Een stad is nooit statisch. Ze verandert door de eeuwen heen telkens van gedaante. Dit geldt ook de historische, monumentale stad Zutphen. Hoewel het soms lijkt alsof de tijd er heeft stilgestaan, getuige de rijke hoeveelheid aan oude panden die de stad met hun sierlijke gevels zo geliefd maken bij toeristen. In Zutphen kun je nog door middeleeuwse hofjes slenteren en zwelgen in nostalgie. Probeer dat maar eens in Gelderse steden als Arnhem, Nijmegen of Doetinchem. Steden die door oorlogshandelingen hun historische hart goeddeels zijn kwijtgeraakt.
Zutphen lijkt die dans op het eerste gezicht te zijn ontsprongen. De argeloze toerist weet echter niet wat hij allemaal moet missen. Dat weet zelfs de gemiddelde inwoner van Zutphen niet, mits hij of zij boven de – laten we zeggen – zeventig is. Oudere Zutphenaren kunnen zich de voormalige stationsomgeving nog levendig voor de geest halen. Om maar niet te spreken van de bruisende Barlheze, de statige Rozengracht en verdwenen straatjes als de Apenstert. Van dat alles is vrijwel niets meer over. Dat heeft niet alleen te maken met het dramatische bombardement van 1944, maar ook met de naoorlogse opvatting over stedenbouw. Daarover later meer.
Het bombardement van 14 oktober 1944; een scharnierpunt in het moderne Zutphen. Op de redactie van dagblad de Stentor werd het bombardement weer een issue in september 2009. Immers, op 14 oktober 2009 zou het 65 jaar geleden zijn dat Zutphen werd opgeschrikt door geallieerde vliegers, die hun bommen niet op de IJsselbrug maar per abuis op de achtergelegen wijk afwierpen. Door dit friendly fire kwamen bijna honderd mensen om het leven. De noordwestelijke binnenstad veranderde plotsklaps in een rokende puinhoop. Voor de 14e oktober van 2009 stond een uitgebreide herdenkingsplechtigheid op de agenda, te houden bij het Gideonmonument aan de Rozengracht. Hier moeten we iets mee, was het idee dat op de redactie leefde. Maar hoe? Een geijkt verhaal alleen was niet voldoende, vonden we. Stentor-hoofdredacteur Alex Engbers wees mij op het werk van zusterkrant PZC uit Zeeland. Daar hadden ze een project opgetuigd rondom het (Duitse) bombardement op Middelburg (1940), waarbij het zichtbaar maken van een verdwenen deel van die stad centraal stond. Laten zien wat er in Zutphen niet meer is, dat werd onze doelstelling. Mooier nog zou zijn: de verdwenen stad weer tot leven wekken. Op welke manier dan ook.
Zo begon een journalistiek-historische zoektocht naar het Zutphen van voor, tijdens en na het bombardement. In de Stentor verschenen al snel oproepen aan ooggetuigen. Via de weg van de oral history wilden we zoveel mogelijk mensen horen, zodat we een authentiek beeld konden schetsen van de historische werkelijkheid, rekening houdend met de beperkingen van dit genre (selectieve geheugens!). Uiteraard keken we ook naar andere bronnen en literatuur. We kwamen al snel tot de conclusie dat over dit bombardement vrij weinig aan het papier is toevertrouwd. Hier lag een schone taak. We besloten het onderwerp in de vorm van een serie aan de lezers op te dienen. Tweewekelijks verscheen er een aflevering in de Stentor, waarbij telkens een straat, bedrijf, instelling, school of familie uit het getroffen gebied centraal stond. Opvallend was de grote hoeveelheid telefoontjes die als gevolg van de annonces binnenkwam. Het bleek dat veel oudere Zutphenaren hun verhaal wilden doen. De gesprekken die ik voerde zal ik niet gauw vergeten. Indrukwekkend was bijvoorbeeld het relaas van Oud-Zutphenaar Henk Kuiper, die vertelde over de ruimtefobie die hij overhield aan zijn aanwezigheid in de schuilkelder van de toenmalige Landbouwwinterschool aan de Rozengracht (waar nu het Stedelijk Museum huist). “Het gegil, het geschreeuw en de blinde paniek zijn niet te beschrijven”, vertelde hij, gevraagd naar zijn ervaringen op de 14e oktober 1944. Hij wordt nu nog af en toe midden in de nacht wakker, badend in het zweet, wanneer hij een droom heeft gehad waarin het bombardement figureert. Andere verhalen waren onthullend, soms komisch, maar altijd buitengewoon interessant. Ze schetsen een beeld van een Zutphen dat er niet meer is, letterlijk en figuurlijk; een Verdwenen Stad.
