Beatrix Potter (1866-1943) verkocht meer dan 250 miljoen boeken wereldwijd. Haar 28 verhalen voor kinderen behoren daarmee tot de meest gelezen uitgaves. Maar behalve auteur en illustrator van kinderboeken was Beatrix Potter nog veel meer. Ze was een gewiekste zakenvrouw, een onconventionele en toch conservatieve dame in het Victoriaanse Engeland. Op het hoogtepunt van haar roem trok ze zich terug in het landelijke Lake District in het Noorden van Engeland en werd er landbouwster en schapenfokster. Een behoorlijk ambivalente vrouw.
I am a Dissenter. (Ik ben een dissidente)
Daarmee bedoelde Beatrix Potter niet enkel haar salty character, haar eigenwijs temperament maar wel de religieuze stroming waartoe haar familie behoorde. Zowel langs vaders als langs moeders kant waren ze Unitarians, een eerder ‘puriteinse’ protestantse afsplitsing die zich afkeerde van de (officiële) Anglicaanse kerk. Unitarians waren inderdaad rebelser, maar wel pragmatisch gericht op zelfreflectie, op wetenschap, onderwijs en kunst, vooral als volksverheffing en liefdadigheid voor de lagere sociale klassen.
Nooddruftig was de familie Potter niet: vader Rupert was een zakenadvocaat, maar of hij veel dossiers heeft behandeld, is maar de vraag. Elke namiddag trok hij naar zijn club voor de kranten, de sociale contacten en omdat het zo hoort. Grootvader Edmund Potter, van bescheiden komaf, verwierf een fortuin met calico, bedrukt katoen dat erg gegeerd was in de negentiende eeuw. Later werd hij liberaal parlementslid. Ook grootvader Leech langs moederskant was een bemiddelde textielhandelaar en katoenproducent.
Een huiselijke dierentuin
Eens fortuin gemaakt, verlaat de familie de streek van Manchester om zich in Londen te vestigen. Daar, in Kensington, toen een nog rurale buitenwijk, nu een chique buurt, wordt Beatrix geboren en zal ze 47 jaar blijven. My unloved birthplace (mijn ongeliefde geboorteplek) noemt ze het statige herenhuis. Met lede ogen ziet ze de boomgaarden in de buurt plaats ruimen voor meer woningen van standing. Beatrix voelt zich er niet op haar gemak:
Ik ben geen stadsmuis, ik ben een muis van het buitenleven.
Het is ook een saai leven: opgesloten in de kinderkamers op de derde verdieping en eens per dag een wandelingetje met de nanny in het park. Het meisje leidt een eenzaam leven, beperkt in haar doen en laten en de strikte sociale conventies. Veel vrienden zal ze nooit hebben. Misschien daarom dat ze haar eenzaamheid balsemt met haar creativiteit. En met het buitenleven dat ze naar binnen zeult. De kinderkamer krijgt nieuwe logés: de slang Sally, de salamander Judy, de kikker Punch, de egel Mr Tiggy-Winkle die op haar knie kruipt, de reuzekonijnen Benjamin Bouncer en Benjamin Pipper, motten, vlinders, vleermuizen, vogeleieren, schelpen… Tamme muizen ook, maar Beatrix verkiest wilde muizen te temmen, zoals Hunca Munca.
Beatrix en haar jongere broertje Bertram leven in symbiose met hun ‘vriendjes’. Maar als een van hun ‘gasten’ overlijdt, wordt het kadaver – zonder veel poespas – gekookt en de beenderen gemeten en nauwgezet in een lade opgeborgen. Hoewel er soms een schuif naar beneden tottert…
Geen school voor meisjes
Die gekoesterde wezens houden Beatrix gezelschap als haar broer naar een kostschool wordt gestuurd. Zelf krijgt ze enkel onderwijs van gouvernantes en privéleraressen: geometrie, geologie, Latijn, Frans, Duits… Een echte opleiding kreeg een meisje uit haar milieu niet. Niet dat Beatrix dat betreurt:
Een geluk dat mijn opvoeding verwaarloosd werd; een meer formele opvoeding zou de originaliteit hebben gefnuikt.
