië verdreven, waarna ze even in dubio stonden over hun volgende stap.

Op zoek naar een nieuw thuis

De redding kwam in de vorm van Nicomedes van Bithynië, heerser van een onlangs afgescheiden koninkrijk in het noordwesten van Klein-Azië. Nicomedes was verwikkeld in een gewelddadig conflict met zijn broer over de troonopvolging, en hij nodigde de Galliërs in Klein-Azië uit om hem bij te staan. Zelfs onder het smaldeel ‘kolonisten’ konden de Galliërs zo’n 10.000 woeste krijgers op de been brengen – en dat bleek ruimschoots voldoende om Nicomedes in 278 v.Chr. op de troon te helpen. Het nieuwe probleem dat zich voordeed, was wat er moest gebeuren met de Galliërs nu ze niet langer nodig waren.

Galatië op de kaart
Galatië op de kaart. (CC BY-SA 3.0 – QuartierLatin1968 – wiki)
Een tijdlang slingerden de Galliërs als een sloopkogel door Anatolië heen en weer. Ze plunderden hele gebieden en eisten losgelden van grote steden. Uiteindelijk vond de Seleucidische koning Antiochus I, in ieder geval in naam de toenmalige suzerein van Klein-Azië, de Galliërs dusdanig lastig dat hij het tijd achtte wat aan hun aanwezigheid te doen (alhoewel het Seleucidische koninkrijk ook elders in de problemen zat). Toch slaagde hij daarin, ten dele omdat zijn leger over olifanten beschikte. De Galliërs hadden nooit eerder zulke kolossale dieren gezien en hadden niet het flauwste benul hoe die te bedwingen. Nadat de olifanten een- of tweemaal door de hechte rangen van doodsbenauwde krijgers waren gestampt, sloegen de Galliërs in blinde paniek op de vlucht.

Ze trokken zich terug op de Anatolische hoogvlakten, waar het voor Antiochus te veel gedoe was om hen te verjagen. Aldus kregen de geplaagde Gallische stamleden de gelegenheid om de inheemse Frygiërs te onderwerpen en zich te vestigen in wat voor lange tijd hun thuisland Galatië zou worden. De Galaten zette de Frygische stamhoofden af, maar lieten de gewone Frygiërs goeddeels met rust. Ook de grote steden lieten ze ongemoeid, ofschoon ze nieuwe bestuurders installeerden. Zelf vestigden de Galaten zich in boerderijen en dorpen in landelijk gebied, waar ze zich opmerkelijk bedreven betoonden in het bewerken van de zo droge, onherbergzame Anatolische binnenlanden.

Leven in Klein-Azië

‘De Galaten verhuurden zich zonder scrupules aan de hoogste bieder’

De Galaten bestonden uit drie stammen: de Tolistobogii, de Trocmi en de Tectosagen. Daarvan was de laatstgenoemde het grootst en het machtigst. Elke stam werd geregeerd door een eigen heerser, die de Grieken tetrarchen noemden (wat doorgaans een van vier heersers betekent). Algauw hadden de Galaten hun traditionele gewoonten van plunderen en oorlog voeren weer opgepakt. Ze kregen al snel in de gaten dat het onderlinge geschermutsel een stuk minder loonde dan het bekampen van de buurvolkeren. Klein-Azië onttrok zich langzaam aan de Seleucidische invloedssfeer, en de regionale politiek was rommelig en gewelddadig.

De Galaten verhuurden zich zonder scrupules aan de hoogste bieder – en als het lagere bod toch hoog genoeg was, hadden ze er ook geen bezwaar tegen aan beide kanten mee te vechten. Aangezien plaatselijke legers vaak te druk waren met onderlinge oorlogvoering om hun eigen grondgebied afdoende te beschermen, zagen de Galaten herhaaldelijk kans om lucratieve strooptochten in Frygië en Kappadocië op touw te zetten.

Buste van Attalus I
Buste van Attalus I (CC BY-SA 3.0 – Magnus Manske – wiki)
In Klein-Azië kwam het tot een krachtmeting tussen een verbond onder aanvoering van Attalus I (h. 241-197 v.Chr.), de afgescheiden koning van Pergamon, en de Seleuciden, die nog altijd meenden dat Anatolië hun toebehoorde. De Galaten vochten mee aan de zijde van de Seleuciden, maar dat bleek een ongelukkige keuze. In 230 v.Chr. mocht Attalus victorie kraaien. Daarmee werd zijn koninkrijk onafhankelijk, aangezien de Seleuciden en hun Galatische bondgenoten definitief waren verslagen. (Rond deze tijd werd het beroemde beeld van ‘De stervende Galliër’ geschapen (zie afbeelding opening). Het werd een van de iconische beeldhouwwerken van de oudheid, waarvan vele kopieën werden gemaakt.)