De verhalen werden ondersteund door beeldmateriaal: bekende foto’s van het bombardement zoals de serie gemaakt door de Zutphense persfotograaf Zeylemaker, maar ook onbekend werk afkomstig uit schoenendozen en plakboeken. Via het Stedelijk Museum, dat over een rijke collectie beschikt, en particuliere verzamelaars zoals Zutphenaar Sijmen Schouten kwamen deze foto’s tot ons. Via de website www.destentor.nl/verdwenenstad kon het lezerspubliek zelf foto’s toevoegen, al dan niet voorzien van commentaar. Niet dat dit in groten getale gebeurde; de meeste mensen kwamen gewoon naar het redactiekantoor van de Stentor om hun foto’s te laten scannen. Dit zorgde weer voor een extra dosis getuigenissen en anekdotes. Het aantal verhalen groeide gestaag. De contouren van de Verdwenen Stad werden steeds scherper.
Tijdens de Open Monumentendagen van 2010 stond de redactie met een kraam in de Zutphense Burgerzaal. De kraam was geheel gewijd aan het thema Verdwenen Stad. Gedurende dit weekend hadden we over belangstelling niet te klagen. Via twee digitale schermen kon het publiek zich laven aan oude filmbeelden en aan een slide met oude foto’s van het verdwenen stadsdeel. Jong en oud verzamelde zich en ging met elkaar in gesprek over de foto’s en de beelden. Oud haalde herinneringen op, jong verwonderde zich over de pracht en praal van bijvoorbeeld het oude station. Meerdere malen vroegen mensen aan mij waarom er geen boek van dit project bestaat. Daar bleek behoefte aan. “Thuis hebben we alle verhalen keurig ingeplakt”, vertelde iemand mij, “maar een boek is natuurlijk mooier.”
Dat idee liet mij niet meer los. Het enthousiasme over een boek werd gedeeld door uitgeverij Walburg Pers, waarmee we snel een deal hadden. Dit gaf het project een behoorlijke impuls, maar ook een andere focus. Immers, wanneer je weet dat de serie uiteindelijk een coherent geheel moet worden, ga je nog nadrukkelijker op zoek naar hoofdstukken en verhaallijnen die je in het boek wilt hebben. We misten in de serie bijvoorbeeld een verhaal over de wederopbouw na het bombardement. Dit verhaal moet verteld worden, want het verdwenen stadsdeel kreeg na de oorlog een andere bestemming. Waar eerst het Oude en Nieuwe Gasthuis stond, werd door het stadsbestuur een doorgaande route van de IJsselbrug richting Deventer aangelegd, om maar wat te noemen. Ook had het boek behoefte aan een proloog, met een historische context. Hierin wordt duidelijk gemaakt dat het bombardement niet op zichzelf stond, maar een onderdeel was van een reeks (grotendeels mislukte) bombardementen op bruggen over de grote rivieren in het oosten van het land. De vanuit Normandië oprukkende geallieerden wilden de Duitsers beletten om wapens en munitie per spoor naar het front te sturen. Vandaar dat de spoorbruggen onbruikbaar gemaakt moesten worden. Het bombarderen van bruggen bleek minder eenvoudig dan door de RAF gedacht. De piloten moesten vanwege het afweergeschut hun bommen vanaf grote hoogte droppen. De kans op missers was groot. In de epiloog van het boek staat de verwerking van het drama centraal. Waarom duurde het zo lang voordat er aandacht kwam voor burgerslachtoffers? Hoe gingen andere steden hiermee om?
Komt hiermee de Verdwenen Stad tot leven? Laten we het hopen. Naast het boek loopt nog een ander project waarbij stichting De Verdwenen Stad en het Stedelijk Museum in Zutphen betrokken zijn. In de loop van volgend jaar moet er een driedimensionale weergave van het verdwenen stadsdeel gereed zijn. Binnen die weergave kan het publiek foto’s, films en verhalen vinden. Zover is het nog niet. Belangstellenden kunnen zich nu laven aan het boek, waarin we laten zien wat er niet meer is en hoe dat komt: een stad in beweging. Voorlopige conclusie: de Verdwenen Stad was nog nooit zo dichtbij.
~ Niek Megens
Zutphen – De verdwenen stad. Voor, tijdens en na het bombardement van 1944 is verschenen bij uitgeverij Walburg Pers. De auteur is journalist bij de Stentor.