Dark
Light

Velden van weleer – Zingend naar de dodenpoort

8 minuten leestijd
Ansichtkaart uit de Eerste Wereldoorlog
Ansichtkaart uit de Eerste Wereldoorlog
Honderd jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog verscheen bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar een volledige herziene versie van de beroemde reisgids Velden van weleer. Voor deze editie reisden auteurs Chrisje en Kees Brants opnieuw af naar de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk en België, zodat de reiziger van nu de sporen van toen kan volgen. Ook voegden ze een essay toe over de perceptie van de Grote Oorlog door de jaren heen. Op Historiek publiceren we een fragment uit de reisgids, over zingende soldaten en het verlangen naar thuis.


Artois: van leeuwen en ezels

Met uitzondering van Vimy, waar de Canadezen eindelijk succes boekten in 1917, is het verhaal van dit, vanaf 1915 voornamelijk Britse, stuk front er één van gruwelijke fiasco’s: Fromelles waar de Australiërs in juli 1916 bij hun eerste optreden aan het westelijk front werden neergemaaid; Neuve Chapelle, Aubers, Loos, overal vielen de troepen rij na rij in het open en modderige veld. De soldaten in de Franse ‘enclave’ rond Notre Dame de Lorette en Neuville St. Vaast verging het niet veel beter. Dit front en de route gaan dwars door het industriële noordwesten van Frankrijk en al tussen Ieper en Armentières wordt de weg gemarkeerd door tientallen Britse begraafplaatsen. Eenmaal voorbij Arras wordt het wat minder, zoals ook het landschap zachter wordt, al neemt het aantal begraafplaatsen weer toe als wij het gebied van de Somme naderen.

Oude postkaart met een verbeelding van de gevechten rond Notre Dame de Lorette (Publiek Domein - wiki)
Oude postkaart met een verbeelding van de gevechten rond Notre Dame de Lorette (Publiek Domein – wiki)

De hele route, ruim 150 kilometer, is eigenlijk te lang om in één dag te doen. Omdat hij niet circulair is, is fietsen ook wat moeilijker, hoewel men vanuit een vaste plek Notre Dame de Lorette en met name de streek tussen Arras en Doullens prima op de fiets kan bekijken. Hotels zijn echter een probleem, althans gezellige plaatsen met hotels. De beste keus is waarschijnlijk Béthune, iets buiten de route (waar de Engelsen hun regionale hoofdkwartier hadden en alleen de klokkentoren op het gerestaureerde plein van vóór 1918 is), Arras (geheel in oude glorie hersteld) en Doullens (altijd achter de linies geweest en intact gebleven, maar weinig glorieus). Overigens, de streek mag nog steeds enigszins desolaat zijn, er is meer dan genoeg te zien, en ook al om die reden is twee dagen waarschijnlijk aan te bevelen.

Het is maar 19 kilometer van Ieper naar Armentières, maar voor de Engelse troepen waren het 19 symbolische kilometers:

Far, far from Wipers I long to be.
Where German snipers can’t snipe at me.
Damp is my dug out,
Cold are my feet,
Waiting for the whizz-bangs
To send me to sleep.

Ver weg van Ieper wil ik zijn / Waar Duitse sluipschutters me niet kunnen raken / Mijn schuilplaats is vochtig / Mijn voeten zijn koud / Wachtend op de granaten / Die me doen inslapen.

It's a Long Way to Tipperary (Still YouTube)
It’s a Long Way to Tipperary (Still YouTube)
Rijmen deed het niet helemaal, maar het had genoeg ritme om op te kunnen marcheren, weg uit België en de gehate Salient. Niet dat de Engelsen daar veel mee opschoten, want de oorlog hield niet op bij de grens, en bovendien was het volgende stukje front door het Noord-Franse industriegebied van Lille en Lens ook een voornamelijk Britse aangelegenheid. Het is toch al niet het meest aantrekkelijke deel van Frankrijk, met puntige sintelbergen als pukkels in het overwegend vlakke landschap, al wordt na het sluiten van de mijnen, de streek langzaam opgeknapt. Toen was het een wirwar van stellingen en loopgraven tussen de mijnen, steengroeven, fabrieken en huizen.

