Eerder wees ik erop dat munten in de Griekse wereld weliswaar leken op ons geld, maar niet helemaal hetzelfde functioneerden, vandaag heb ik in zekere zin een vervolg: betaalmiddelen in het oude Nabije Oosten. Het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, attendeert erop dat betaalmiddelen het antwoord vormen op een specifiek probleem. Ruilhandel is op zich een vrij natuurlijk proces, dat archeologen al in de Steentijd kunnen documenteren, maar er zit een addertje onder het gras: de wensen van de partijen, die verschillende dingen aanleveren en nodig hebben, zijn asymmetrisch. Hoe worden ze het eens over de waarde?
Waardebepaling
Op gezag van een Karthaagse bron geeft Herodotos van Halikarnassos een beschrijving van de handel aan de Afrikaanse westkust.
Eerst halen de Karthagers hun handelswaren van boord en stallen de spullen netjes op het strand uit. Vervolgens gaan ze weer naar hun schip en geven met rook signalen. Als de inboorlingen dat zien, dalen ze naar de kust af en leggen naast de goederen een hoeveelheid goud bij wijze van tegenwaarde neer. Daarna blijven ze op een afstand van de koopwaar staan.
De Karthagers komen hierop van boord en bekijken het goud. Wanneer het naar hun idee voldoende is, varen ze ermee naar huis, maar is dit niet het geval, dan klimmen ze weer aan boord en wachten geduldig af tot de inboorlingen meer goud zijn komen brengen. Dat gaat zo door totdat de Karthagers tevreden zijn. Het is een kwestie van wederzijds vertrouwen, want het goud wordt pas gepakt wanneer het de waarde van de goederen lijkt te dekken en de inboorlingen raken de koopwaar niet aan voordat het goud door de anderen is meegenomen. 4.196; vert. Hein van Dolen
Dit is nogal bewerkelijk en bovendien nogal subjectief. De oplossing is geld ofwel een rekeneenheid om de waarde van de goederen uit te drukken. Daarbij hoeft u niet meteen aan munten te denken. Ook vee en graan hebben dienst gedaan als eenheid van waarde.
Zilver en brons
In de loop der tijden groeide zilver echter uit tot het gebruikelijke betaalmiddel.
Het is schaars, licht in gewicht, gemakkelijk in stukjes te breken en een gewild product voor het maken van luxeproducten. Het werd al gebruikt in Mesopotamië vanaf het derde millennium v.Chr. en zilver bleef het meest gebruikte betaalmiddel op veel plaatsen in de wereld tot in de twintigste eeuw.
Zilver had aanvankelijk een concurrent. Een van de verbluffendste ontdekkingen waarover ik de afgelopen tijd heb vernomen, is dat in de Vroege Bronstijd ook halsringen (jargon: torques) dienden als betaalmiddel. Theo Toebosch schreef hier meer over het onderzoek van de Leidse onderzoeker Maikel Kuijpers en zijn Roemeense collega Cătălin Popa. Hopelijk krijgen de torques een plekje in de volgende herdruk van het handboek.
Van zilver naar munten
Zilver mag dan makkelijk zijn, het is nog steeds niet ideaal. Hacksilber, zoals de in het citaat genoemde kleine stukjes heten, heeft verschillende gewichten en veronderstelt dus bij elke betaling een unster. (De weegschaal is jonger.) Het is tegen deze achtergrond dat de eerste munten ontstonden.
Stap één was de ontwikkeling van gestandaardiseerde gewichten, zoals de shekel van 8,33 gram. Stap twee was de productie van schijfjes metaal met precies dit gewicht. De primeur gaat naar de koningen van Lydië in West-Turkije, die rond 600 v.Chr. muntjes van electrum begonnen te slaan. Een stempel gold als waarmerk voor het juiste gewicht. Tot de eersten die de munten lieten slaan, behoort de spreekwoordelijk rijke koning Kroisos maar de uitvinder was vermoedelijk zijn voorvader Ardys.
We noemen dit het eerste muntgeld, maar net als de dekadrachme waarover ik het eerder had, functioneerde het toch wat anders dan ons geld. Het diende namelijk vooral om soldaten en hovelingen te belonen en niet als gewoon betaalmiddel. Wat weer wel hetzelfde is, is inflatie: sinds Ardys is het geld alleen maar minder waard geworden.