Op 21 mei is in Katwijk aan Zee de Limesreis begonnen; een tocht langs het Nederlandse deel van de Limes, de grens van het oude Romeinse Rijk. Een reisgezelschap van Romeinen, archeologen, docenten en andere geschiedenisliefhebbers trekt te voet, per boot en met een door paarden getrokken (nagebouwde) Romeinse reiswagen via Leiden, Woerden, Utrecht, Buren, Maurik, Arnhem en Elst om op 31 mei aan te komen in Nijmegen waar, heel toevallig, net op 2 en 3 juni het Romeinenfestival plaatsvindt.
Het is te hopen dat het gezelschap zich oriënteert op de TomTom en niet reist met de Peutingerkaart, want in Nederland zijn Praetorium, Matilo, Albaniana, Nigripullum, Laurum en Noviomagus niet meer te vinden, terwijl ook de kustlijn er heel anders uit ziet dan bij het begin van de jaartelling.
Armzalig volk
De Limes vormden niet altijd de noordgrens van het Romeinse rijk. Eerder, in het jaar 12 voor Christus, werden ook de Frisii overwonnen, die een schatting in huiden moesten betalen en meehielpen in de strijd op het Wad tegen de Chauken. Een Romeinse officier, die dit terpenlandschap in het jaar 47 bezocht, kon zijn verbijstering niet onderdrukken:
“Daar overspoelt de Oceaan in zijn ontzaglijke omvang tweemaal per etmaal met vaste tussenpozen een onafzienbare vlakte, zodat je je afvraagt wat het verborgen, onophoudelijk betwiste gebied nu eigenlijk is, land of zee. Daar woont een armzalig volk op hoge terpen en eigenhandig gebouwde stellages, die hun woningen doen uitsteken boven de hoogst bekende waterstanden.”
Verzet van de Frisii
Maar na twee opstanden, in 28 (toen in plaats van huiden oerossen moesten worden geleverd) en in 47, wist generaal Corbulo het gebied van Chauken en Frisii (tussen Rijn en Eems) te bezetten. Hij werd echter door keizer Claudius teruggeroepen, omdat die de voorkeur gaf aan het veroveren van Brittannië. Claudius besloot dat de Rijn (nu de Oude Rijn) de grens (Limes) van het Romeinse Rijk zou worden.
In de jaren 69/70 volgde de Bataafse Opstand, die na veel bloedvergieten door de Romeinen werd onderdrukt. Maar het gebied ten noorden van de rivieren werd daarna ‘ontvolkt’ gehouden. Wel woonden er vrije stammen, waaronder de Frisii. Dat de Frisii de Romeinen hebben verslagen, zoals sommige Friezen graag en heilig geloven, wordt wel betwijfeld. Wikipedia schrijft hierover:
“Dit is deels incorrect, aangezien in Nederland de verschillende volkeren zo veel samengesmolten met de vroegere Frisii dat alleen de naam ‘Frisii/Friesland’ is behouden. De term Friezen heeft weinig te maken met de Frisii uit de Romeinse tijd maar is de naam voor de versmelting van Angelen, Saksen en Frisii in het huidige Noord-Nederland. De Frisii hebben niet geheel zelfstandig, maar samen met andere volken de Romeinen verslagen. Deze drongen de Romeinen verder terug dan het gebied van de Frisii zelf.”
Lugdunum Batavorum (Brittenburg)
De Limesreis is begonnen op het strand van Katwijk. Een start vanaf de Brittenburg zou toepasselijker zijn geweest, maar dat is onmogelijk. Dat Romeinse castellum, even uit de kust, is niet alleen onder de zeespiegel verdwenen; het is bovendien zoek.
Wat betreft de bouw verwijst Cultuurwijzer.nl naar de Romeinse geschiedschrijver Suetonius, die een bizar voorval beschreef dat waarschijnlijk plaatsvond in het jaar 39 op het strand bij Lugdunum. Keizer Caligula (37-41) verklaarde toen de oorlog aan Neptunus, de God van de zee, en hij beval zijn soldaten in zee te schieten. Na afloop moesten ze schelpen rapen als oorlogsbuit. Als gedenkteken voor de overwinning liet hij een hoge vuurtoren bouwen. Vele Katwijkse vissers hebben in de loop van de tijd beweerd dat hun netten vast raakten in de resten van deze toren.
Vrij algemeen wordt aangenomen dat het de ruĂ¯ne is van de Romeinse vesting Lugdunum Batavorum, ooit strategisch gelegen aan de monding van de Oude Rijn, de grensrivier van de Romeinse Limes, op de uiterste rand van de Peutingerkaart. Deskundigen constateren dat het gaat om de legendarische Brittenburg.
