Dark
Light

De Messi’s en de Mbappés van het Oude Rome

6 minuten leestijd
Gladiatoren zijn ook populair bij hedendaagse reenactors
Gladiatoren zijn ook populair bij hedendaagse reenactors (CC0 - Pixabay)

Wereldsterren die de pannen van het dak spelen treffen we niet alleen aan op onze voetbalvelden. Al in het oude Rome etaleerden halfgoden ten aanzien van een onmetelijke meute supporters hun kunsten. Voor wie hen aan het werk wilde zien, was er slechts één place to be: de munera of gladiatorengevechten in het amfitheater.

Een beknopte geschiedenis

Gladiatorengevechten zijn niet altijd volksvermaak geweest. Evenmin zijn ze een Romeinse uitvinding. Hun oorsprong moet gezocht worden in de begrafenisceremoniën van de Etrusken. De Etruskische beschaving domineerde trouwens het centrum van Italië vóór de opkomst van Rome. Bij Etruskische begrafenissen van illustere personen liet men een aantal slaven op leven en dood vechten als bloedoffer voor de goden en ter ere van de afgestorvene. De duels hadden dus oorspronkelijk een rituele en religieuze betekenis.

Murmillo tijdens een re-enactment
Murmillo tijdens een re-enactment (CC BY-SA 3.0 – Curiosito – wiki)
Rond het midden van de derde eeuw v.Chr. werd het ritueel in Rome geïntroduceerd. Het evenement groeide dusdanig in populariteit dat het anderhalve eeuw later als onderdeel van openbare schouwspelen kon fungeren. Vanaf dat moment werden de munera stilaan geprofaniseerd en uit hun religieuze context losgeweekt.

Dat proces kende vooral in de eerste eeuw v.Chr. een versnelde evolutie onder impuls van ambitieuze politici als Caesar en Augustus. Zij gebruikten en misbruikten de gladiatorenspelen om de plebs op hun hand te krijgen. Aan de vooravond van de Keizertijd (27 v.Chr.) was het spektakelgehalte van de gladiatorengevechten al zo hoog dat de toenmalige machthebbers er een belangrijk instrument in zagen om de massa in toom te houden.

De ‘industrie’

De groeiende belangstelling voor de munera resulteerde in de ontwikkeling van een geprofessionaliseerde gladiatorensector die tot op zekere hoogte te vergelijken valt met onze moderne voetbalindustrie.

In Rome waren speciale magistraten – aanvankelijk verkozen, later benoemd door de keizer – belast met de organisatie van gladiatorenspelen. De opleiding en het onderhoud van de atleten zelf behoorde tot de bevoegdheid van de lanistae, privé-personen die de vechtersbazen onderbrachten in ludi gladiatorii, gespecialiseerde opleidingscentra waarvan zij de managers waren.

De discipline in zo’n gladiatorenschool was spreekwoordelijk. De gladiatoren – veelal gerekruteerd uit slaven, ter dood veroordeelden en zware criminelen – leefden er bovendien als gevangenen en ontbeerden alle vrijheid. Ze waren volledig afhankelijk van de lanista die met hen deed wat hij wilde: hen naar het amfitheater sturen, occasioneel verhuren aan particulieren die tuk waren op privé-gevechten of zelfs verkopen.

Oliver Reed als beenharde lanista in het meeslepende filmepos 'Gladiator'
“I did not pay good money for you for your company ! I paid it so that I could profit from your death.” – Oliver Reed als beenharde lanista in het meeslepende filmepos ‘Gladiator’ (2000).
Toch was de levenssituatie van een gladiator allesbehalve precair. Kampvechters kreeg men immers niet voor niets; ze waren stuk voor stuk hun gewicht in goud waard. In de ludi kregen ze dan ook een optimale behandeling: voldoende (gezond) voedsel, onderwijs en het gezelschap van een meisje van plezier maakten naast de zware fysieke training evenzeer deel uit van hun dagelijkse bestaan.

En ondanks de grote risico’s die het vak met zich meebracht – wie in het strijdperk trad, had in theorie één kans op twee om het er levend vanaf te brengen – , had het vechtjassenleven ook een fraaie kant: een kemphaan die keer op keer de tegenstander in het zand deed bijten, maakte faam, oogstte roem en werd een ‘Messi’ of een ‘Mbappé’, aanbeden door het publiek en overstelpt met eer en beloningen. Wie geluk had, kreeg bovendien de vrijheid en ging een gedroomde toekomst tegemoet als lijfwacht van een hooggeplaatst persoon of als welgestelde eigenaar van een eigen gladiatorenbedrijf. Dit alles verklaart waarom ook vrije maar marginale Romeinen de harde kampvechtersbusiness soms verkozen in de hoop zich hiermee een betere toekomst te verzekeren.

‘Spelers’ en ‘spelregels’

Gladiatoren waren opgedeeld in verschillende categorieën naargelang de soorten wapens die ze hanteerden en waarin ze zich gedurende hun opleiding hadden gespecialiseerd. De samnitis (Samniet) beschikte over een groot schild en een zwaard, terwijl de thraex (Thraciër) gebruik maakte van een dolk en een rond schild dat qua formaat vergelijkbaar is met het deksel van een kookpot.

