Geschiedenis komt tot leven bij de gratie van het verhaal, daarover zijn de meeste historici het wel eens. Een geschiedenisleraar die mooie verhalen vertelt, ervaart dat leerlingen op zulke momenten aan zijn lippen hangen. Voor deze leraren, maar ook voor iedereen die gewoon van een spannend historisch verhaal houdt, is het boek Beter dan fictie. De mooiste geschiedenisverhalen, (Omniboek, 2014) een prachtdocument.
De bundel Beter dan fictie bevat twaalf markante geschiedenisverhalen die de periode bestrijken vanaf de opkomst van de homo sapiens tot aan de Tweede Wereldoorlog. De bijdragen zijn afkomstig van eerdere publicaties van historici en journalisten, onder wie Arnout van Cruyningen, Mattew Dennison, Adrian Goldsworthy, Tom Holland, Julian Spilbury en Rudolf Vrba. In deze bespreking wordt ingegaan op twee verhalen uit de bundel.
Doorbraak homo sapiens-onderzoek in 1987
Het eerste artikel van de hand van Afrika-specialist, historicus en journalist Martin Meredith greep mij als lezer meteen bij de keel. Hij gaat in op de belangrijke ontdekking van moleculair biologen in 1987, namelijk dat alle mensen afstammen van één enkele vrouwelijke voormoeder die ongeveer 200.000 jaar geleden in Afrika gewoond moet hebben, hetgeen gebleken is uit een vergelijking van wereldwijde DNA-samples. Collega-wetenschappers uit concurrerende disciplines stonden op hun achterste benen:
“Terwijl de media wereldwijd de ontdekking van een ‘Afrikaanse Eva’ vierden, werd de wetenschappelijke wereld meegesleurd in felle discussies. Paleoantropologen uit het multiregionale kamp waren woedend dat een paar omhooggevallen biochemici met niets meer dan wat bloedmonsters en computers zich op hun terrein hadden begeven. ‘Het fossiele archief is het ware bewijs voor de menselijke evolutie,’ verklaarden Alan Thorne en Milford Wolpoff in een artikel in de Scientific American. ‘Anders dan genetische gegevens kunnen fossielen naast de voorspellingen van theorieën omtrent het verleden worden gehouden, zonder te hoeven teruggrijpen op een lange lijst van aannames.'” (17,18)
Oversteek mens naar Arabië en Australië
Andere onderzoeken, onder meer uitgevoerd door wetenschappers van Berkeley, bewezen echter de theorie van het bestaan van één gemeenschappelijke vrouwelijke voorouder ongeveer 200.000 jaar geleden. Het genetische onderzoek heeft de afgelopen decennia tot veel meer interessante en vrij precieze conclusies geleid, waarover je in de meeste boeken algemene geschiedenis niets over leest. Opnieuw in 2005 (en daarna) leverde de genetische wetenschap interessante conclusies op over de vroegste mensen. Zo toonde stamboomonderzoek aan dat tussen 60.000 en 50.000 jaar geleden een groep van 150 tot maximaal 550 mensen vanuit Afrika over de Rode Zee, die toen 60 meter lager lag, is overgestoken naar Arabië. Van daaruit verspreidde de mens zich langs de kustlijn van Zuid-Arabië naar India.
Nog in de genoemde periode, rond 50.000 jaar geleden, stak een groep mensen per boot of vlot over naar het tegenwoordige Australië – zo heeft archeologisch onderzoek aangetoond. En het genetisch onderzoek ondersteunt deze bevinding, want 60 procent van de Australische Aboriginals heeft voorouders die verwante genen hebben met de groep migranten die vanuit Afrika naar Arabië migreerde.
De heldhaftige gravin Adela van Hamaland
De geschiedenis laat ons kennismaken met vele heldhaftige vrouwen, onder wie Jeanne d’Arc – de bekende Franse heldin uit de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) tussen Engeland en Frankrijk – of Kenau Simonsdochter Hasselaer, een zogenaamd manwijf die beroemd werd bij de verdediging van Haarlem in 1573 tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).
Minder bekend, maar minstens even stoer, was de onverschrokken en zelfstandige gravin Adela van Hamaland. Rond het jaar 1000, zo schrijft Luit van der Tuuk, verdedigde zij de burcht Opladen in het Gelderse Montferland. Deze Adela wist op allerlei manieren haar grondbezit te vergroten door herverdelingen op te eisen, en bouwde de burcht Opladen om haar gebied te beschermen:
“Adela wilde voor de weggeschonken rijkslenen gecompenseerd worden. Om haar eis kracht bij te zetten, legde ze beslag op de Eltense leengoederen. Weer kreeg ze haar zin. Ook die werden ten gunste van haar herverdeeld. Toch bleef ze op de sterkte Elten azen, die ze waarschijnlijk als het belangrijkste familiebezit beschouwde. Het feit dat haar vader deze tot een geestelijke instelling had omgevormd, deed daar niets aan af. Daarom liet Adela op een heuvel in het Montferland, op ruim een uur gaans van Elten, de walburcht Opladen bouwen. Deze vestingheuvel, slechts bereikbaar langs een omhooglopende rondweg, werd versterkt door een aarden wal met palissades en een droge gracht. Binnen de omwalling verrees een vierkante stenen toren, vanwaar Adela in de verte het stift [Elten] kon zien liggen. Het kan niet anders of de bewoners van Elten moeten de bouw van Opladen als een provocatie hebben opgevat.” (142)
Slot
De bovengenoemde citaten geven een kleine indruk van enkele verhalen in dit boek. De rest van de verhalen gaat over (onder meer) Alexander de Grote, Hannibal Barkas, Julius Caesar, Maria de’ Medici en de mysterieuze dood van de Oostenrijkse kroonprins Rudolf en zijn minderjarige minnares Mary in 1889. Stuk voor stuk zijn deze verhalen goed geschreven en spannend om te lezen.