De New Yorkse effectenbeurs stortte in 1929 in. Dit gebeurde na een periode van hoogconjunctuur en heftig speculeren. Aanvankelijk was deze speculatiedrift niet problematisch, maar in 1928 stegen de koersen enorm.
September 1929 begon de stijging te haperen. Korte tijd later, maandag 21 oktober, brak er paniek uit op de boersvloer. Toch herstelden de koersen zich, maar een paar dagen later brak ‘zwarte donderdag’ aan.
Op deze dag sloeg de verwarring op de beurs voor het eerst echt goed toe. Deskundigen probeerden de Amerikaan er nog wel van te overtuigen dat de hoge prijzen ‘niet meer dan normaal’ waren en bankiers kochten aandelen om hun vertrouwen in het prijsniveau te demonstreren. Ook de net aangetreden president Herbert Hoover bemoeide zich met de zaken door te zeggen dat alles in het land prima in orde was.
De gemoederen bedaarden, maar niet voor lang. De steunaankopen die de bankiers hadden gedaan om een crisis te voorkomen, bleken slechts uitstel van executie te zijn geweest. Maandag 28 oktober was het uitverkoop op Wall Street. Grote aandelenpakketten werden voor lage prijzen van de hand gedaan en de deskundigen die de gemoederen eerder nog hadden weten te bedaren, konden de rust niet meer doen terugkeren. De koersval was begonnen.
Grote depressie
Weken achter elkaar bleven de koersen zakken. Uiteindelijk zouden ze dat blijven doen tot de zomer van 1932. De beurskrach (beurscrash) van 1929 zou de eerste beurskrach worden die wereldwijd gevolgen had. Het heeft tot 1954 geduurd voor de koersen zich hadden hersteld. De reden dat de beurskrach wereldwijd voor malaise zorgde, was dat de Amerikaanse economie een enorme omvang had. De economie van de Verenigde Staten was verantwoordelijk voor zo’n 40 procent van de industriële productie in de wereld. Doordat Amerika vanwege de crisis minder grondstoffen inkocht deprimeerde ze hiermee de wereldmarkt. De periode direct na de beurskracht wordt ook wel de ‘Grote Depressie’ genoemd.
Nederland
In Nederland waren die effecten niet direct merkbaar. Pas in 1931 sloeg hier de crisis toe. De werkloosheid verdubbelde dat jaar en de economische groei stokte. Sterker nog, er was een economisch daling van vijf procent. Als gevolg van de stijgende werkloosheid – 15 procent van de beroepsbevolking zat zonder baan – sloeg ook de armoede toe.
Hitler
Volgens sommigen heeft de beurskrach van 1929 indirect de komst van Adolf Hitler mogelijk gemaakt. Doordat de Amerikaanse overheid tijdens de beurscrisis onvoldoende geld had werd de financiële hulp aan Duitsland stopgezet. Na de Eerste Wereldoorlog had Amerika in het kader van het zogenaamde Young-Dawespact geld geleend aan de Duitsers, zodat deze hun herstelbetalingen aan Engeland en Frankrijk konden betalen. Amerika had echter geldgebrek en besloot deze leningen stop te zetten. In Duitsland ontstond hierdoor grote armoede en werkloosheid. Een voedingsbodem voor Adolf Hitler.
Verschillende historici zijn van mening dat de landen die te maken hadden met de depressie, slechte maatregelen namen om de economie weer gezond te maken. In plaats van dat er geld gepompt werd in de economie besloten de overheden te bezuinigen.
Boek: The Stock Market Crash of 1929