Spartacus vs Draba
Spartacus vs Draba annex thraex versus retiarus. Kirk Douglas in de rol van zijn leven in de filmklassieker ‘Spartacus’ (1960)

Een murmillo was een zwaardvechter die ten strijde trok met een helm waarop een zeevis prijkte, terwijl de retiarius met een net en een drietand vocht. Wanneer bij de aanvang van de gevechten geloot werd welke mannen het tegen elkaar zouden opnemen, zorgden de organisatoren er zoveel mogelijk voor om twee ongelijke types tegenover elkaar te plaatsen: men liet bijvoorbeeld een zwaarbewapende maar logge murmillo de strijd aanbinden met een lichtgewapende maar wendbare retiarius.

Beeldje van een thraex
Beeldje van een thraex
In principe vocht men op leven en dood. Niettemin was het de verliezer toegestaan om genade te smeken door de linkerhand op te heffen: de ‘missio’. De winnaar mocht over het lot van zijn opponent beslissen, maar liet dat recht vaak over aan de keizer als die aanwezig was. Heel dikwijls werd ook het publiek geraadpleegd, dat ‘viva voce’ en met de duim te kennen gaf wat er met de gevloerde tegenstander diende te gebeuren.

In tegenstelling tot de indrukken die onze spektakelfilms nalaten over weerloze gladiatoren die op verzoek van een harteloos publiek dat enkel bloed wil zien telkens genadeloos de doodsteek krijgen, zag de historische realiteit er allicht anders uit. De facto werden heel wat minder gladiatoren afgemaakt dan men later deed geloven.

Zowel organisatoren als managers hadden er immers alle belang bij om de levens van zoveel mogelijk sterren te sparen. Gevechten waarbij men telkens nieuwe gladiatoren zou moeten inzetten kon men zich niet veroorloven vanwege de hoge kosten. Het feit dat het publiek gratis toegang werd verleend, mag ons niet doen vergeten dat de gladiatorengevechten grote investeringen betekenden. De toestemming om alle verliezers over de kling te jagen werd dan ook beschouwd als een bijzondere blijk van vrijgevigheid vanwege de ‘sponsors’ van het ‘tornooi’.

'Pollice Verso' - Jean-Léon Gérôme, 1872. Een murmillo heeft een retiarius verslagen in het Colosseum.
‘Pollice Verso’ – Jean-Léon Gérôme, 1872. Een murmillo heeft een retiarius verslagen in het Colosseum.

Het ‘stadion’

In Rome vonden gladiatorengevechten aanvankelijk plaats op het Forum Romanum, het Forum Boarium of het Marsveld, waar men voor de gelegenheid tijdelijke arena’s inrichtte met houten tribunes. Pas in de eerste eeuw n.Chr. werd het eerste permanente stenen amfitheater gebouwd: het Amphitheatrum Flavium, zo genoemd naar de dynastie van de Flaviërs, die de bouwheren leverde (de keizers Vespasianus en Titus).

Tegenwoordig staat dit amfitheater bekend onder de naam Colosseum. Dit imposante gebouw met monumentale afmetingen bood plaats aan 70.000 kijklustigen, die via een ingenieus netwerk van gangen probleemloos een zitplaats vonden en het amfitheater weer vlot konden verlaten. De maatschappelijke stand was bepalend voor het zitje dat men kreeg toegewezen. De loges van de senatoren bevonden zich het dichtst bij het strijdperk; de rijen daarboven waren gereserveerd voor de ridderstand. Het ‘plebs’ nam genoegen met de rol van ‘spionkop’ in de minder comfortabele bovengeledingen van het amfitheater.

Maquette van het Colosseum met velarium
Maquette van het Colosseum met velarium (CC BY-SA 3.0 – Sunspeanzler – wiki)
In het Colosseum werd alles in het werk gesteld om het de toeschouwers zoveel mogelijk naar de zin te maken en een vlekkeloos verloop van de spelen te bewerkstelligen. Zo spande men boven de tribunes een zeil, het velarium, dat als afdak fungeerde en de mensen beschermde tegen regen of brandende zon.

Gedurende de spektakels, die wel een dag konden duren, was het personeel van het amfitheater voortdurend in de weer om de arena te vrijwaren van de stank van bloed en dood. Soms gebeurde dit met een vleugje entertainment: dienaren die verantwoordelijk waren voor het verwijderen van lijken en kadavers verkleedden zich tijdens de uitoefening van hun taak bijvoorbeeld als goden van de onderwereld. Ondertussen gingen leurders de tribunes op om drank en versnaperingen aan de man te brengen.

In galerijen onder de tribunes en de arena bevonden zich dan weer speciale ruimtes waarin de nodige voorzieningen konden worden getroffen. Materialen zoals wapens, kooien voor wilde dieren, machinerie en hijstoestellen lagen er opgestapeld. Een onderaardse gang verbond het amfitheater met een aanpalend gladiatorenverblijf zodat de sterren van de dag zonder hinder de plaats van het gevecht konden bereiken.

De Romeinse wereldsterren nog eens op een rijtje...
De Romeinse wereldsterren nog eens op een rijtje… Romeins mozaïek uit Leptis Magna (Libië), 2e eeuw n.Chr.

Messi’s en Mbappés

Dat bij collectief vermaak heel wat om de hoek komt kijken en dat sport en spel vaak equivalenten zijn van macht en geld, weet iedereen onderhand wel. De gladiatorengevechten waren daar geen uitzondering op. En al hadden ze andere namen, zij die het spektakel maakten, hieven hun neus als waren ze… de ‘Messi’s’ en de ‘Mbappés’ van het oude Rome.

×