Op een zonnige dag tijdens het weekend rondkuieren in een middeleeuwse stad, een must voor iemand met een passie voor het verleden. Vorig weekend maakte ik van de laatste na-zomerdag gebruik om zo’n wandeling te maken met als bestemming de ruïnes van de Gentse Sint-Baafsabdij.
Ooit bekend als één van de machtigste benedictijnenabdijen van Vlaanderen, is deze site vandaag veel minder bekend dan de Sint-Baafskathedraal met zijn Lam Gods, of het Gentse belfort met zijn draak als torenspits. Wat deze ruïne uitademt is niet de gebruikelijke ‘disneyficatie’ van de geschiedenis, maar wel een mysterieuze vergane glorie met vooral veel vraagtekens over het hoe, wat en waarom. Kortom, precies zoals historici het graag hebben. Op deze site geen duizenden toeristen die van alles een foto nemen, geen dure entreeprijzen om een glimp van een meesterwerk te mogen opvangen. Wat de bezoeker vooral opvalt aan deze site is de sereniteit: een mooie open tuin met hier en daar een oud beeld, een oudere buurtbewoner die een oogje in het zeil houdt, een student die een boek leest… In deze bijdrage zal ik kort de geschiedenis van deze mysterieuze plaats toelichten. Wie de Sint-Baafsabdij in ‘real life’ wil bezichtigen zal echter moeten wachten tot april, wanneer de site weer toegankelijk wordt voor het publiek.
Amandus en de heilige Bavo
De oorsprong van onze Sint-Baafsabdij moeten we zoeken bij de figuur Amandus. Deze gedreven zendeling was al vanaf de zevende eeuw vanuit zijn houten klooster op de Blandijnberg (dat later zou uitgroeien tot de Sint-Pietersabdij) gestart met het bekeren van het gebied bij de samenvloeiing van de Schelde en de Leie. Om zijn bekeringswerk kracht bij te zetten bouwde hij de ‘Ganda-kerk’, genoemd naar zijn ligging. Ganda is immers het Keltische woord voor monding.
Deze Ganda-kerk won aan succes onder invloed van de verering van Bavo, nadat zijn stoffelijke resten naar hier werden overgebracht. Door deze populariteit namen het aantal giften en schenkingen enorm toe. Zo kon de clerus van de Ganda- kerk uitgroeien tot een echte kloostergemeenschap en dit op nog geen kilometer afstand van de Sint-Pietersabdij. Vanaf de negende eeuw nam het Gandaklooster, dat inmiddels tot abdij was uitgegroeid, Bavo als hun patroonheilige. De Sint-Baafsabdij was geboren. De eerste abt van de abdij werd Einhard, bekend als biograaf van Karel de Grote. Onder leiding van Einhard en geruggensteund door de verering van Bavo kende de abdij een periode van grote voorspoed. Hierbij werd de houten kerk zelfs vervangen door een stenen exemplaar.
Rivaliteit en wederopstanding
Deze bloeitijd werd echter abrupt onderbroken door de invallen van de Noormannen in de negende eeuw. Uit voorzorg vluchtten de kloosterlingen van de Sint-Pieters en de Sint-Baafsabdij naar het zuiden, om pas na een halve eeuw terug te keren. Het feit dat de monniken van de Sint-Pietersabdij echter vroegen terugkeerden dan deze van Sint-Baafs, zou aan de basis liggen van een blijvende rivaliteit tussen beide abdijen.
Door de sterk opgebouwde band met de Sint-Pietersabdij herstelde de toenmalige graaf Arnulf I deze abdij in haar rechten en schonk haar tal van relieken. De pas later gerestaureerde Sint-Baafsabdij werd echter eerder stiefmoederlijk behandeld en genoot niet de gunsten die de Sint-Pietersabdij genoot. Na de Noorse invallen draaiden de wisselende machtsverhoudingen tussen beide abdijen dan ook uit in het voordeel van de Sint-Pietersabdij, terwijl dit voorheen eerder omgekeerd was.