Naarmate de oorlog vorderde en de Fransen elders mankracht te kort kwamen – vooral toen het Franse leger fijngemalen werd bij Verdun – namen de Engelsen steeds grotere stukken van het front vanaf de Belgische grens over, totdat zij uiteindelijk in 1916 soms naast de Fransen, maar vrijwel onafgebroken de linies bezetten van Ieper tot de Somme.

Ook aan het front in Frans-Vlaanderen en Artois was er alleen in 1914 enige beweging toen de Duitsers oprukten, en weer in 1918 bij hun tweede grote opmars en het daaropvolgende offensief van de Geallieerden dat het begin van het einde was. Daartussen liep een statisch front van loopgraven van de grens min of meer recht naar het zuiden, boog bij Arras even naar het zuidwesten en dan weer bij Albert aan de Somme naar het zuidoosten. De Geallieerden in Artois waren steevast van plan naar Douai uit te breken om dan naar België door te stoten, maar iedere doorbraakpoging liep vast in de formidabele Duitse prikkeldraadversperringen – en de minstens even formidabele wanorde aan Geallieerde zijde.

Canadese soldaten bij een verwoeste Duitse bunker  na de slag om Arras (Publiek Domein - wiki)
Canadese soldaten bij een verwoeste Duitse bunker
na de slag om Arras (Publiek Domein – wiki)

De geschiedenis van deze streek is er dan ook één van mislukte en geïsoleerde offensieven, klein in omvang maar groot in termen van verloren levens, die om enige honderden meters terreinwinst gingen of om een enkele heuveltop. In de lente van 1915 verloren meer dan 100.000 Fransen het leven op de heuvel Notre Dame de Lorette; de winst bedroeg een halve kilometer. In maart 1915 werd het restant van de British Expeditionary Force dat de eerste slag bij Ieper had overleefd, bij een aanval op Neuve Chapelle weggevaagd, waarmee het Engelse beroepsleger definitief ophield te bestaan. In september van dat jaar gingen tienduizenden van het nieuwe vrijwilligersleger eraan bij Loos, waar gedurende de eerste twee uur meer Britse soldaten stierven dan het totale aantal verliezen bij alle betrokken strijdkrachten op D-Day 1944. Tijdens de slag om Arras in de lente van 1917 was de beurt aan de dienstplichtigen, van wie meer dan 190.000 gedood, gewond of gevangen genomen werden. Tussendoor was er de verspilling van alledag – de normal wastage – die ook hier nog eens tienduizenden het leven kostte. Ook de Duitsers verloren honderdduizenden mensen aan dit front; alleen bij Neuve Chapelle en Loos waren hun verliezen te verwaarlozen.

Het treurige en bloedige verloop van de stellingenoorlog in Artois is niet anders dan de hele oorlog in het klein, en dit wordt weer in de liedjes van de soldaten van alle nationaliteiten weerspiegeld. In het begin klinken het optimisme van de beroepsmilitair (‘Oh, we don’t give a fuck / for old von Kluck’) en de arrogante onschuld gepaard aan oorlogszuchtigheid van de Engelse soldaten in de liedjes door, gewend als ze zijn om van Zoeloes en andere Fuzzy Wuzzies te winnen, dus waarom niet van Duitsers? – ‘When the Gunners get to France / They will make the Germans dance.’ De Fransen bezingen hun heldendaden in eigen land en België: ‘Les regiments de la Marne et d’Yser / Seront fameux desormais dans l’histoire.’ Populair bij de Duitsers is dit Wandervogel-Kriegslied dat al uit 1905 dateert:

Ich habe Lust, im weitem Feld
zu streiten mit dem Feind,
wohl als ein tapfrer Kriegsheld,
ders treu und ehrlich meint.

Ik heb zin om in het open veld / met de vijand te strijden / als een dappere oorlogsheld / die het trouw en eerlijk bedoelt.

Als de loopgravenoorlog een feit is, de afloop onzeker wordt en de eigen toekomst somber, en als blijkt dat de Duitsers van zich afbijten (‘There is a sausage gun / Over the way / fired by a bloody Hun / Three times a day’), verlangen de Engelsen al snel alleen nog maar naar huis (‘Take me back to dear old Blighty’). En na de slag bij Loos in 1915 klinkt er een nieuw lied op het perron in Victoria Station waar de treinen naar het front vertrekken:

I don’t want to die, I want to go home,
I don’t want to go to the trenches no more
Where the wizz-bangs and shells do whistle and roar.

