Dinosaurussen konden veel beter tegen de kou dan tot nu toe werd aangenomen. Dat blijkt uit onderzoek van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN).
Paleontologen van het KBIN vonden onder meer fossielen van de Triceratops en de Tyrannosaurus Rex in het noordoosten van Rusland. In het tijdperk van de dinosaurussen bevond dit gebied zich op ongeveer duizend kilometer van de poolgebieden. Het moet er gemiddeld ongeveer 10 graden Celsius zijn geweest. Veel wetenschappers gaan er al lange tijd van uit dat dinosaurussen uitstierven vanwege dalende temperaturen. De in Rusland gevonden fossielen zijn mogelijk het bewijs dat de dieren niet vanwege een klimaatverandering van de aardbodem verdwenen.
De onderzoekers van het KBIN vonden in het gebied ook resten van dino-eieren en concluderen hieruit dat de dieren in staat waren zich in koude omstandigheden voort te planten. De meest noordelijke resten die eerder gevonden werden kwamen uit Alaska. Wetenschappers vermoedden dat de dieren in de winters zuidwaarts trokken. Professor van Pascal Godefroit van het KBIN houdt het echter voor mogelijk dat de dieren het hele jaar in de koude gebieden bleven.
De professor die het onderzoek leidde vindt het meer waarschijnlijk dat een meteoriet de dieren ongeveer 66 miljoen jaar geleden fataal werd dan dat ze uitstierven vanwege de koude. De meteoriet zou het zonlicht hebben geblokkeerd waardoor planten niet meer groeiden en zo de voedselketen hebben verstoord. Deze periode van duisternis duurde mogelijk enkele jaren.
Fossielen van schildpadden, krokodillen en hagedissen werden in het noordoosten van Rusland niet gevonden. Mogelijk was het gebied voor deze dieren wel te koud.