Plastische opvoeding krijgt ze ook. Een beetje, want Beatrix lijkt vooral door observatie zichzelf te hebben leren tekenen en schilderen. Wanneer ze later lessen olieverf schilderen gaat volgen, mokt ze omdat de lerares haar in een bepaalde richting dwingt en dat is niet naar haar zin:
Schilderen is lastig om te onderwijzen, behalve dan voor de details van de techniek. Indien jij en je leraar vastbesloten zijn om naar natuur en kunst te kijken vanuit twee verschillende standpunten, dan loopt het zeker vast.
Zo ontwikkelde Beatrix zelf met een droge borsteltechniek verfijnde aquarellen. Frenetiek tekent en schildert ze. Overal en alles, erkent ze zelf:
An irresistible desire to copy any beautiful object which strikes the eye. (een onweerstaanbare drang om gelijk wel prachtig object dat haar in het oog sprong, te kopiëren)
I cannot rest, I must draw, however poor the result, and when I have a bad time come over me it is a stronger desire than ever. (ik kan niet rusten, ik moet tekenen, ook al is het resultaat maar povertjes. Als ik me beroerd voel, is de drang sterker dan ooit.)
Haar beeldend talent heeft ze niet van vreemden: haar grootvader was oprichter van de Design Hogeschool in Manchester. Van haar moeder erft ze de doos met waterverf. Haar vader tekende en schilderde ook behoorlijk in zijn jonge jaren. Zijn karikaturen tonen al dieren met menselijke kenmerken: een eend met een muts, een beer in redingote…
Fotografie, de nieuwe mode voor welgestelden
Tijdens de veelvuldige familievakanties krijgt Beatrix de tijd en de ruimte om te schetsen en te schilderen. In het voorjaar trekt de familie naar zee want het Londense huis behoeft een lenteschoonmaak en de bewoners lopen dan in de weg. In de zomer verkast het gezin – met alle huisdieren, zoals de egel in een mandje – naar het frissere noorden, naar een luxueus vakantiehuis in Schotland of in het Lake District. Daar kan Beatrix haar hart ophalen en heeft ze meer contact met haar vader. Rupert Potter is immers een fervente fotograaf en Beatrix is zijn geliefkoosd model. Dat is geduld oefenen en een tijdje niet bewegen want de toenmalige fotografie was een langzaam proces. Later krijgt Beatrix zelfs een fototoestel van haar vader. Toen was het nog een zware houten box. Beatrix meldt ironisch:
A most inconveniently heavy article… which has been breaking my back since I took to that profession. (Een hoogst oncomfortabel zwart object. Ik brak bijna mijn rug om dat toestel te verslepen en te dragen.)
Ook in Londen betrekt vader Potter zijn dochter bij zijn artistieke interesses: hij neemt haar mee naar musea en galerijen. Beatrix kijkt haar ogen uit: Van Dyck, Constable… en geeft zelfs kunstkritisch commentaar op de schilderijen. Ontzettend veel houdt ze van Ophelia, het doek van de prerafaëlitische schilder John Everett Millais; Ophelia, de heldin uit het stuk van Shakespeare die dood in het water drijft, te midden van het groen. Schilder Millais woonde in de buurt en was bevriend met Rupert Potter die voor hem – als inspiratiebron en als compositiehulp – foto’s maakte.
Ziek, ongelukkig en ontzettend nieuwsgierig
Ondanks al die artistieke en natuurhistorische ontdekkingen is Beatrix niet gelukkig: ze is eenzaam maar ook vaak ziek. De Londense pollutie – de beruchte smog – doet haar geen goed maar ze is ook onderhevig aan die negentiende-eeuwse, Victoriaanse ‘neurasthenie’ en het gevoel van nutteloze leegheid voor veel vrouwen. Soms is ze gedurende weken bedlegerig en vermoedelijk door een aanval van reumatische koorts verliest ze haar haar. Haar knielange, dikke haarvacht wordt gekortwiekt tot een jongenskopje. Tot op latere leeftijd heeft ze kale plekken op haar hoofd die ze verbergt onder een onflatteus hoedje.
Want elegantie staat niet in Beatrix’ woordenboek: ze draagt een comfortabele rok die het stappen niet belet, praktische laarsjes en altijd een paraplu. Daarmee gaat ze op stap. Altijd met een chaperonne want het is ongehoord dat een jonge vrouw zich alleen in het ‘stadsleven’ zou wagen. Ze wordt altijd ‘begeleid’ ook als ze opzoekingen doet in het nabijgelegen Victoria & Albert, het Natuurhistorisch Museum of in de Kew Gardens.
