De Founding Fathers wilden aanvankelijk helemaal geen Amerikaanse president

De Amerikaanse president – Frans Verhagen
6 minuten leestijd
Inauguratie van Washington in 1789
Inauguratie van Washington in 1789
De Amerikaanse presidentsverkiezingen oefenen elke vier jaar weer onweerstaanbare aantrekkingskracht uit, niet alleen op Amerikanen maar ook op de rest van de wereld. De winnaar wordt tenslotte de machtigste persoon op aarde. De geschiedenis van deze presidenten is de geschiedenis van Amerika. Hoe ze met die geschiedenis omgingen en hoe ze haar mede bepaalden, is het verhaal van hun presidentschap. Amerikakenner Frans Verhagen verbindt in zijn boek De Amerikaanse president het verhaal van het ambt van president met alle regeringsleiders die Amerika heeft gehad én met alle verkiezingen uit haar verleden, van 1789 tot nu. Op Historiek plaatsen we twee fragment uit het boek waarin onder meer gekeken wordt naar de praktische kant van het ambt. Waarom is er eigenlijk een president en wat moet iemand doen om er één te worden?

Wat voor uitvoerende macht?

We zijn zo gewend geraakt aan een eenhoofdig Amerikaans presidentschap dat het bijna vanzelf spreekt, maar voor de opstellers van de grondwet was dat bepaald niet het geval. Ze speelden met allerlei vormen van uitvoerende macht. Ze dachten over een commissie, over een driemanschap, over twee man. Voor een eenhoofdige leiding schrokken ze terug: dat zou wel heel erg lijken op die koning die ze net waren kwijtgeraakt. Gegeven die geschiedenis is het niet zo vreemd dat de beschuldiging van monarchistische neigingen door deze of gene in de Amerikaanse politiek nog lange tijd een rol zou spelen.

George Washington in 1779
George Washington in 1779
Dat ze toch uitkwamen bij een uitvoerende macht van één persoon had alles te maken met George Washington, zowat de enige aan wie ze een dergelijke positie durfden toevertrouwen. Washington had het Amerikaanse leger geleid tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog en was daarna in 1783 vrijwillig teruggetreden, ook al lag een autoritair leiderschap voor het oprapen. In plaats daarvan was hij teruggekeerd naar het burgerleven, naar zijn geliefde plantage.

Toen hij vier jaar later werd gevraagd om als voorzitter van de Grondwettelijke Conventie in Philadelphia op te treden, probeerde hij daar onderuit te komen. Hij wilde liever geen hoofdrol spelen, maar er was geen ontkomen aan. Washingtons aanwezigheid bleek doorslaggevend om tegenstribbelende gedelegeerden over te halen het presidentschap als een onemanshow te steunen: hij leek de ideale persoon om dit maar nauwelijks gedefinieerde ambt te vervullen. Niemand was bang dat Washington zijn macht zou misbruiken of zelfs maar onverstandig zou uitoefenen.

‘Ondanks de mooie woorden en uitgesproken sentimenten hadden de Founding Fathers weinig vertrouwen in de wijsheid van de burgers’

De Founding Fathers kwamen met de term ‘president’ op de proppen omdat ze terugschrokken voor het woord ‘gouverneur’. Die term associeerden de meeste Amerikanen met de vertegenwoordiger van de Engelsen in de koloniale tijd. ‘President’ was veel neutraler en de term was eerder gebruikt bij de historische onafhankelijkheidscongressen en zelfs op dat moment bij de Grondwettelijke Conventie. In essentie betekende het niet meer dan ‘voorzitter’: George Washington was de president van de conventie.

founding fathers
De Founding Fathers

Aanvankelijk neigde de conventie in Philadelphia ernaar de president te laten kiezen door de wetgevers. Dat stuitte echter op verzet omdat daarmee het principe van scheiding der machten werd doorbroken. Het zou de wetgevende en de uitvoerende macht te nauw verbinden en zo leiden tot ‘intrige en corruptie’. Was die weg ingeslagen, dan had de Verenigde Staten een parlementair systeem gekregen waarin de volksvertegenwoordiging de regeringsleider kiest. Op de conventie gaf de meerderheid uiteindelijk de voorkeur aan een onafhankelijke uitvoerende macht, dat wil zeggen iemand met een eigen mandaat.

De voor de hand liggende optie van directe verkiezing door ‘we the people’ kreeg nooit voldoende steun van de afgevaardigden op de conventie. De reden is eenvoudig en banaal. Ondanks de mooie woorden en uitgesproken sentimenten hadden de Founding Fathers weinig vertrouwen in de wijsheid van de burgers. Door het te spelen via de staten en de door hen aangewezen kiesmannen, hoopten ze ‘onbetamelijke sentimenten’ te temperen, lees: te voorkomen dat ongekwalificeerde populisten aan de macht kwamen.

Witte Huis in Washington
Witte Huis in Washington (CC0 – Pixabay )

Wie mag president worden?

Interessant genoeg stelt de grondwet geen bijzondere eisen aan een president. Hij of zij moet Amerikaans staatsburger zijn en ook als zodanig geboren zijn (geen immigrant dus), en 35 jaar of ouder zijn. De kandidaat moet minstens veertien jaar in Amerika gewoond hebben, maar het is een open vraag of dit aaneengesloten moet zijn.

In het recente verleden waren John McCain en Ted Cruz kandidaten die niet in de VS zelf waren geboren. McCain was kind van een Amerikaanse admiraal die was gestationeerd in Panama, Cruz de zoon van een genaturaliseerde Amerikaanse immigrant uit Cuba die in Canada woonde toen kleine Ted werd geboren.

