Als je mensen vóór een verkiezing vraagt op wie ze gaan stemmen, kun je de uitslag voorspellen. Dat bedacht de Amerikaan George Gallup in 1936.
Gallups idee kwam al snel naar Nederland. In 1940 werd de Nederlandse Stichting voor Statistiek (NSS) opgericht en vijf jaar later het onderzoeksbureau NIPO. Maar het politieke klimaat bleek in Nederland niet makkelijk te peilen. Vóór de verkiezingen van 1946 voorspelde het NIPO dat de PvdA veel stemmen zou verliezen aan de katholieke KVP.
Dat bleek niet waar: de PvdA kromp wel, maar de verloren stemmen gingen vooral naar de communisten. En dat had niemand voorspeld.
Een 29-jarige ‘profeet’
Dertig jaar lang bleven Nederlandse politieke peilingen gebonden aan verkiezingstijd. Maar op 9 oktober 1976 veranderde dat. Ruim acht maanden voor de verkiezingen presenteerde de socioloog Maurice de Hond op de VARA-radio een analyse van Nederlands politieke stemming. De volgende dag noemde De Telegraaf hem een 29-jarige ‘profeet’, die Nederland met zijn ‘voorspelling’ in rep en roer had gebracht.
De Hond zei dat de VVD veel meer steun had dan iedereen dacht. Zelf noemde hij zijn onderzoek een ‘momentopname.’
Bij de verkiezingen van mei 1977 waren de Nederlandse kiezers inderdaad van gedachten veranderd: niet de VVD, maar de PvdA was de winnaar. De onvoorspelbaarheid van de Nederlandse kiezer kan zelfs voor onderzoekers erg frustrerend zijn. Tijdens de opmars van Pim Fortuyn, in 2002, verzuchtte een onderzoeker in de NRC:
‘Er valt niet meer tegenop te peilen…’
Meer politieke geschiedenis
Artikelen over de Amerikaanse geschiedenis