Bravoure
Na de oorlog stelde de Politieke Opsporingsdienst (POD) een groot onderzoek in naar de wandaden van NSB’ers, verraders en collaborateurs die werden opgepakt en berecht. Alleen al in Haarlem en omgeving werden vele honderden verdachten en getuigen verhoord. Onder hen ook de jonge automonteur Johannes Anthonius van Bragt. Telg uit een NSB-familie, zoon van een instrumentenmaker. ‘Jantje’ werd hij genoemd, want hij was klein van stuk. Maar bravoure had hij wel. Tijdens de oorlog reed hij op een motorfiets zonder nummerplaat. Meestal was hij in burger, soms in een Duits uniform. Hij had altijd een wapen bij zich. Mevrouw J. van den Brink-van Kleef, bij wie Van Bragt samen met twee Duitsers huiszoeking deed, omschreef hem als…
‘…een klein, jeugdig persoon, gekleed in een donkerblauwe regenjas, terwijl hij bewapend was met een geweer dat bijna nog groter was dan het kereltje zelf.’
Aan Jan van Bragt is nooit aandacht besteed in boeken over Hannie Schaft en de oorlog. Daarin wordt aangenomen dat de jacht op Hannie Schaft uitsluitend het werk was van de Amsterdamse SD. Maar dat is niet zo. Ook de Inlichtingendienst (ID) van de Haarlemse politie, een mini-Gestapo, deed haar best om Hannie te pakken te krijgen. Vanaf mei 1944 stond de ID onder leiding van de beruchte politieagent Fake Krist, die in nauw contact stond met het SD-hoofdkwartier aan de Amsterdamse Euterpestraat.
Geniepig
Van Bragt maakte tijdens de oorlog jacht op Joden, onderduikers en verzetsmensen. Zijn talrijke arrestaties kenmerkten zich volgens een naoorlogs krantenbericht vrijwel zonder uitzondering door ‘een grote mate van geniepigheid.’
In 1944 krijgt de familie Schaft met hem te maken. Hannie is in de zomer van dat jaar ondergedoken na een aanslag die zij met haar verzetsvriend Jan Bonekamp heeft uitgevoerd op de Zaanse politiechef Willem Ragut. Kort daarvoor had zij in Heemstede samen met Bonekamp de banketbakker Pieter Faber neergeschoten.
Een week na de aanslag op Ragut doet de SD een inval in de woning van Hannie’s ouders in Haarlem. Hannie is er niet, haar vader Pieter Schaft en zijn vrouw Aafje Schaft-Vrijer worden opgepakt en als gijzelaars afgevoerd naar kamp Vught. De Duitsers hopen dat Hannie, die op wisselende onderduikadressen in Noord-Holland verblijft, zich zal melden om haar ouders vrij te krijgen, maar dat gebeurt niet. Na twee maanden worden Pieter en Aafje Schaft vrijgelaten.
De SD zet Jan van Bragt in om achter Hannie’s verblijfplaats te komen. Op een dag belt hij aan bij de buren van de familie Schaft, Johanna Verwer-Beck met haar man Reinier. Het 19-jarige dienstmeisje Jacoba van Nes doet open. Zij ziet meteen dat de bezoeker Jan van Bragt is. Jacoba woont namelijk vlak bij Van Bragt. En ze weet ook dat hij ‘fout’ is.
Geplakt haar
Van Bragt zegt dat hij een brief bij zich heeft voor de zus van Hannie Schaft. Het dienstmeisje loopt meteen naar mevrouw Verwer. Die heeft haar namelijk geïnstrueerd haar meteen te waarschuwen als er iemand aan de deur komt die naar Hannie Schaft informeert. Johanna Verwer:
‘Ik stond tegenover een jongeman van omstreeks 19 à 20 jaar oud. Hij droeg zijn haar geplakt met een mooi golfje erin. Hij zei tegen mij van de illegale organisatie Vrij Nederland te zijn. Juist omdat hij dit zo openlijk mededeelde, wantrouwde ik hem’.
Johanna is extra op haar hoede omdat er eerder ook al een Haarlemse rechercheur bij haar naar Hannie heeft geïnformeerd.
De jongeman zegt dat hij met de fiets van Amsterdam naar Haarlem is gekomen om een brief voor Hannie af te geven. Op de envelop die hij haar laat zien, staat ‘Mej. A. Schaft’. Maar dat is Annie, de oudere zus van Hannie, die al in 1927 is overleden. Iedereen in de familie weet dat, dus nu is mevrouw Verwer extra op haar hoede.
