“Het meest onhandelbare deel der bevolking”, verzuchtte de hoofddirecteur van de Rijkswerkinrichting in zijn jaarverslagen over de dienstweigeraars, die van november 1931 tot en met augustus 1942, in het eerste gesticht van Veenhuizen, nu gevangenis Norgerhaven, waren ondergebracht. Eerder werden de dienstweigeraars in de bijzondere strafgevangenis van Scheveningen opgesloten, maar in 1931 gingen zij vanwege plaatsgebrek naar de Rijkswerkinrichting in Veenhuizen.
Gezien de reactie van de hoofddirecteur van de rijkswerkinrichting, waren de jonge jongens niet de makkelijkste. Een reconstructie van de bijna elf jaren die de dienstweigeraars in Veenhuizen zaten.
In Veenhuizen
Na hun veroordeling, werden de dienstweigeraars naar Veenhuizen gezonden. Zij kwamen onder geleide van een rijksveldwacht of marechaussee, per trein aan op het station van Assen. Hier stapten zij over in de autobus van het Rijk en werden zij verder begeleid naar Veenhuizen door de marechaussee van Veenhuizen.
Bij aankomst in Veenhuizen werden de dienstweigeraars ingeschreven en kregen ze een nummer toegewezen. Soms kregen ze ook een bad en werden de haren geknipt. Als dat gebeurd was, kregen de nieuwe gevangenen kleding aangemeten, bestaande uit twee buizen, twee broeken, drie paar wollen sokken, één paar klompen (of schoenen op medisch advies), één paar handschoenen, één pet, twee werkkielen, twee zakdoeken en twee halsdoeken, twee hemdrokken, drie hemden, twee onderbroeken van ruw keperkatoen, één gondel of een paar broekdraagbanden. Door kleine verschillen in kleding, werd de soort gevangene onderscheiden. Zo droegen de dienstweigeraars een bruine buis met zwarte kraag en een bruine broek.
De dienstweigeraars zaten vanaf 1936 in afdeling K2 in Norgerhaven, met een deel van de daarboven gelegen slaapzaal. K2 was onderverdeeld in vier kamers gescheiden door een gang, waarop een kamertje van de zaalopziener uitkwam. In totaal waren er voor de circa vijfentwintig jongens zo’n zes zaalopzieners aanwezig. De dienstweigeraars sliepen in houten bedden. De gang had een buitendeur, die toegang gaf tot het achterterrein, waar zich de luchtplaats en barakken bevonden. De barakken deden tot 1936 dienst als verblijf voor de dienstweigeraars, daarna werden ze ingericht als werkplaats en kwam het verblijf op afdeling K2. Op afdeling K2 bleven de bewoners van de ene kamer steeds gescheiden van die in de andere drie kamers. Die scheiding bleef ook bestaan onder het luchten en werken. Er was plaats voor zo’n 25 dienstweigeraars in Veenhuizen.
Werken
Een gevangene was (en is!) verplicht om te werken in de gevangenis. De werktijden waren ’s morgens van circa half acht ’s ochtends tot en met twaalf uur ’s middags en vervolgens van half twee tot half zes ’s middags. De werkzaamheden vonden plaats in de barakken en omhelsden het vlechten van matten, die door overheidsdiensten werden gebruikt. Het ontbijt, middagmaal en diner werden in de barakken gebruikt. Na het diner was er gelegenheid tot ontspanning (lezen, spelletjes, knutselen) totdat de jongens rond half negen naar de slaapzalen moesten. Roken mocht, behalve tijdens het eten en op de slaapzalen.
De jongens mochten elke dag van de week bezoek ontvangen, maar omdat de reis voor familie en vrienden ver was, kwam er niet vaak bezoek. Wel kregen de dienstweigeraars vaak post, niet alleen van familie en vrienden, maar ook van leden van steungroeperingen.
Problemen
De dienstweigeraars waren vaak jonge jongens met een sterk antimilitaristische inslag. Problemen tussen de zaalopzieners, die gewend waren om in een strikte hiërarchie te werken en absolute gehoorzaamheid eisten, en de dienstweigeraars, die weinig op hadden met het gezag, waren er dan ook volop.
In de kranten in die tijd staan hier regelmatig stukken over. Zo schreven op 13 juni 1936 de ouders van achttien dienstweigeraars in de Provinciale Drentsche en Asser Courant een open brief aan de toenmalige minister van Justitie, Josef van Schaik, om zich te beklagen over de behandeling van hun zonen. Zo zouden de mannen onvoldoende eten krijgen en waren zij gedwongen in de kantine extra etenswaren te kopen. Ook meenden de dienstweigeraars dat er kamfer in hun eten (dit zou het libido verlagen) was gedaan en dat het niet meer te eten was. Ook werd geklaagd dat, in tegenstelling tot toezeggingen van de directeur dat het werk passend zou zijn, het werk uiteindelijk zeer eentonig en geestdodend voor de jongens was. Toen op een dag vier jongens weigerden om te werken, omdat zij bij lange na niet genoeg te eten hadden gekregen, werden ze zonder pardon zo’n veertien dagen in een strafcel van circa 1.80 bij 1.40 meter opgesloten.
Ook zaten organisaties, die de dienstweigeraars steunden, niet stil en waren actief bezig om de omstandigheden voor de dienstweigeraars te verbeteren. Naast het schrijven van brieven en versturen van kaarten, werd er in 1937 een protestmars van Amsterdam naar Veenhuizen georganiseerd om aandacht te vragen voor de behandeling van de dienstweigeraars. Toen de ongeveer vijfentwintig deelnemers aankwamen in Veenhuizen, werden zij opgewacht door een groep gewapende marechaussees en gesommeerd te vertrekken, omdat de demonstranten zich op verboden terrein bevonden.
De slechte behandeling werd ontkend door de directie en ook enkele andere dienstweigeraars achtten de behandeling in Veenhuizen correct en meenden dat de jongens de zware behandeling over zichzelf afgeroepen hadden.
In 1938 verleende koningin Wilhelmina in verband met haar regeringsjubileum aan veel dienstweigeraars gratie en werd hun aantal flink uitgedund. In 1942 verdwenen de dienstweigeraars (tijdelijk) uit Veenhuizen, omdat toen de oorlog in alle hevigheid was losgebarsten. Na de oorlog, in 1948, kwamen de veroordeelde dienstweigeraars weer naar Veenhuizen om hun straf uit te zitten. Zij werden toen ondergebracht in de gevangenis Bankenbosch in Veenhuizen.
~ Nationaal Gevangenismuseum – Alina Dijk
Conservator Collectie en Kennismanagement
Ook interessant: Gevangenissen in oorlogstijd, 1940-1945
…en: Eenzame opsluiting was vroeger écht eenzaam
Boek: Paupers en boeven – 200 Jaar strafkolonie Veenhuizen