Ik wil niet doodgaan, ik wil naar huis / Ik wil niet meer naar de loopgraven / Waar bommen en granaten fluiten en brullen.

Ook de Duitsers hunkeren niet meer naar ‘frisch auf zum Streit’, maar naar ‘Die Wacht am Rhein’ en ‘In der Heimat’, terwijl de Fransen midden 1917 bijna alle hoop hebben opgegeven:

Adieu la vie, adieu l’amour
Adieu toutes les femmes
C’est bien fini, c’est pour toujours…

Vaarwel leven, vaarwel liefde / Vaarwel alle vrouwen / Het is voorbij, voor altijd…

Naarmate de jaren verstrijken slaat het defaitisme bij de overlevenden verder toe. Naar een antwoord op de vraag ‘Wat doen we hier eigenlijk?’ wordt niet eens meer gezocht: ‘We’re here because we’re here, because we’re here, because we’re here…’ gaat het op de melodie van ‘Auld Lang Syne’ in eindeloze strofen door.

De meeste Engelse liedjes begonnen hun leven in de music halls, maar vonden snel hun weg naar de estaminets (kroegen) in Frankrijk en de geïmproviseerde theaters in omgebouwde schuurtjes achter het front. In het begin hadden ze vooral betekenis als propaganda, bedoeld om het moreel hoog te houden – ‘Keep the homefires burning’ – of om rekruten te werven/onder druk te zetten voor het vrijwilligersleger: ‘We don’t want to lose you but we think you ought to go.’ Met name de meer vrolijke marsliederen zijn nu nog bekend (‘Pack up your troubles in your old kitbag’, ‘It’s a long way to Tipperary’), maar ook tijdens het marcheren maakte de zorgeloosheid allengs plaats voor een zwartgallig realisme, onderdeel van de morbide humor die een paspoort vormt voor het verbond der kameraden.

Eentonigheid

Velden van weleer - Reisgids naar de Eerste Wereldoorlog
Velden van weleer – Reisgids naar de Eerste Wereldoorlog
De gemiddelde infanterist bracht heel wat uren zingend door op de Belgische en Noord-Franse wegen, berucht om de kinderhoofdjes en de lichte bolling waar de weg afliep naar de sloten aan weerskanten, zodat de buitenste rijen van een marcherende compagnie steeds weggleden. De lange marsen op die wegen, modderig in de winter, stoffig in de zomer en altijd van een hypnotiserende eentonigheid, vormden – naast prikkeldraad en wiel aan wiel opgesteld veldgeschut – één van de meest typerende herinneringen van veteranen. Van alle foto’s die de schrijver Denis Winter aan zijn oom liet zien, riep alleen die van een rechte weg met kinderhoofdjes, bol wegdek en eindeloze rijen populieren langs de kant een glimlach van herinnering op.

Het zingen verlichtte de monotonie en deed de narigheid vergeten. De dodelijke vermoeidheid, de ondraaglijk zware bepakking en slecht passende schoenen, misschien zelfs de angst de dood tegemoet te lopen, vielen weg bij het gevoel van kameraadschap en het bedwelmende ritme van de mars: 50 minuten lopen, 10 minuten rust, 25 kilometer per dag, op de cadans van ‘Tipperary’ steeds dichter bij the great sausage machine van het front. De Engelse dichter Charles Hamilton Sorley verwoordde hoe dicht dat zingen bij de dood lag:

On marching men, on
To the gates of death with song.
[…]
Strew your gladness on earth’s bed,
So be merry, so be dead.

Loop, mannen, loop voort / Zingend naar de dodenpoort. […] Strooi je lach over de aarde / En wees vrolijk, en wees dood.

~ Chrisje & Kees Brants

Boek: Velden van weleer – Reisgids naar de Eerste Wereldoorlog

Bekijk dit boek bij:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Ruim 50.000 geschiedenisliefhebbers ontvangen wekelijks onze gratis nieuwsbrief.

Meld u ook aan

×