Zichtbaar in zee
Het zou een reusachtig gebouw zijn geweest van 75 bij 75 meter, al dan niet met vuurtoren; zo groot als het Paleis op de Dam. Restanten van het slot zijn in de zestiende en zeventiende eeuw een aantal keren zichtbaar geweest. De geschiedschrijver van het weer, Jan Buisman, doet er in de zestiende en zeventiende eew regelmatig verslag van. Buisman constateert in 1520:
“Na de kerststorm zien strandbezoekers bij Katwijk aan Zee brokken muur die wel acht voet [2,40 meter] boven het zand uitsteken. Het nieuws gaat als een lopend vuurtje rond en weldra stromen de nieuwsgierigen toe. Twee dagen lang ligt hier een toeristische attractie van belang. Sommigen zijn zo gelukkig dat ze zilveren muntjes kunnen oprapen. (Die dateren uit circa 200). De ambachtsheer van Katwijk, Jan van Wassenaar, zet een aantal lieden aan het spitten, maar het graafwerk, onder meer aan een muur die in de duinen verdwijnt, moet worden gestaakt om aantasting van de zeewering te voorkomen. – Jan Buisman: Duizend jaar wind, weer en water in de Lage Landen, deel 3
Het spektakel herhaalt zich in 1520 en 1552 (souvenirjagers nemen veertig blokken tufsteen van 3 bij 4 voet mee). In 1562 wordt de Brittenburg ‘geplunderd’:
“Door het onstuimige weer is veel zand weggespoeld. (…) Horden verbaasde nieuwsgierigen, van heinde en ver toegestroomd, zien stukken muur tot 8 voet boven het zand uitsteken. Velen laten het niet bij kijken, ze zijn gewapend met hamer en houweel en hakken er lustig op los. Daarbij worden allerlei vondsten gedaan: brokken marmer, tegels en dakpannen met stempels als EX GER INF (Exercitus Germanici Inferioris = Van het leger van Neder-GermaniĂ«), koperen beeldjes en een witte kruik. Wel twintig dagen vergapen tallozen zich aan dit unieke schouwspel.”
Meldingen tot 1752
Nieuwe meldingen zijn er in 1566, 1571 en 1573. Buisman stelt in deel 4 (pag. 16) dat de laagwaterlijn toen rond 175 meter verder naar het westen lag dan op het ogenblik. Het verschijnsel herhaalt zich in 1588, wanneer er veel ‘vreemdicheyden’ bij de ruĂ¯ne worden gevonden. Het maakt zo veel indruk, dat Vondel er bijna een halve eeuw later, in 1629, in zijn ‘Ode op de Rijnstroom’, enkele dichtregels aan wijdt:
“Al is uw eene keel verzand,
Die ’t huis te Britten plag te schaven
Dat nu verdronken leît op strand;
(…)”
Johan van Someren, pensionaris van Nijmegen, studeert in 1640 in Leiden en is er dan getuige van dat ‘op zekere dag de zee zo laag is, dat hij de fundamenten ziet’. In 1662 gebeurt het opnieuw. De Hollantsche Mercurius schrijft:
“En nochtans liep de Noort-zee soo leegh, dat het oude Huys te Britten geheel meer als in 15 Jaren bloot lagh, sulckx dat men den steenen Muyr van Catwijck op zee tot dit Brittise Casteel onder de Zee-strant konde bekennen.”
Volgens Buisman raapten liefhebbers gouden, zilveren en koperen munten op. En van 11 tot 20 februari 1667 waren de resten opnieuw te zien; dat had wellicht met de windrichting te maken.
De Brittenburg is zoek
De laatste vermelding is in 1752. Daarna zijn concrete verslagen uitgebleven, al zijn er nog onbevestigde berichten uit 1910, 1923 en 1930. Maar intussen lijkt het kasteel, ondanks alle overtuigende getuigenverklaringen, niet alleen onder de zeespiegel, maar ook spoorloos van de aardbodem te zijn verdwenen. De Brittenburg is zoek.
Het blad ‘Duiken’ van september 2001 wijdde een artikel aan De mysterieuze Brittenburg (pdf). Daarin een verslag van een speurtocht door leden van de Onderwater Jagers Club in 1960. Met pover resultaat:
“Een afgebakend vak werd aan de landzijde begrensd door een ziedende branding. De noordelijkste en de zuidelijkste punten lagen in een krachtige kuststroom en op de westlijn bleek de zee tien meter diep: hier drong geen lichtstraaltje tot de bodem door.
(…)
Volgens schipper Hoek bevonden ze zich pal boven de ‘zeetoren’. Een boei werd overboord gegooid en de duikers sprongen in het water. Maar de stroom was daar zo sterk dat ze er niet in slaagden de bodem te bereiken,
(…)
We vonden niets wat op de Brittenburg leek. Wel hier en daar plekken met stenen, maar we konden er niets uit maken. Uiteindelijk zijn we er mee gestopt omdat er niets te vinden viel.”
Nieuwe kansen
De zoektocht duurt voort. Volgens het Leidsch Dagblad wordt volgend jaar gewerkt aan het verbreden en verhogen van de duinen rond Katwijk. Daarom wordt er op het ogenblik archeologisch onderzoek gedaan, met boormachines die maximaal zes meter de grond in gaan.
De archeologen werken vanaf restaurant De Zwaan tot aan de Uitwatering; daar waar de Brittenburg zou hebben gestaan. Archeoloog Rinke Timmerman is enthousiast:
De proefboringen hebben al aangegeven dat er Romeins leven is geweest op en rond de Boulevard. Maar het gaat ook om de ijzertijd, 800 tot 50 jaar voor Christus. Het boren gebeurt op plekken waar bewoning geweest zou kunnen zijn. In vroeger tijd was dit een soort Waddengebied, met kwelders, strandwallen en duintjes. Op die wallen gingen de mensen wonen. Die plekken zoeken we.
- Boek: Rome aan de Noordzee