De vriendschap die de politiek overwon

John Adams en Thomas Jefferson
7 minuten leestijd
John Adams en Thomas Jefferson
John Adams en Thomas Jefferson

John Adams en Thomas Jefferson streden samen voor de Amerikaanse onafhankelijkheid en vervulden beiden de hoogste leidersposities in de kinderjaren van de nieuwe republiek. Tijdens de roerige presidentsverkiezing van 1800 leidden de politieke verschillen en ongure natuur van het campagnevoeren tot een diepe breuk tussen de twee boezemvrienden. Uiteindelijk overbrugde hun unieke vriendschap echter de ideologische kloven en werden hun politieke wonden geheeld.

De twee Founding Fathers werkten in 1776 gezamenlijk aan de onafhankelijkheidsverklaring, waarvan Adams de schrijfkunsten van Jefferson prees en verdedigde tegenover hun mede-delegaten van het Continental Congress. Jefferson prees op zijn beurt Adams’ verfijnde debattechniek. Beide mannen maakten onderdeel uit van het eerste kabinet onder president George Washington, maar Jefferson was het oneens met de oppositie van Washington en Adams tegen de Franse Revolutie en hun voorkeur voor diplomatieke relaties met het Verenigd Koninkrijk, en stapte daarom op als minister van Buitenlandse Zaken.

Adams volgde Washington op als president, maar al vóór zijn ambtstermijn spleet de generatie van Founding Fathers in tweeën, waardoor twee facties ontstonden: de Federalisten en de Democratisch-Republikeinen (destijds simpelweg bekend als Republikeinen). De politiek veranderde van een onderling affiche tussen “gentlemen” in een schimmig schaakspel waarin de twee partijen elkaar probeerden zwart te maken doormiddel van keiharde karaktermoord in de pers.

Jefferson werd de leider van de Republikeinse factie in de oppositie tegen Washington en Adams die, hoewel op papier onafhankelijk, in de praktijk federalistische beleidspunten doorvoerden. Hoewel Adams een levenslange hekel had aan partijpolitiek werd hij tijdens de verkiezingen van 1796 min of meer geforceerd om de federalistische mantel om te doen. Als hij onafhankelijk bleef zou de Federalistische partij een derde persoon kandidaat stellen en daarmee de oppositie tegen de Republikeinen verdelen, waarna Jefferson makkelijk een meerderheid kon behalen.

Tijdens het opstellen van de grondwet in 1787 had niemand voorzien dat er wel eens twee of meerdere concurrerende partijen zouden kunnen ontstaan. Men ging er vanuit dat iedere presidentskandidaat onafhankelijk zou zijn. Hierdoor besloot men dat vicepresidentschap zou worden vervuld door de kandidaat die bij de verkiezingen als tweede was geëindigd. Door deze ondoordachte fout werd Jefferson, die tijdens de verkiezing Adams’ opponent was geweest en als tweede eindigde, diens vicepresident. In theorie waren de twee dus onderdeel van dezelfde regering.

Ondertekening van de Amerikaanse grondwet - Howard Chandler Christy, 1940
Ondertekening van de Amerikaanse grondwet – Howard Chandler Christy, 1940

Ideologische verschillen

Adams en Jefferson liepen op politiek en ideologisch gebied echter steeds verder uiteen. Jefferson steunde bijvoorbeeld de Franse Revolutie en gaf er de voorkeur aan nauwere diplomatieke banden aan te knopen met de nieuwe Franse Republiek; Adams was diep verontrust door het bloeddorstige geweld in Parijs en wilde juist betere handelsrelaties met de Britten. Jefferson, als Verlichtingsman, stond voor radicale gelijkheid, democratie en decentralisatie van gezag. Hij was van mening dat de Franse revolutionairen streden voor dezelfde principes als de Amerikanen hadden gedaan. Adams was terughoudender, conservatiever, een verdediger van sociale hiërarchie en het gezag van de president, en stond sceptisch tegenover de verheven beloftes van de Verlichting. Hij zag in de Franse Revolutie juist een blind fanatisme voor absolute gelijkheid die uiteindelijk tot chaos en tirannie zou leiden, iets wat volgens hem niets met de Amerikaanse Revolutie – die enkel een strijd was om politiek zelfbeschikkingsrecht – te maken had.

