In de onstuimige zomer van 1855 pakken zich regelmatig donkere wolken samen boven Nederland. Het onweert en bliksemt vaker dan normaal. In het Friese Garijp vinden op 16 juli twee mannen en twee kinderen de dood door één enkele blikseminslag.
Op diverse plaatsen in Nederland ontstaan branden en een windhoos teistert de provincie Groningen. Op 29 juli is de Nederlandse Hervormde Kerk in Opheusden, in de Betuwe, de klos. De timing van het natuurgeweld is allerbelabberdst: precies tijdens de preek slaat de bliksem ongenadig hard in de kerktoren. De daaropvolgende elektrische ontlading eist het leven van de 40-jarige plaatselijke predikant Adrianus van Herwaarden.
Zondag 29 juli 1855 begint voor dominee Adrianus van Herwaarden relaxed. Zijn vriend en collega H. Wunder vervangt Van Herwaarden in de ochtenddienst. Die dienst verloopt zoals het kerkvolk dat gewend is: stipt volgens liturgisch protocol. Na afloop van de kerkdienst bezoekt Wunder zijn vriend Adrianus in diens pastorie. Samen met Adrianus’ vrouw Jennigje, de kinderen Gerrit, Maria en Dirk, en twee schoonzussen van Adrianus wordt tussen de middag een grote pan soep genuttigd. Twee kerkenraadsleden uit een vorige gemeente zijn ook aanwezig en dragen hun steentje bij aan de gezelligheid.
Zacht vrouwengehuil
In de middagdienst stapt Van Herwaarden zelf de kansel op, onder toeziend oog van enkele honderden kerkgangers. Rond drie uur is hij bezig met zijn preek over Mattheus 5:27-32, met als thema ‘overspel’. Dan schuift de enorme onweerswolk die al een tijdje te horen was, over het godshuis heen. Terwijl de donderslagen in volume toenemen, worden de mensen in de kerk steeds onrustiger. Tussen de inslagen door is zacht vrouwengehuil te horen. Verscheidene personen staan op en verlaten de kerk. Al improviserend besluit Van Herwaarden zijn kanselrede te onderbreken, in een poging de kudde in de schaapskooi te houden:
Schaterlach van waanzin
Na deze woorden kijkt Van Herwaarden de ouderlingen aan en vraagt:
“Wat zullen wij doen? Wat is hier gebruikelijk?”
Luttele seconden nadat een ouderling antwoordt dat hij dit soort onweer nog nooit van zijn levensdagen heeft meegemaakt, doet een gigantische dreun het kerkgebouw op zijn grondvesten trillen. Op het hoofd van Adrianus is een vonk te zien en meteen zakt zijn lichaam in elkaar. De steunpilaar onder het preekgestoelte splijt uiteen en is totaal verwoest. In de kerk breekt chaos uit: mensen springen omhoog van hun zitplaats en verscheidene personen rennen naar voren om te kijken hoe het met Adrianus is gesteld. Een aanwezige arts constateert binnen luttele momenten de dood. Een ooggetuige, de voorzanger van de gemeente J. de Vetter, beschrijft in een boek dat nog hetzelfde jaar verschijnt ‘het toneel van jammer en wee’ dat zich voor zijn ogen afspeelt:
‘Van de stilste verzuchting en het zachtste gekerm tot den schrilste wanhoopskreet, van klappertandende verstening tot de zenuwachtige schaterlach van waanzin. Elke uitdrukking der zielsmart werd hier vernomen, nee, mijn taal is te arm, moediger pen wage zich aan dit tafereel; ik kan het niet.’
Met de dood van Van Herwaarden neemt het kerkvolk geen genoegen. Zijn lichaam vertrekt haastje-repje naar de pastorie – daar waar het enkele uren daarvoor nog zo gezellig was – voor een reanimatiepoging. Ooggetuige De Vletter vertelt:
‘In de pastorij werden door de geneesheer, ijverig bijgestaan door den heer A. H. Ten Hoet, apotheker te Amsterdam, en de heer J. W. Arendts, alle pogingen en alle middelen te werk gesteld, door mensenmin en wetenschap uitgedacht, om het wegvliedende leven terug te roepen. Alles bleef vruchteloos.’
