Brugge die Scone. Dat deze middeleeuws aandoende stad soms wat minder middeleeuws is dan dat ze op het eerste zicht lijkt, dat wisten we al langer. We vergeven het haar echter snel omwille van haar schoonheid. Sinds haar hoogtepunt tussen de twaalfde en de veertiende eeuw heeft deze stad immers niet in een vacuĆ¼m geleefd. Ze overleefde de beeldenstorm, de Franse Revolutie, tal van oorlogen, maatschappelijke veranderingen en zeven eeuwen stadsplanning. Dat dit af en toe zijn sporen nagelaten heeft op Brugge, hoeft ons dan ook niet te verbazen.
Nemen we als voorbeeld de Heilige Bloedkapel op de Brugse Burg. Deze werd gebouwd aan het einde van de vijftiende eeuw, ter vervanging van een voorheen Romaanse kapel. Deze Gotische kapel had oorspronkelijk zeven paar prachtige glas-in-loodramen die het koor versierden. Daarnaast was er een groot glasraam aan de westzijde van de kapel dat de kruisafneming uitbeeldde. De zeven dubbelramen beeldden portretten uit van de Bourgondische hertogen en de Habsburgse heersers na hen, telkens vergezeld door hun vrouwen en hun wapenschilden. Tijdens de onlusten die met de Franse Revolutie gepaard gingen, werd de bovenkapel van de Heilige Bloedbasiliek echter grotendeels verwoest. Na deze revolutionaire vernielingen werd ze in de negentiende eeuw heropgebouwd in neogotische stijl.
Tijdens de verwarrende periode die volgde op de Franse Revolutie werden de vele glas-in-loodramen die de kapel sierden van de hand gedaan. Hun lot was een openbare verkoop. Deze originele glasramen, waar het in deze bijdrage om gaat, dateren uit 1483, 1496, 1500 en de zestiende eeuw. Vandaag zijn wij op de hoogte van deze data via rekeningen van toen. We weten dat de revolutionairen in 1795 de ontmanteling van de kapel bevolen en hierbij de opdracht gaven om al het glas te verkopen. Aangezien het glasraam met de kruisafneming de revolutie niet overleefde, bleven dus nog juist de zeven vorstenkoppels, met hun wapenschilden, voor verkoop over. Een anonieme Bruggeling kocht de glas-in-loodramen voor een prikje. Op zijn beurt verkocht hij de unieke stukken begin negentiende eeuw met veel winst door aan een Engelse handelaar. Het is niet toevallig dat het een Engelse koopman was die het glas kocht. In deze tijd was de waardering voor de glaspanelen immers ver te zoeken, waardoor wel vaker historische glaspanelen uit Vlaanderen aan het buitenland verkocht werden. De bouwvallige staat van het kerkelijk patrimonium na de Franse Revolutie en de teloorgang van de glasschilderkunst in de achttiende eeuw moeten als belangrijkste oorzaken gezien worden. In Engeland was er daarentegen geen sprake van revolutionaire verwoestingen en bovendien werd er vastgehouden aan de oude brandschildertechnieken. Veel Engelse kunstliefhebbers zagen dan ook een unieke kans om de eigen kerken en musea te versieren met kunstschatten en glaspanelen uit Vlaanderen. Het is maar de vraag of de panelen de geschiedenis overleefd zouden hebben, als ze niet waren verkocht, zoals we later zullen zien.
Buiten een laatste vermelding in 1802, wanneer de panelen in handen zijn van de firma Bethell and Watson, hebben we geen zekerheid over waar de panelen gedurende de hele negentiende eeuw vertoefden. Pas in 1911 duiken deze Brugse glasramen weer op, als ze in handen komen van de Engelsman Grosvenor Thomas. Deze kunsthandelaar had deze stukken het jaar daarvoor verworven op een veiling. Ze waren te koop aangeboden, nadat de ramen uit een private woning in Londen waren gehaald, voor de woning gesloopt werd. Tot de sloop waren de ramen mogelijk geĆÆnstalleerd in de huiskapel van deze woning met de naam āKilburn Grangeā. In 1918 werden uiteindelijk elf overblijvende panelen aangekocht door het Victoria & Albert Museum in Londen, die deze stukken nog steeds in haar collectie heeft.