Want niet enkel dieren boeien haar, ook fossielen en zeker paddenstoelen. Van die ‘fungi’ bestaan nog schitterende aquarellen van Beatrix’ hand. Ze was er zo door gefascineerd dat ze als een volwaardige mycologe op zoek ging naar hun verspreidingsmethodes.
Hoe werken sporen van planten? Hoe reproduceren ze zichzelf? Ze duikt in de wetenschappelijke publicaties van die tijd en vindt ze onafdoende. Dus ontwikkelde ze een eigen theorie van symbiose die stelt dat organismes mekaar nodig hebben om te overleven. Recent ontdekte men dat bomen en champignons inderdaad onderling ‘communiceren’ en zo overleven. De thesis van Beatrix On the Germination of the Spores of the Agaricineae [gilled fungi] wordt in 1897 aan het Linnaean Genootschap voorgelegd maar door een… man, haar oom en niet in haar naam. Jaren later blijkt haar hypothese dus correct.
Dagboeken en brieven
Intussen voelt Beatrix zich alsmaar meer gegijzeld in het Londense huis, door de sociale controle en door haar familie. Vooral haar moeder die haar opeist om het huishouden met meiden, butler, kokkin… en de vele vakanties te organiseren. Haar moeder die ze the enemy (de vijand) noemt. Wel in haar geheim dagboek. Aan die persoonlijke verslagen is ze al heel jong begonnen: in een gecodeerde taal en in een minuscuul ‘muizengeschrift’.
Niemand zal dit ooit lezen.
En toch: tien jaar na haar overlijden worden die dagboekjes in een lade gevonden. Het duurt wel jaren voor ze ontcijferd zijn.
Schrijven heeft Beatrix altijd wel ijverig gedaan: ze schrijft talloze brieven naar de kinderen van haar voormalige gouvernante. Brieven die ze ook met tekeningetjes illustreert. Het is die voormalige lerares die Beatrix suggereert om de verhalen te ontwikkelen, er mooie illustraties bij te voegen en zo kinderboeken te maken. Het zou wat centen kunnen opbrengen.
Beatrix is immers afhankelijk van haar ouders. Voor elke persoonlijke uitgave, voor elk boek, voor wat verf moest ze geld bedelen. Over geen eigen inkomsten beschikken stoorde haar mateloos. Met Kerstmis, een religieus feest dat niet zo gevierd werd bij de Unitarians, en voor de jaarwende tekende ze wenskaartjes die ze naar familie en kennissen stuurde. Die kaartjes laten drukken en verkopen was haar eerste ‘commerciële’ actie. Haar eerste geschilderde wensen werden gedrukt in 1890 door Hildesheimer and Faulkner. Die sympathieke kaartjes met ‘vermenselijkte’ dieren krijgen veel bijval.
Flopsy & Mopsy
Dat wordt de sleutel voor de latere kleine boekjes. Hoewel kinderboeken in die Victoriaanse tijd in de mode zijn, heeft Beatrix het moeilijk om een uitgever te vinden. Haar dummy’s worden teruggestuurd. Dus besluit ze een boekje in eigen beheer uit te geven en te verdelen onder kennissen en vrienden. Haar kleine boekjes, ideaal voor kinderhandjes, zijn een succes.
Uiteindelijk – met de tussenkomst van een vriend-pastor – vindt ze een uitgever bereid om een eerste kinderboek uit te geven. Frederick Warne & Co is de tweede generatie uitgevers van onder meer kinderboeken. De jongste van de broers, Norman Warne, begeleidt het productieproces: de kleuren van de illustraties, de omvang van de boekjes, de verkoop, de prijs die Beatrix absoluut laag wil houden zodat meer kinderen het kunnen aanschaffen, desnoods met hun zakgeld…
Little rabbits cannot afford to spend 6 shillings on one book, and would never buy it. (Kleine konijntjes kunnen zich geen 6 shillings veroorloven voor een boek en zullen het dus nooit kopen).