Galaten en Romeinen

Toen in 189 v.Chr. een nieuwe speler het toneel betrad, werden de Galaten opnieuw de regionale politiek in gezogen. Dit betrof de opkomende macht Rome, dat zich verbond met Pergamon in hun strijd tegen de Seleuciden. Opnieuw kozen de Galaten de kant van de Seleuciden, en opnieuw bleek dat verkeerd gegokt. De Galaten markeerden het eeuwfeest van hun aankomst in Klein-Azië door in twee veldslagen klop te krijgen van de Romeinse legioenen – de tweede vond plaats net buiten Ancyra (Ankara). Er wordt vermeld dat er voorafgaand aan de slag 50.000 Galatische krijgers aanwezig waren (een aantal dat die middag rap zou afnemen). Niettemin laat dit cijfer zien dat de Galatische macht sinds hun aankomst in Klein-Azië vijf keer zo groot was geworden.

De nederlaag tegen de Romeinen noopte de Galaten tot een verzoek om vrede. Nadien waren ze meestentijds ondergeschikt aan Rome. In de daaropvolgende eeuw bleek dit vanwege de opkomst van Mithridates VI van Pontus (h. 120-63 v.Chr.) nog helemaal niet zo’n verkeerde situatie. Mithridates was een van de meeste capabele en ambitieuze persoonlijkheden die ooit in Klein-Azië het historisch podium op stapte. Weldra probeerde hij de politieke macht over Bithynië en Kappadocië in handen te krijgen. Daartegen maakten de Romeinen natuurlijk bezwaar, en in de oorlog die volgde vonden hun Galatische bondgenoten zichzelf dan eindelijk eens terug in het winnende kamp. Na de verovering van Pontus in 64 v.Chr. was Galatië in ieder geval in naam nog altijd een onafhankelijke staat.

Pompeius
Pompeius
Op dat moment deed de leider van de Tolistobogii, Deiotarus, een geslaagde greep naar de macht: hij zette zijn medeheersers af om als enige koning over de Galaten te heersen. Onder Deiotarus vielen de Galaten terug in oude patronen. Zo stonden ze aan de verkeerde kant van de streep in de Romeinse burgeroorlog tussen Pompeius en Julius Caesar. In 47 v.Chr. moest Deiotarus rekenschap over zijn acties komen afleggen aan de zegevierende Caesar. Cicero schreef een toespraak ter verdediging van Deiotarus. Dat zal hebben geholpen, want hij overleefde en behield zijn koninkrijk. Na de moord op Caesar in 44 v.Chr. schaarde Deiotarus zich met de Galaten onverwijld achter de moordenaars. Gelukkig besefte de koning op het laatste nippertje dat dit opnieuw verkeerd ging uitpakken en wisselde hij handig van kamp. Hij overleed enkele jaren later, in 40 v.Chr., op eerbiedwaardige oude leeftijd en met zijn koninkrijk intact.

De laatste koning van Galatië was Amyntas, die in 36 v.Chr. de scepter overnam. Amyntas was vastbesloten zijn koninkrijk uit te breiden. In zijn volhardende pogingen doodde hij de vorst van een naburig staatje. Daarop liet de wraakzuchtige weduwe een geslaagde hinderlaag leggen, waarna met het leven van Amyntas ook dat van het Galatische koninkrijk ten einde kwam. Niet lang daarna maakte Augustus, de nieuwe keizer van Rome, van Galatia een Romeinse provincie.

Tevreden legden de Galaten zich neer bij hun status als Romeinse onderdanen. Ze maakten hun hang tot oorlogvoering nuttig door als soldaten in de legioenen te dienen – Legio XXII bestond vooral uit Galaten en werd naar hun voormalige koning het ‘Deiotariana’ genoemd.

Het Galatische volk werd geleidelijk gehelleniseerd en opgeslokt door de inheemse bevolking. Naar verluidt spraken de Galaten nog in 420 n.Chr. een variant van het Gallisch die in Gallië begrepen werd. Niet lang daarna verdwenen ze echter voorgoed uit de historische bronnen.

Echo’s van de toekomst

Vergeten volkeren
Vergeten volkeren – Philip Matyszak
Toen Paulus het evangelie onder de niet-Joden ging verkondigen, voerde een van zijn eerste missies hem naar het eerste-eeuwse Galatia. Paulus stichtte een aantal kerken en drukte de Galaten vervolgens in een strenge brief op het hart om niet af te dwalen van de doctrines die hij hun had bijgebracht.

De ‘Brief aan de Galaten’ is een van de belangrijkste documenten in het christendom, aangezien het uiteenzette hoe niet-Joden christelijk konden worden. Zo hoefden bekeerlingen niet te voldoen aan een aantal voorwaarden uit de wetten van Mozes, waarmee ze feitelijk Joden zouden zijn geworden. Daarmee fungeerde deze brief als een blauwdruk voor bekering, die eerst in het Romeinse Rijk en later door een aanzienlijk deel van de wereldbevolking zou worden overgenomen.

Boek: Vergeten volkeren – Philip Matyszak

Fragment uit het boek Vergeten volkeren (Omniboek), waarin Philip Matyszak veertig vergeten volkeren uit de oudheid beschrijft.
×