Van Bragt zegt dat hij al geprobeerd heeft de brief bij de familie Schaft zelf af te geven, maar daar was niemand thuis. De bezoeker is moe van de fietstocht. Johanna biedt hem een kop koffie aan en een luxebroodje ‘daar de bakker juist aan de deur kwam’. Ze praten een tijdlang met elkaar, waarbij Van Bragt ‘nog enkele moppen over de moffen vertelde’.
Tante van Hannie
Johanna vertelt Van Bragt dat ze de brief niet wil aannemen omdat ze geen contact met Hannie heeft. Ze verwijst hem naar Maria Dik-Vrijer, een tante van Hannie. Mevrouw Verwer weet dat de familie Dik op dat moment op vakantie is en neemt zich voor hen na terugkomst te waarschuwen. Johanna heeft Van Bragt in burgerkleding door de straat zien rijden. Ze herkent hem direct als een rechercheur haar na de oorlog een foto van de jonge Haarlemmer laat zien.
Gewaarschuwd
Als Maria Dik-Vrijer terug is van vakantie, komt Van Bragt ook bij haar aan de deur. Zij is dan al door mevrouw Verwer gewaarschuwd. Van Bragt noemt zijn naam niet. ‘Hij vertelde mij, dat hij een kennis was van de familie Schaft en dat hij het contact met deze familie kwijtgeraakt was en nu weer opnieuw, speciaal met hun dochter, in contact wilde treden.’ Jan van Bragt laat opnieuw de envelop met de naam ‘Mej. A. Schaft’ zien. Maria zegt dat ze niets voor hem kan betekenen omdat ze haar nichtje al maanden niet heeft gezien. Dat het zusje van Hannie al zeventien jaar dood is, vertelt ze hem niet…
‘…omdat het mij juister leek, dat hij maar moest blijven zoeken naar mej. A. Schaft, dan wist ieder die een beetje de familieverhoudingen van Hannie Schaft kende, dat het met deze jongeman fout zat’.
Moed opgegeven
Blijkbaar geeft Jan van Bragt hierna de moed op om Hannie Schaft te vinden. Erg snugger zijn die acties ook niet. In een naoorlogs verhoor verklaart hij zich niet meer te herinneren hoe hij aan het adres van mevrouw Verwer was gekomen. ‘Ik weet wel, dat ik geen goede introductie gehad moet hebben, anders had ik wel succes gehad en nu ving ik bot. Ik ben bij die mevrouw nog binnen geweest, heb met die dame in de voorkamer gezeten en van haar zelfs nog koffie gehad. Hierna ben ik weggegaan, zonder enig resultaat te boeken.’
En dan komt ‘Jantje’ van Bragt met een totaal ongeloofwaardig verhaal:
‘Ik ontken dat ik daar [bij mevrouw Verwer] gevraagd zou hebben naar Hannie Schaft of een zuster van haar, want als ik naar Hannie Schaft had moeten zoeken had ik haar wel gevonden.’
Hij ontkent ook bij Hannie’s tante te zijn geweest. Jan van Bragt speelt hier de vermoorde onschuld, zoals wel vaker. In werkelijkheid zijn velen het slachtoffer geworden van zijn judasmethoden.
Spionage
Jan van Bragt is een niet bijster intelligente jongen. Op de ambachtsschool maakt hij zijn opleiding tot automonteur niet af. Hij gaat werken bij een hondenkennel en daarna bij een meubelfabriek. Als 17-jarige treedt hij in 1941 in dienst van de Abwehrstelle Niederlande, een spionagedienst van de Duitsers die onderzoek doet naar illegale werkers en communisten. Voor 20 gulden per week speurt Jan onder de schuilnaam Pierre naar geheime zenders in Amsterdam en Driebergen en schaduwt hij mensen. Begin 1942 gaat hij voor Lufthansa werken op het vliegveld van Travemünde aan de Duitse Oostzee.