In 1902 komt het eerste Beatrix Potterboekje op de markt: The Tale of Peter Rabbit:
Er waren eens vier konijntjes Flopsy, Mopsy, Katoenstaart en Pieter. Ze leefden met hun moeder in een zandbank.
Zo start het eerste verhaal van Pieter Konijn, die de raad van zijn moeder om zich niet in de (moes)tuin van Meneer McGregor te wagen in de wind slaat. Het is vader Konijn slecht bekomen; hij eindigde in de… pastei van Mevrouw McGregor. Pieter is echter een eigengereid beestje en ei zo na eindigt het verkeerd voor hem en zijn blauwe jasje.
Het konijn Pieter is geïnspireerd op haar eigen konijn Peter Piper dat gewoon bij haar op haar kamer woont. Het boekje is een onmiddellijk succes. De kleine boekjes met olijke kinderverhaaltjes volgen mekaar op, zowat twee per jaar. Ook vertalingen zien het daglicht en de eerste is in… het Nederlands. In 1912 verschijnt immers de vertaling van de domme eend Jemima Puddle-Duck (Kwakkel Waggel-Eend) waarvoor Beatrix nieuwe tekeningen maakte. De Franse vertaling schoot niet op. Beatrix die blijkbaar een gedegen kennis van het Frans bezat, vindt de Franse vertaling too British en merkt grammaticale en tekstuele fouten op. Een groter probleem is dat door een vergetelheid haar auteursrechten in de Verenigde Staten niet beschermd zijn en volop plagiaat-kopijen van haar werk verschijnen. Dat betekent een ferm verlies van inkomen.
Merchandising, toen al
En Beatrix is bij de pinken als het op financiële zaken aankomt. Haar vader moet dan wel haar contract met de uitgevers tekenen want een vrouw is daartoe wettelijk ‘niet bekwaam’. Maar Beatrix heeft wel een neus voor zaken. Al in 1903 bedenkt ze een speelgoedpop van Peter Rabbit en deponeert ze een patent. Ze is woest over de goedkope pluche dieren die vanuit Duitsland de Engelse markt overspoelen. In tegenstelling tot haar grootvader die als liberaal parlementslid voor de Free Trade (vrije markt) ijverde, zet Beatrix zich in voor het protectionisme van de Britse markt en de industrie. Ze ontwerpt affiches tegen die vrije markt die ze laat drukken en ruim probeert te verspreiden.
Toch belet het haar niet om de merchandising van haar bedenksels te ontwikkelen: ze ontwerpt niet enkel knuffels maar ook behangpapier voor kinderkamers, tekenboeken, bordspelletjes, beeldjes, babydekentjes, porseleinen theeserviezen… Het levert haar een ferme spaarpot op.
De liefde
Maar het leven is geen sprookje. Met Norman Warne, de jongste broer van de uitgeversfamilie, bouwde Beatrix gestaag een vertrouwensband op. De vriendschap wordt liefde en Norman, een paar jaar jonger, vraagt Beatrix ten huwelijk. Ze is dan bijna veertig jaar. Maar haar ouders zijn fel gekant tegen die alliantie. Vooral haar moeder die van mening is dat Beatrix onder haar stand huwt: een man die handel drijft! Terwijl moeder Helen zelf uit een familie van textielhandelaren afstamt, maar dat is ze blijkbaar vergeten. Beatrix is koppig en ze drijft haar wil door. Het noodlot slaat echter toe en Norman overlijdt – luttele weken na het aanzoek – aan acute leukemie. Beatrix is ‘van de hand Gods’ geslagen.
Toch laat ze het hoofd niet hangen: ze blijft nog jaren kinderboeken en kleurprenten uitgeven bij Warne & Co. En ze probeert haar tomeloos verdriet te vergeten met een nieuw project. In het noordelijke Lake district, in Sawrey, heeft ze een oude boerderij Top Hill Farm met landerijen gekocht. De renovatiewerken kanaliseren haar gedachten. Ze blijft evenwel haar leven lang met de zus van Norman corresponderen. Het graf van Norman bezoekt ze jaarlijks en ze plant er ook bloemen en struikjes.
Thuiskomen in de natuur
Planten die ze soms uit het Noorden meebrengt. Want daar ligt haar hart. Ze probeert er zoveel mogelijk naartoe te reizen maar haar moeder legt voortdurend beslag op haar: Beatrix moet het Londense huis(houden) blijven runnen. Het Londen waar ze vaak ziek is.
