De hbs, de hogere burgerschool, was een gerenommeerd schooltype dat tussen 1864 en 1974 door honderdduizenden Nederlanders werd gevolgd. Hbs’ers kregen een opleiding die, anders dan het gymnasium, de klemtoon legde op praktische vakken en scholieren klaarstoomde voor hoge functies in de samenleving. Historicus Roelof Bouwman en journalist Henk Steenhuis schreven over de geschiedenis van de hbs het boek Wij van de hbs (Meulenhoff, 2017).
Tal van bekende Nederlandse politici, bedrijfseigenaren, wetenschappers en kunstenaars bezochten de hbs. Om slechts enkele grote namen, die ook in het boek voorkomen, te noemen: Willem Drees, Piet de Jong, Wim Kok, Anthony Fokker, Freddy Heineken, Jan Tinbergen en Adriaan van Dis. Het boek van Bouwman en Steenhuis biedt een aangename leesvariatie, doordat de geschiedenis van de hbs afgewisseld wordt met veel fraaie afbeeldingen, informatieve kaderteksten en bronnen (zoals een hbs-herexamen uit 1963) en tal van persoonlijke verhalen en anekdotes van Bekende Nederlanders. Onder hen bevinden zich Mart Smeets, Hedy d’Ancona, Freek de Jonge, Willeke van Ammelrooy, Neelie Kroes en Maarten ’t Hart.
De oorsprong van de hbs
De liberale politicus Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872), bekend van de grondwet van 1848, was de geestelijke vader van de hbs. Op 1 mei 1863 verdedigde hij in de Eerste Kamer de Wet op het Middelbaar Onderwijs. Modernisering van het onderwijssysteem was op dat moment hard nodig. Het enige dat wettelijk geregeld was, was lager onderwijs in de Onderwijswet (1806) uit de Bataafse Tijd. Thorbecke zei die dag onder meer:
Wij gaan, Mijne Heeren, eene groote en blijvende weldaad aan het land bewijzen. Wij gaan krachten en instellingen in het leven roepen, die de intellectuele [en] het praktische voortbrengend vermogen van de kern des volks moet verhoogen. (13)
Voor de meeste jongeren was de lagere school destijds het educatieve eindstation. Slechts een handjevol jongens volgde daarna nog de mulo. Naast een hbs werd op aandrang van de Tweede Kamer ook een middelbare meisjesschool (mms) aan het nieuwe onderwijsconcept toegevoegd. De eerste mms werd in 1867 geopend in Haarlem. Het accent lag op taalonderwijs en handwerken. De eerste rijks hogere burgerschool voor jongens opende op 26 september 1864 de deuren in Groningen, aan de Pelsterstraat. Op 10 oktober van dat jaar volgde een tweede hbs, in Roermond. Het onderwijscurriculum was ruim een halve eeuw niet vastomlijnd. Pas in 1920 kwam voor de hbs een uniform leerplan tot stand. Vanaf het begin lag de focus in het leerplan van de hbs echter wel op een bepaald aantal vakken, de zogenoemde ‘moderne vakken’:
“De vier talen (Nederlands, Frans, Engels en Duits), staatshuishoudkunde (economie) en handelswetenschappen, maar eerst en vooral de exacte vakken wiskunde, biologie, natuurkunde en scheikunde. (17)
Het verschil met het gymnasium, waar het accent op Grieks, Latijn en zaakvakken lag, was hiermee behoorlijk groot.
Nobelprijs
In een apart hoofdstuk gaan de auteurs in op een aantal hbs’ers die later de Nobelprijs wonnen, onder wie Jacobus van’t Hoff (1852-1911) – die in 1902 de Nobelprijs voor Scheikunde in de wacht sleepte -, predikantszoon Pieter Zeeman (1865-1943) en wetenschapper Hendrik Lorentz (1853-1928) die in datzelfde jaar gezamenlijk de Nobelprijs voor Natuurkunde kregen. De laatste grote naam in het illustere rijtje van hbs’ers is Nobelprijswinnaar Ben Feringa:
“Hij was al bedolven onder de prijzen en eerbewijzen, toen op 5 oktober 2016 bekend werd dat hij de Nobelprijs zou ontvangen; hij wordt gezien als een van de meest productieve en creatieve chemici ter wereld.” (47)
De hbs als doelwit
Het slot van het hoofdstuk gaat in op de jaren 1950 en 1960, toen de hbs als ‘symbool van ongelijkheid’ het doelwit werd van scherpe kritiek. Het onderwijsplan van KVP’er Theo Rutten, dat hij in juni 1953 in drie wetsontwerpen presenteerde, luidde het einde van de hbs in en vormde een eerste aanloop naar de Mammoetwet van 1968, die het onderwijssysteem volledig op de kop zette:
“Niet omdat de hbs niet meer presteerde, maar omdat de school een negentiende-eeuwse naam had. (…) De schepping van de liberale staatsman Thorbecke had het – precies honderd jaar na dato – tegen een katholieke minister van Onderwijs, maar misschien wel vooral tegen de tijdgeest. Tegen de weerzin die het begrip ‘burger’ sinds de jaren 1950 opriep. Tegen de obsessie met ‘gelijke kansen’. Tegen de beleidsdrift en regelzucht op het ministerie.” (236,243)
Leuk is dat er een Hall of Fame van hbs’ers is opgenomen. De prachtige affiches en kleurenplaten, waarmee Wij van de hbs is volgestopt, zorgen naast de al sterke inhoud voor visueel spektakel.