Werken voor Fake Krist
In 1943 keert Van Bragt terug naar Haarlem. Af en toe doet hij tegen betaling werk voor de Inlichtingendienst van de Haarlemse politie. Blijkbaar bevalt dat, want zomer 1944 treedt hij daar op voorspraak van Fake Krist in vaste dienst als onderwachtmeester. Van Bragt komt op die manier ook in aanraking met drie Amsterdamse SD’ers: de Duitsers Emil Rühl en Friedrich Viebahn en Maarten Kuiper – de Nederlandse politieman die drie weken voor de bevrijding Hannie Schaft zou doodschieten. ‘Jantje’ verzamelt voor de SD ijverig informatie over communistische activiteiten in Haarlem en omgeving en verricht huiszoekingen en arrestaties. Zijn directe opdrachtgever is Fake Krist, inmiddels chef van de Haarlemse Inlichtingendienst.
Op geniepige wijze lokt Van Bragt tal van mensen in de val. Ten minste drie van hen vinden de dood: de Heemsteedse communist Rinus Hoebeke, de ondergedoken Joodse student Hans Maurits van Messel uit Amsterdam en de Haarlemse onderduiker Jacob de Jong. Ook is Van Bragt betrokken bij zoekacties naar onderduikers op de boerderij van Hannes Boogaard in de Haarlemmermeer. Bij een overval waaraan honderden leden van de Ordnungspolizei, de SD en Nederlandse politiemannen deelnamen, werden daar op 6 oktober 1943 34 volwassen onderduikers opgepakt en weggevoerd. Geen van hen overleefde de oorlog; 22 kinderen konden met hulp van de familie Boogaard op het nippertje vluchten. Hannes zelf (79) kwam in Sachsenhausen om het leven, zijn zoon Piet overleed in kamp Vught door ontberingen.
Ook vriendin Rietje ingeschakeld
Jan van Bragt schuwt geen middel om Joden en onderduikers in handen te krijgen. Zelfs schakelt hij zijn vriendin in voor zijn verraderswerk, ook buiten Haarlem. Het is de nog maar 15-jarige Haarlemse Rietje van Beek. Zij moet voor de vier jaar oudere Van Bragt in Voorhout bij de familie Bons aanbellen en vragen of ze soms nog bonnen voor onderduikers nodig hebben. Het antwoord is nee, maar twaalf dagen later doet de SD toch een inval in de woning. Daar wordt de ondergedoken Joodse familie Ritterband het slachtoffer van. Het vier leden tellende gezin wordt naar Auschwitz gedeporteerd en daar vermoord.
In Haarlem worden door toedoen van Rietje drie leden van de familie Meij gearresteerd wegens illegaal werk. Ze worden bijna drie maanden opgesloten. Als haar moeder hoort wat Rietje heeft gedaan, wordt ze zó kwaad dat ze haar met een schoen op het hoofd slaat. Rietje zal na de oorlog één jaar gevangenisstraf krijgen, waarvan negen maanden voorwaardelijk.
Opgepakt en berecht
Op 25 oktober 1944 schiet verzetsman Gommert Krijger alias ‘Zwarte Kees’ Fake Krist dood op de Westergracht in Haarlem, vlak bij de Koepelkathedraal. Jan van Bragt vreest dat hij ook zal worden geliquideerd. De ondergrondse heeft hem in het vizier. Zijn naam komt voor op een lijst van ‘Gestapo-agenten, provocateurs en andere verraders uit Haarlem en omgeving’ van november 1944.
Van Bragt duikt onder bij kapper Ferdinand van Zalen, een NSB’er. Na een paar weken wordt hij gearresteerd door de Feldgendarmerie. Van Bragt revancheert zich door zich aan te melden voor de Waffen-SS. Hij krijgt in het oosten van het land een opleiding. Na de bevrijding keert hij terug naar Haarlem, waar hij opnieuw wil onderduiken bij kapper Van Zalen. Maar die wijst hem dit keer de deur. Op 14 mei 1945 wordt Jan van Bragt opgepakt door de Binnenlandse Strijdkrachten en gedetineerd in de Harskamp op de Veluwe.
Bij zijn berechting in 1948 wordt de inmiddels 24-jarige Van Bragt van alles ten laste gelegd, maar niet zijn jacht op Hannie Schaft. Het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam veroordeelt hem tot vijftien jaar straf in een Rijkswerkinrichting. Van Bragt wordt tewerkgesteld in de Limburgse mijnen. Later zit hij nog een tijd gevangen in het Drentse Norg. Vanaf 1954 is Van Bragt weer een vrij man. Hij gaat werken bij de Hoogovens en als kraanmachinist. Jan van Bragt is in 1990 in Haarlem op 66-jarige leeftijd overleden.