Onze gedegradeerde abdij kende opnieuw een periode van bloei onder de Rooms-Duitse keizer Otto II in de tiende eeuw. In zijn strijd tegen de Franse koning steunde hij voluit de Sint-Baafsabdij op de rechter Scheldeoever, want de Sint-Pietersabdij lag aan de ‘Franse kant’ van de Gentse rivier. De Schelde vormde toen immers de landsgrens tussen Frankrijk en het Heilig Roomse Rijk. In deze tweede bloeiperiode werd gestart met de bouw van de enorme (verdwenen) Romaanse abdijkerk. Van heinde en verre kwamen bedevaarders nu de relieken in de kerk vereren, in de hoop op zegening en genezing. De aanplanting van de bomen op de Sint-Baafsweide herinnert tot op vandaag nog aan deze kerk. Ook de meeste andere gebouwen op de site werden in deze bloeiperiode gebouwd, zodat de meeste delen van de hedendaagse ruïne dateren uit de tiende tot twaalfde eeuw. Op de site treft men naast de voor deze tijd zo typische Romaanse stijl echter ook Gotische elementen aan, wat wijst op een jongere bouwgeschiedenis. Zo is de vandaag gedeeltelijk bewaarde kloostergang rondom het vierhoekige kloosterhof een twaalfde-eeuws Romaans en vijftiende-eeuws laatgotisch allegaartje.
Karel V en de transformatie
Zoals na regen vaak zonneschijn komt (en omgekeerd), zo sloeg vanaf de zestiende eeuw de slinger van de geschiedenis voor de Sint-Baafsabdij terug de andere kant op. De in het jaar 1500 in Gent geboren Karel V zou via zijn gevoerde politiek immers blijvend zijn stempel drukken op de Arteveldestad. Nadat de Gentenaren weigerden de belastingen te betalen die nodig waren om de vele oorlogen van de keizer te financieren, werd de stad in 1540 de Concessio Carolina opgelegd. Het maakte een einde aan de stedelijke autonomie van Gent. Daarnaast werd ook de sloop bevolen van de Sint-Baafsabdij. Deze gebeurtenis wordt nog jaarlijks herdacht tijdens de optocht van de stroppendragers. Op de plaats van onze abdij werd een dwangburcht opgericht, in de volksmond het ‘Spanjaardenkasteel’. Het doel van deze burcht was om de stad onder te controle houden en tevens te beschermen tijdens de godsdienstoorlogen die hevig woedden. Hetzelfde jaar nog werd het abdijcomplex grotendeels afgebroken en opgeslorpt in een gigantische dwangburcht. Bepaalde delen van de abdij werden (gelukkig) geïntegreerd in de burcht en konden zo gevrijwaard worden van de sloop. Zo werd de refter van de abdij (vandaag het steenmuseum) bijvoorbeeld gebruikt als kerk voor de soldaten.
Industrialisatie en behoud
Na turbulente jaren van opbouw en afbraak te hebben gekend, werd het Spanjaardenkasteel halverwege de negentiende eeuw definitief afgebroken. In de plaats kwam een nieuwe wijk, met een beestenmarkt en een slachthuis. Bij deze operatie konden de abdijruïnes slechts op het nippertje gevrijwaard worden van vernietiging. Belangrijk hierbij was de toenmalige Gentse schepen van onderwijs August Van Lokeren. Als geschiedenisliefhebber zorgde hij er voor dat de ruïnes voor het nageslacht bewaard bleven. Dit kon echter niet vermijden dat de voor de negentiende eeuw zo typische fenomenen van urbanisatie en industrialisatie echter hun sporen nalieten op de site. Naast de aanleg van een slachthuis en beestenmarkt, kwamen er beluiken, fabriekjes en verschillende wegen.
In 1887 schonk de staat uiteindelijk de resten van de abdij aan de stad Gent, die er een tot op heden bestaand museum voor stenen voorwerpen in onderbracht. In de refter van de abdij werden (middeleeuwse) stenen grafzerken en andere voorwerpen die bij openbare werken aan het licht kwamen tentoongesteld. Deze zerken werden in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw door kloosters en kerken verkocht aan de stad Gent, die deze gebruikte in de stortkom van sluizen en bruggen om ontgronding door de sterke stroming tegen te gaan. Het mag duidelijk zijn dat het museum een dankbare wending betekende in het lot van deze stenen.
Vanaf 1936 werden de ruïnes als beschermd monument veilig gesteld voor verdere afbraak en werden herwaarderingswerken gestart. Vanaf 1991 werd het slachthuis gesloopt en zo ook het industriële hoofdstuk afgesloten. In de plaats kwam de Sint-Baafsweide. Deze groene zone met zijn ‘groene kerk’ suggereert via de aanplanting waar de imposante Romaanse kerk moet gestaan hebben.
Wie meer wil weten komen over de Sint-Baafsabdij en zijn geschiedenis, verwijs ik graag door naar de webstek van ‘de buren van de abdij’. Deze groep buurtbewoners houdt de site open en organiseert er geregeld concerten, lezingen en gidsbeurten. Beslist de moeite waard!