‘Voor het ambt van president is ervaring geen voorwaarde’

Onder het Amerikaanse jus soli (neergelegd in het 14e Amendement, daterend van na de Burgeroorlog) is iedereen die op Amerikaans grondgebied wordt geboren automatisch staatsburger, een ‘natural born citizen’. Dat geldt ook voor kinderen van illegaal aanwezige immigranten, volgens sommigen een reden dat buitenlandse vrouwen proberen in Amerika te bevallen. Verder kan elk kind van een Amerikaan burgerschap claimen, ook als hij of zij nooit voor langere tijd in de VS heeft gewoond. Hij heeft dan stemrecht maar kan niet gekozen worden.

Officiële Witte Huis-portret van Theodore Roosevelt - Gemaakt door John Singer Sargent
Officiële Witte Huis-portret van Theodore Roosevelt – Gemaakt door John Singer Sargent
Theodore Roosevelt was de jongste president ooit: hij was 41 toen hij in 1901 als vicepresident de vermoorde William McKinley opvolgde. John F. Kennedy was in 1960 de jongste die ooit tot president werd gekozen, hij was 43. Helaas werd hij ook de jongste president aan het einde van een presidentschap: hij was pas 46 toen hij werd doodgeschoten. Er is geen leeftijdslimiet. De oudste president ooit is Joe Biden, die in november 2023 81 werd. Tot aan Biden was Ronald Reagan de oudste: aan het einde van zijn termijn in 1989 was hij 77. De jongste oud-president was Theodore Roosevelt, die pas 49 was toen hij in 1909 terugtrad.

Voor het ambt van president is ervaring geen voorwaarde. Het kan enorm verschillen wat presidenten voor hun ambtsperiode hebben gedaan en wat voor vaardigheden ze meebrengen naar het Witte Huis. Niemand kan zeggen wat succes garandeert. Zo diende Abraham Lincoln slechts één termijn als afgevaardigde in Washington. Als politicus was hij echter gepokt en gemazeld in zijn thuisstaat Illinois. Generaal Dwight Eisenhower had in juni 1944 de invasie in Normandië geleid en had ruime ervaring als legerleider, wat de kiezers het vertrouwen gaf dat hij ook de Amerikaanse overheid wel kon runnen.

Staatsieportret van Lyndon B. Johnson
Staatsieportret van Lyndon B. Johnson
Een van de meest ervaren presidenten ooit was Herbert Hoover, selfmade ondernemer en veelvoudig minister. Hij werd als president geen succes. Lyndon Johnson was 24 jaar lid van het Congres, waarvan zes jaar als Meerderheidsleider in de Senaat. Zijn politieke intuïtie was superbe tot die dat niet meer was en Johnson zich verslikte in de oorlog in Vietnam. Barack Obama was pas vier jaar senator, waarvan hij twee jaar campagne voerde. Veel Amerikanen hadden wel enige aarzeling over die relatief korte ervaring op landelijk niveau. Donald Trump, een zakenman en televisiepersoonlijkheid, had geen enkele bestuurlijke of gekozen ervaring. In zijn geval was het voor veel kiezers juist een aanbeveling dat hij geen banden had met de politiek.

Een loopbaan als senator is niet de beste springplank naar het Witte Huis. Het is ook niet de beste ervaring om een land te besturen. Senatoren hebben een staf maar ze ‘managen niets anders dan hun eigen mond’, wordt wel gezegd. De kiezers waarderen vaak de ervaring van gouverneurs: van de vijftien presidenten sinds 1900 waren er negen eerst gouverneur. Vijf presidenten waren wel ooit senator, maar slechts drie van hen werden gekozen als zittend senator: Warren Harding, John F. Kennedy en Barack Obama. Het slagveld ligt bezaaid met senatoren die sneuvelden in de strijd om de nominatie, en als ze de nominatie wel kregen deden ze het niet erg goed. Het weerhoudt senatoren er niet van zichzelf als mogelijk president te zien. Een veelgehoord cliché in Washington is dat menig senator ’s ochtends in de spiegel kijkt en denkt: als die man in het Witte Huis president kan worden, waarom ik dan niet?

De Amerikaanse president - Frans Verhagen
 
Ook intelligentie en opleiding zijn geen vereisten. Domheid toont zichzelf en levert zelden succesnummers op. Opleiding zegt niet veel. Abraham Lincoln had nauwelijks een klaslokaal vanbinnen gezien, maar had breed en diep gelezen. Geen president schreef beter. Zijn empathisch vermogen en zijn inzicht in de mens waren buitengewoon. Harry Truman had enkel middelbare school, maar hij verslond geschiedenisboeken en durfde te besluiten. Over Franklin Roosevelt werd gezegd dat hij ‘een tweederangs intellect [had] maar een eersterangs temperament’. Je zou kunnen concluderen dat het temperament belangrijker was.

Warren Harding werd omschreven als ‘een bescheiden man met veel om bescheiden over te zijn’. Het ontbrak Harding niet aan zelfkennis en hij kwam er snel achter dat hij niet geschikt was. Ronald Reagan was geen intellectueel, maar hij kon zijn diepe overtuigingen goed verwoorden, en in het televisietijdperk kon het geen kwaad als je kon acteren. Meer recent was Donald Trump zo onzeker dat hij het regelmatig nodig vond te verkondigen dat hij buitengewoon intelligent was, ‘een uiterst stabiel genie’ in zijn eigen woorden.

Boek: De Amerikaanse president – Frans Verhagen

0
Reageren?x
×