Hemeltergende speculatie
Een interessante vraag is hoe kerkgenoten, buitenstaanders en de media op dit ongebruikelijke sterfgeval reageren. In de kerkelijke gemeente en bij collega’s staat Van Herwaarden bekend om zijn ‘kinderlijke vroomheid’. Net als de profeet Elia – die in een oogwenk de hemel ingaat, zoals het oudtestamentische 2 Koningen 2 verhaalt – is Van Herwaarderen plotseling door God opgenomen. Theologisch gezien is deze vergelijking voor discussie vatbaar. Ten eerste wordt Elia niet door de bliksem geraakt. Verder blijft Van Herwaardens lichaam op aarde, terwijl Elia opgenomen wordt. Ten derde zijn de meeste personen in het Oude Testament die plotseling dood neervallen (zoals Ananias en Safira) of geraakt worden door hemelvuur (zoals de Baälpriesters), mensen met een bevlekt blazoen die door God gestraft worden. Hoe het ook zij, de conclusie van de nabestaanden is dat Adrianus door God is opgenomen in de hemel.
Mensen die op wat grotere afstand van Van Herwaarden staan, drijven de spot met zijn ongebruikelijke dood. In augustus 1856 zetten enkele uitbaters in Arnhem op de kermis een speciale tent neer, die Theatre Nouveau gedoopt wordt. In de tent imiteren een paar acteurs het heengaan van Van Herwaarden, met als apotheose de paniek in de kerk en het wegdragen van Adrianus’ lijk. De Groninger Courant (zie afbeelding hierboven) spreekt schande van deze ‘hemeltergende speculatie’.
Bliksemafleider
Een enkele krant, zoals de Gooische Courant, beklemtoont in een terugblik het belang van het aanbrengen van bliksemafleiders op kerktorens. De oorzaak van ‘het ontzettende ongeluk’ Van Herwaarden was het ijzerwerk in het afdakje boven de preekstoel. Een simpele bliksemafleider zou alle ellende voorkomen hebben. Duidelijk geschokt constateert de redacteur dat het hervormde Godshuis van Naarden de enige Gooise kerk is met zo’n bliksemafleider.
De geschoktheid van de Gooische Courant is begrijpelijk. Rond 970 voor Christus kiezen de Joden er al voor om het dak van Salomons tempel van koper te maken, zodat het binnenin veilig is bij blikseminslagen. Het fenomeen bliksemafleider bestaat dan nog niet officieel. Daarvoor zorgt het Amerikaanse multitalent Benjamin Franklin in 1752. De Nederlander Cornelis Kraayenhoff – net als Franklin wetenschapper én politicus – plaatst in 1782 of 1783 de eerste bliksemafleider op een Nederlandse kerk. Het is de Hervormde Kerk in Doesburg. Hemelsbreed ligt deze kerk nog geen veertig kilometer van Opheusden…
Rechtzinnige uitleg
Maar waarom heeft Opheusden zeven decennia na dato dan gèèn bliksemafleider? Waarschijnlijk omdat rechtzinnige Bijbeluitleggers – die met hetzelfde argument inentingen afwijzen – van mening zijn dat dit soort preventieve uitvindingen indruist tegen Gods wil. Van Herwaarden formuleert het luttele seconden voor zijn dood als volgt:
“Beseft toch dat wij ons overal en altijd in de hand Gods bevinden. Hij kan ons hier in Zijn tempel ook behoeden, evenals elders.”
Oorspronkelijk gepubliceerd op 3 mei 2014
Bronnen â–¼
– z.n. ‘Door de bliksem getroffen’ (Middelburg: Stichting De Gihonbron, 2012), zie online:
http://www.theologienet.nl/documenten/Herwaarden4preken.pdf (pageview 2 mei 2014).
– Gooische Courant (15 augustus 1855).
– Groninger Courant (3 september 1856).
– http://nl.wikipedia.org/wiki/Bliksemafleider