In bijna vier weken tijd werd een van de grootste bloedbaden aangericht in de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië. In januari en februari 1947 werden op het eiland Sulawesi 1550 Indonesiërs standrechtelijk geëxecuteerd en hele gebieden en dorpen platgebrand. Drie Nederlandse militairen waren verantwoordelijk: commandant Jan Vermeulen, majoor Jan Stufkens en kapitein Berthold Rijborz. Zij gingen nog gewelddadiger te werk dan hun voorbeeld kapitein Raymond Westerling.
In haar boek: Massa-executies op Sulawesi. Hoe Nederland wegkwam met moord in Indonesië, laat journalist Manon van den Brekel ooggetuigen van die moordpartijen aan het woord. Lang verzwegen gruwelijke details komen aan het licht. Voor de getuigenverhalen is Van den Brekel afgereisd naar Sulawesi. Enkele tientallen getuigen ondervraagt ze, zoals La Hanna. Toen, zeventig jaar geleden, twintig jaar oud:
‘Iedereen moest op de grond zitten’, vertelt hij. ‘Op een gegeven moment zei een van de collaborateurs: “Dit zijn de oneerlijke mensen en dat zijn de eerlijke mensen.” Als oneerlijke mensen wees hij de apart gezette mannen aan. Toen schoten de soldaten deze mannen dood.’
Aan het eind van de schietpartij liggen er 123 lijken op de grond.
Onbestraft
Het is een van de vele executies die begin 1947 plaatsvonden. In het koninkrijk Suppa op Sulawesi werden meer dan tweehonderd mannen vermoord en een gebied ter grootte van de stad Nijmegen bijna volledig platgebrand, inclusief de rijstvoorraden. In de nasleep daarvan stierven baby’s en jonge kinderen van de honger. Opmerkelijk is dat van deze executies in het Nationaal Archief in Den Haag nauwelijks informatie is terug te vinden. Er zijn alleen twee korte verklaringen van hoofdinspecteur van politie Pleun van der Plank en commandant Jan Vermeulen van het Depot Speciale Troepen (DST).
Vermeulen was samen met majoor Jan Stufkens en kapitein Berthold Rijborz van het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger) verantwoordelijk voor de massa-executies, zo blijkt uit navorsing van documenten in het Nationaal Archief. De drie zijn onbestraft gebleven. In het strafrechtelijk vooronderzoek in 1949 is nagenoeg geen aandacht voor de moorden in Suppa. In de ministerraad van 20 december 1954 is wel over de kwestie gesproken, zo blijkt uit het betreffende verslag in het nationaal Archief. Vier ministers drongen aan op vervolging, maar een meerderheid wilde daar niet aan, want
‘een procedure zal tot gevolg hebben dat alle gruwelen aan Nederlandse en Indonesische zijde bedreven, worden opgerakeld.’
Daarom wordt besloten de zaak niet voor de rechter te brengen en komen de drie weg met massamoord. Pas in 2013 kregen tien weduwen van de destijds vermoorde mannen een schadevergoeding van 20.000 euro per persoon van de Nederlandse staat en bood de Nederlandse Ambassadeur in Indonesië namens de regering excuses aan.
Niet vergeten
Een enkel getuigenverhaal kan in de loop der jaren een vertekend beeld geven. Maar alle deels overlappende getuigenverhalen geven hetzelfde beeld van de massaexecuties en andere gewelddaden. Daarbovenop bewijst Van Den Brekel in haar boek met documenten uit het Nationaal Archief de schuld van deze drie Nederlandse militairen, waarvan er twee, Stufkens en Rijborz, tijdens de Japanse bezetting in een kamp gezeten hebben en de derde, Vermeulen, door de Duitsers is opgepakt en gemarteld wegens zijn verzetswerk in Brabant.
Het zijn getuigenverhalen waar lange tijd geen oor voor was, want Nederland had zijn eigen oorlogsverleden. Van den Brekel heeft gedegen onderzoeksjournalistiek verricht. Haar boek verdient een plek in de canon van de Nederlandse geschiedenis. Een lang verzwegen maar niet vergeten verleden.
Boek: Massaexecuties op Sulawesi – Hoe Nederland wegkwam met moord in Indonesië