Jefferson probeerde als vicepresident (die in die tijd vrijwel geen macht had maar wel voorzitter was van de Senaat) het beleid van president Adams, te dwarsbomen. Adams schoot zichzelf ondertussen regelmatig in de eigen voet. Zo voerde hij verschillende ondoordachte wetten door die, vooral onder Republikeinen, enorm impopulair werden, zoals de Alien and Sedition Acts van 1798 die onder andere de vrijheid van meningsuiting van het volk tegen de overheid inperkte. En eerder, toen hij nog vicepresident was onder Washington, probeerde hij maandenlang de, voor vele Amerikanen belachelijke, titel ‘his Highness’ voor de president door de Senaat te drukken. Uiteindelijk viel de keuze op de informelere titel ‘Mr. President’.

Nieuwe verkiezingen

Jefferson stelde zich in 1800 voor de Republikeinen opnieuw verkiesbaar tegen de man die hij nog altijd als vriend beschouwde. Hij beging tijdens die campagne echter een grote misstap die de vriendschap voor bijna vijftien jaar zou bevriezen. Jefferson moedigde de sensatiejournalist James Callender persoonlijk aan om Adams te portretteren als mentaal instabiel en, nog veel erger, een monarch in spe. Adams zou van de Verenigde Staten een absolutistisch koninkrijk willen maken en zijn zoon, John Quincy, als troonopvolger willen aanstellen.

John Quincy Adams op negenentwintigjarige leeftijd
John Quincy Adams op negenentwintigjarige leeftijd
Voor een voorvechter van republikeinse waarden en schepper van de Amerikaanse republiek als Adams waren deze absurde beweringen een dolksteek in zijn hart. In zijn ogen had Jefferson in wezen zijn vriendschap en zijn eer verkocht voor het winnen van de verkiezing. Later zou aan het licht komen dat Jefferson, die de verkiezingen won, Callender zelfs had betaald voor zijn aanvallen op Adams. Na de verkiezingsuitslag, in de laatste dagen van zijn presidentschap, stelde Adams nog snel een aantal pro-federalistische rechters aan, iets waar Jefferson bepaald niet over te spreken was.

In 1801 werd Jefferson president waarna de Federalistische Partij implodeerde, leidend tot een vierentwintigjarige dominantie van Republikeinse presidenten (het overwicht was zo ijzersterk dat zelfs Adams’ eigen zoon, John Quincy, zich aansloot bij de Republikeinen). Adams nam gedesillusioneerd afscheid van de politiek en trok zich terug op zijn boerderij in New England. Vanuit zijn huis zag de oud-president lijdzaam toe hoe Jefferson, in zijn ogen, de erfenis van de revolutie verraadde. President Jefferson was op zijn beurt juist van mening dat hij die erfenis had gered van aristocratische types als Adams.

Nadat Jeffersons ambtstermijn in 1809 eindigde werd hij een zelfingenomen groot geld uitgever. Adams ontpopte zich onderwijl tot een teruggetrokken, eenzame, jammerende oude man die zijn dagen vulde met het schrijven van aanvallen op zijn vele politieke vijanden. Beide mannen, gepensioneerd op hun landgoed – Adams in Quincy, Massachusetts en Jefferson zowel geografisch als symbolisch aan de andere kant van het land op Monticello in Virginia – waren koud naar elkaar en schreven de ander amper. Toen één van Jeffersons dochters stierf, stuurde Adams’ vrouw, Abigail, hem een troostbrief. Jefferson reageerde door haar te schrijven dat hij haar man had vergeven voor het last-minute aanstellen van de door hem zo gehate rechters. Abigail reageerde woest dat het juist Adams was die Jefferson moest vergeven voor zijn dolksteek tijdens de verkiezing van 1800 en dat Jefferson daar te zijner tijd maar om moest smeken. Er volgden jarenlang geen verdere brieven tussen Quincy en Monticello.