De āBrugseā collectie in het Victoria & Albert Museum in Londen bestaat uit elf glasraamfragmenten. Het gaat om vier panelen die de heersende klasse in de vijftiende eeuw uitbeelden en Ć©Ć©n paneel uit de zestiende eeuw, dat Karel V voorstelt. Van de zeven oorspronkelijke koppels, zouden dus slechts twee koppels en Karel V de tijd overleven. Van de twee overlevende koppels gaat het om Ć©Ć©n paneel dat de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Maximiliaan van Oostenrijk, weergeeft. Een ander paneel geeft een beeld van zijn jongere vrouw Maria van BourgondiĆ«, die begraven ligt in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge. Een derde en vierde paneel stellen hun zoon Filips de Schone en zijn vrouw Johanna van CastilliĆ« voor. Johanna had de kwalijke bijnaam āde Waanzinnigeā. Van Johanna is immers bekend dat ze na het overlijden van haar man vreemd gedrag begon te vertonen. Zo nam ze het lijk van haar echtgenoot bijvoorbeeld overal met zich mee. Daarnaast zijn er twee panelen overgebleven van engelen die een wapenschild vasthouden. Oorspronkelijk was ieder vorstenportret voorzien van een wapenschild. Tenslotte zijn er nog vier panelen met wapenschilden bewaard.
De oorspronkelijke panelen in de kapel waren een schenking van de Bourgondische hertogen en dat is geen toeval. In een tijd van analfabetisme waren de beeldende kunsten immers het medium bij uitstek om een boodschap over te brengen. Zo gebruikte de kerk vooral religieuze visualisaties uit het Oude en het Nieuwe Testament, zoals heiligen en profeten, om haar verhaal te brengen. De vorst gebruikte eigen visualisaties om ontzag in te boezemen en prestige te tonen. De plaats waar deze ramen hingen, was zeer centraal gelegen. Veel potentiĆ«le kijkers en zieltjes die beĆÆnvloed konden worden dus. Deze glasramen moeten dan ook gezien worden als pure Bourgondisch-Habsburgse propaganda, opgehangen op een strategisch uitgekozen plaats.
De huidige glasramen in de Heilige Bloedkapel dateren uit 1845 en 1847 en werden gemaakt op verzoek van de Edele Confrerie van het Heilig Bloed. Ze zijn het werk van de Mechelse Jean-FranƧois Pluys. Deze glazenier baseerde zich voor zijn ontwerp op de originele tekeningen van de oorspronkelijke vensters uit de zestiende eeuw. De huidige glasramen in het koor van de kapel stellen in chronologische volgorde de Bourgondische hertogen en hun Habsburgse opvolgers voor. De aartshertogen Albert en Isabella en keizerin van Oostenrijk Maria-Theresia en haar man Frans I werden bijgeschilderd. Deze ramen uit de negentiende eeuw zijn echter geen exacte kopieƫn van de originelen. Gemaakt in de volle neogotiek, werd er immers een eigen invulling aan gegeven.
Tijdens het Nederlandse bewind in Brugge pleitte de toenmalige burgemeester baron Jean-Jacques van Zuylen van Nyevelt (1813-1817) ervoor de originele glasramen te repatriƫren uit Londen en deze terug te plaatsen op hun originele locatie. Dit echter zonder al te veel succes.
De glasramen van de Heilige Bloedkapel komen nog een laatste keer onder de aandacht van het grote publiek op Valentijnsdag 1967. In een communautair sterk gepolariseerd BelgiĆ« en te midden van het nieuws over de hevig woedende oorlog in Vietnam, haalt het anders zo kalme Brugge de voorpaginaās van de nationale pers. Het Laatste Nieuws kopt die dag:
āBom ontploft te Brugge. Ontzaglijke schade aan stadhuis, gerechtshof en Heilig Bloedkapelā.
Door de ontploffing van een bom hadden de negentiende-eeuwse glasramen grote schade opgelopen. Na deze mysterieuze aanslag werden de glasramen hersteld door de Bruggeling De Lodder. We mogen dus eigenlijk van een geluk spreken dat de originele glasramen uit de vijftiende eeuw een veilig onderkomen hadden in Londen, zodat deze toch deels bewaard gebleven zijn.