Desalniettemin blijft Beatrix kinderboeken produceren en nieuwe cottages en gronden in het Noorden aankopen. De wisselwerking tussen haar dierenvertelsels en het Lake District sijpelt door in haar productie: de deur in een cottage wordt getekend in een boek, de kachel waarop Moeder Poes kookt, sluipt in een verhaal, de prachtige natuur met al haar kleuren wordt opgeslagen in aquarellen, maar ook alle landelijke meubels en snuisterijen die Beatrix op veilingen koopt. Zelfs oude ijzeren voorwerpen van de rondreizende gemeenschappen boeien haar en die respecteren haar want in de streektaal betekent ‘Potter’ een gipsy (zigeuner).
Beatrix wil de historiek bewaren; ze wil geen hedendaagse meubelen en gebruiksvoorwerpen in haar huis. Het moet authentiek zijn, zover dat ze zelfs geen elektriciteit wil installeren. De regio en de gebruiken dienen bewaard te worden. Dus verzet ze zich tegen de verkaveling van gronden en de bouw van nieuwe huizen, tegen goedkoop toerisme, tegen de aanleg van spoorwegen, de bouw van een vliegtuigfabriek… Daarom koopt en koopt en koopt ze. Daarbij wordt ze geholpen door een plaatselijke advocaat, William Heelis. Hij wordt haar nieuwe levenspartner. Ook al verzet haar moeder zich tegen – alweer – een mindere partij. Want een plattelandsjurist heeft niet de status van een advocaat in de hoofdstad. Toch drijft de dan bijna vijftigjarige Beatrix haar zin door. Want de ultieme bestemming van een vrouw is een huwelijk, meent ze.
Onconventioneel, excentriek en conservatief
Nee, een feministe is de eigengereide Beatrix Potter niet. Aan suffragettes heeft ze een hekel en vrouwenbelangen interesseren haar niet. Ze is woest als ze wordt aangeschreven als Miss Potter en niet als Mevrouw Heelis. En Béatrice kan al helemaal niet want Béatrice Potter is een socialistische feministe waarmee ze geen uitstaans wil hebben.
Dat betekent niet dat Beatrix Potter niet haar mannetje kan staan. Ze beheert haar landerijen; ze voedt zelf haar dieren (als ze in Sawrey is); ze begeleidt persoonlijk de renovatiewerken van haar eigendommen en maakt ruzie met de loodgieter; ze kijkt toe op de afbakeningen van haar weides en ze kweekt zelf schapen. De Herdwick-schapen zijn een met uitsterven bedreigde soort, een typisch oud ras van de streek. Met hun dikke, grijs-blauwe vacht zijn ze uitstekend bestand tegen de harde winters van het noorden en ze leveren een mooie tweedstof. Beatrix kijkt toe op hun kweek en neemt zelfs deel aan ‘schoonheidswedstrijden’ voor schapen.
Dat buitenleven, haar slabakkend gezichtsvermogen maar vermoedelijk ook haar slinkende interesse verminderen haar schrijf- en tekenproductie. De laatste ‘Beatrix Potter’-boeken zijn een samenraapsel van oude tekeningen en herwerkte verhaaltjes.
Even gedreven als voor haar kinderboeken zet Beatrix zich tijdens haar laatste jaren in voor de plaatselijke gemeenschap, voor de bescherming van oude gebruiken, objecten en vooral voor de natuur in de regio van de Noord-Engelse meren. Daar, in Sawrey, begeeft haar hart het. Haar dierbare partner William zorgt ervoor dat haar wil wordt gerespecteerd: de National Trust erft al haar bezittingen: zowat 15 boerderijen, meerdere cottages en meer dan 1600 hectare land. Een van de grootste donaties en dat gebied is intussen Werelderfgoed van UNESCO.
Trailer van een film over Beatrix Potter uit 2006:
Bronnen ▼
-Margatet Lane, The Tale of Beatrix Potter, a Biography, Frederick Warne & Co Ltd, 1972.
-Linda Lear, Beatrix Potter, A Life in Nature, Penguin Biography, 2007.
-Hill Top Farme is nu een museumhuis, beheerd door The National Trust.