Een van de oudste data uit de Romeinse geschiedenis die we precies kennen is 18 juli 387 v.Chr., de dag waarop de Romeinen aan het riviertje Allia, even ten noorden van hun stad, een nederlaag leden tegen een leger van Gallische Senonen. Het kan ook 386 zijn geweest en misschien is dat iets plausibeler om een reden die ik zo zal uitleggen.
Wat die Galliërs daar deden, is onbekend, al staat vast dat ze enkele maanden later in dienst waren van Dionysios, de alleenheerser van Syracuse. Dat deze contact met ze heeft gelegd via een bevriende Griekse stad aan de Adriatische Zee, ze als huurlingen in dienst heeft genomen en ze heeft gevraagd om, als ze toch naar hem op weg waren, ook even het land van de langzaam steeds belangrijkere stad Rome te plunderen, en dat ze daarbij wat succesvoller waren dan voorzien, is denkbaar. De Romeinse traditie houdt het er overigens op dat de Galliërs op zich niets tegen de Romeinen hadden maar dat een Romeinse gezant de furor Gallicus over zijn stad afriep door het volkenrecht te schenden.
Enkele dagen later betraden de Gallische krijgers Rome, waarvandaan de bevolking inmiddels op de vlucht was geslagen. De stad had nog geen echte muur. Alleen op het Capitool, de citadel, was een garnizoen. In de nacht van 2 augustus 387 of 386 besloten ze de citadel te besluipen. De tweede datum is iets plausibeler omdat de maan hen toen bijscheen, terwijl ze het in 387 moesten doen met een flinterdun maansikkeltje. Titus Livius doet verslag:
Maar de ganzen, die aan Juno waren gewijd en ondanks het nijpende voedselgebrek gespaard waren gebleven, lieten zich niet misleiden. Dat was Romes redding: ze snaterden en klepperden met de vleugels en wekten met dat lawaai Marcus Manlius, de consul van drie jaar daarvoor, en een voortreffelijk krijgsman.
Hij greep zijn wapens, riep direct de anderen te wapen en stevende erop af. En terwijl de anderen nog door schrik bevangen waren, duwde hij een Galliër die al boven stond met zijn schildknop terug. Die gleed uit en sleurde in zijn val mannen die vlak achter hem aan kwamen mee naar beneden. Anderen lieten in hun angst hun wapens vallen; ze hielden de rots waaraan ze hingen met de handen omklemd en werden zo door Manlius gedood.
Intussen hadden ook de andere Romeinen zich verzameld. Ze verjoegen de vijand met spiesen, speren en stenen. De hele troep verloor zijn houvast en werd halsoverkop naar beneden gesmeten. Toen even later de opschudding was bedaard, gebruikte men de rest van de nacht om te slapen, voor zover dat in de opwinding mogelijk was.” Livius 5.47; vert. F.H. van Katwijk-Knapp
Extra voer
Er zijn geen Griekse parallellen voor de anekdote over de ganzen van het Capitool, wat in elk geval plausibel maakt dat ze niet is bedacht om de Romeinen de gelijken van de Grieken te maken – al weten we natuurlijk niet wat er in verloren Griekse bronnen heeft gestaan. Nog elk jaar kruisigden de Romeinen ter herinnering aan deze gebeurtenis op 2 augustus een hond. Ook kregen de ganzen van het Capitool extra voer.
De belegering kwam ten einde doordat de Romeinen de Galliërs afkochten. De held van het verhaal, Marcus Manlius, zou later wat al te opzichtig opkomen voor de door de oorlogshandelingen verarmde Romeinse bevolking.
Dat leidde tot wrevel bij de Romeinse elite, die hem ervan verdacht te streven naar de alleenheerschappij. Hij werd uiteindelijk ter dood veroordeeld en naar beneden geworpen van de Tarpeïsche Rots, een deel van de heuvel die hij had helpen redden: het Capitool.
Overzicht van boeken over het Romeinse Rijk