Voor Adams’ andere vrienden en correspondenten gold de ongeschreven regel dat Jeffersons naam niet genoemd mocht worden, en als ze dit wel deden reageerde Adams quasi nonchalant en zei hij dat het hem niet zo veel uitmaakte wat Jefferson uitspookte, terwijl voor iedereen duidelijk was dat dit niet waar was. Gaandeweg werd duidelijk dat beide mannen de deur op een kier hielden voor verzoening, maar trots beiden belette de eerste stap te zetten.

Monticello, Jeffersons huis bij Charlottesville, Virginia
Monticello, Jeffersons huis bij Charlottesville, Virginia (CC BY 2.5 – wiki)

Een handreiking

Uiteindelijk was het toch Adams die, eenzaam en gefrustreerd, uit vrees vergeten te worden door de geschiedenis, Jefferson een hand toereikte. Tijdens Jeffersons presidentschap had diens visie op de Amerikaanse revolutie de bovenhand gekregen, iets waar Adams het hartgrondig mee oneens was. Vanaf 1812 begonnen ze elkaar weer te schrijven over de rol die ze gespeeld hadden in de voorgaande vijfendertig jaar van de Amerikaanse geschiedenis. Eerst gingen ze een harde confrontatie over hun ruzie uit de weg, maar gaandeweg deed Jefferson wat water bij de wijn en bond hij wat het verleden betreft wat in. Adams besloot hem te vergeven. Ze vonden weer overeenstemming over hun voorliefde voor de Republiek, en hun vriendschap die zo lang in de ijskast stond ontdooide. Die vriendschap had nu opnieuw een stevig fundament, waardoor alle onderwerpen weer open stonden voor discussie. Ze wilden beiden hun visies aan elkaar uitleggen en zagen het als hun plicht tegenover elkaar en de geschiedenis om niet te sterven voordat ze dit hadden gedaan.

Jeffersons graf in Monticello
Jeffersons graf in Monticello
In 1815 gaf Jefferson het laatste zetje om alle wonden te helen. Hij gaf toe dat de Franse Revolutie inderdaad geen weerspiegeling van de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd was en dat de revolutie eindigde in een nutteloos bloedbad. Belangrijker nog, hij schreef Adams dat de eerder verspreidde smaadberichten ongegrond waren. In feite bood Jefferson op een voor hem karakteristieke omslachtige wijze zijn excuses aan. Adams, daarentegen, besefte dat dit de meest openhartige poging tot verzoening was die Jefferson ooit zou ondernemen en accepteerde dit met een open geest. Hiermee werd hun vriendschap hersteld.

Voor de laatste tien jaar van hun correspondentie, te oud om naar elkaar toe te reizen, schreven de twee in hun brieven steeds meer over de gevolgen van ouderdom. Ze maakten grapjes over hun lichaamsklachten, condoleerden elkaar wanneer één voor één hun geliefden overleden, en voelden beiden dat ze langer hadden geleefd dan misschien wel had gemoeten. Het revolutionaire tijdperk was voorbij; hun generatie had de stok overgegeven aan een veranderend Amerika. Als oude mannen herinnerden ze elkaar aan de gouden tijd waarin ze als jonge lieden voor de geboorte en de ontwikkeling van hun republiek hadden gestreden. Uiteindelijk werd er zelfs over hun splijtende ruzie nostalgisch gelachen.

Beide mannen stierven binnen een paar uur op dezelfde dag: 4 juli 1826, de vijftigste verjaardag van hun Verenigde Staten van Amerika. Zij lieten zien dat een vriendschap die gebouwd is op gemeenschappelijke ervaringen en liefde, de grootste politieke verschillen kan overwinnen.

Bronnen

-Cappon, Lester J. editor. The Adams-Jefferson Letters: The complete correspondence between Thomas Jefferson & Abigail & John -Adams. Chapel Hill: University of North Carolina Press, 1988.
-Ellis, Joseph P. American Sphinx: The Character of Thomas Jefferson. New York: Alfred A. Knopf, 1997.
-Ellis, Joseph P. Founding Brothers: The Revolutionary Generation. New York: Vintage Books, 2000.
-Johnson, Paul. A History of the American People. New York: Harper Perennial, 1999.
-McCullough, David. John Adams. New York: Simon & Schuster Paperbacks, 2001.

Historicus met een focus op Amerikaanse geschiedenis.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×