1 mei 1945
Kort na de zelfmoord van Adolf Hitler en Eva Braun
Ik koesterde de voorzichtige hoop dat dr. Goebbels me nu zou laten gaan. Na de dood van de Führer was hij, overeenkomstig het testament van Hitler, rijkskanselier en mijn nieuwe chef. Ook Goebbels wilde in de situatie die zich nu voordeed voor zelfmoord kiezen, daarover bestond geen twijfel. Dus wat deed ik hier nog? Om me heen was alleen maar sprake van afscheid en vluchten.
Het was echter niet Goebbels die naar me toekwam, maar Martin Bormann. ‘U blijft hier. U heeft hier nog werk te doen.’ Alle besprekingen gingen vanaf dit tijdstip alleen over het wegkomen uit de Rijkskanselarij, wat Mohnke moest organiseren – maar daarin werd ik niet betrokken. ‘Licht, lucht, water, telefoon en radio – wie daarvoor verantwoordelijk is, die blijft,’ stelde Bormann duidelijk.

Ik wist heel goed dat dit een moeder was die definitief afscheid nam van haar kinderen, maar ik kon het gewoon niet geloven. Mevrouw Goebbels bereidde haar kinderen voor op de dood. Mijn telefooncentrale was de enige plek waar ze daarbij door niemand gestoord werd. Boven in de voorbunker stelde men opgewonden de uitbraakgroepen169 samen, er liepen ook burgers rond. In de stroom van afschuwelijke dingen kon nog weinig me raken, maar voor wat hier gebeurde waren geen woorden voor. Daar zat ik dan, tot voor kort de lijfwacht van de Führer, Adolf Hitler – maar ik kon niet eens deze kinderen beschermen.
Ik stortte me op mijn telefoontjes en staarde naar mijn schakelpaneel. Het duurde zo’n halfuur tot mevrouw Goebbels met de kinderen weer naar boven, naar de voorbunker ging.

‘Hoe…?’ Mijn stem liet me in de steek, maar Naumann begreep het.
‘Dokter Stumpfegger geeft ze een of ander zoet drankje.’
In mijn borst kromp alles ineen. Mijn dochter – ze was juist een jaar oud.
Tegen zeven uur ’s avonds kwam mevrouw Goebbels alleen uit de voorbunker terug. Ze was zo bleek als de felverlichte muur, haar gezicht was verstard. Haar ogen waren rood, maar toen ze langs me naar de voorkamer van Goebbels ging, huilde ze niet. Pas toen ze daar aan tafel zat, begon haar lichaam licht te trillen. Ik zag hoe ze speelkaarten uitspreidde en sorteerde.
Toen ik jaren later het tafereel beschreef aan mijn vrouw, legde ze het mij uit: Magda Goebbels had patience gespeeld. Ik kende dat spel toen niet. Dr. Goebbels kwam zwijgend bij haar staan en keek zwijgend toe. Ik had telefoongesprekken voor hem, maar ik sprak hem niet aan. De kinderen waren dood.

Ik ben fel aangevallen dat ik Helga, Hilde, Hellmut, Hedda, Holde en Heide Goebbels slachtoffers van het Derde Rijk heb genoemd. Ik blijf daarbij. Later kwam ik tijdens mijn gevangenschap mijn rsd-kameraad Hans Hofbeck tegen. Hij vertelde dat de lijken van de kinderen ergens tentoongesteld waren, de Russen hadden Berlijners opgepakt en ze langs de rij lichamen geleid. De Berlijnse burgers hadden stenen naar de lijken gegooid en ze bespogen. Ik kan dat niet begrijpen.
Op een gegeven ogenblik stond mevrouw Goebbels op en liep de trap op. Alleen, zonder haar man. Dat was de laatste keer dat ik haar zag.