Recent verscheen bij uitgeverij Just Publishers een Nederlandse vertaling van het boek. Speciaal voor deze heruitgave schreef Ortner een epiloog waarin onder meer stilgestaan wordt bij het ongemak dat veel Duitsers lange tijd voelden bij de persoon Georg Elser. De epiloog is hieronder in zijn geheel te lezen.
Georg Elser – een man zonder ideologie
Toen mijn boek in de jaren negentig in Duitsland verscheen, wilden de meeste Duitsers maar weinig van hun verzetsstrijders weten. Hún engagement herinnerde hen eraan dat ze medeschuldig waren. Het herinnerde hen aan hun lafheid, opportunisme en onverschilligheid. Een man als Georg Elser confronteerde hen met hun kwade geweten – voor zover daarvan sprake was.
Op het moment van schrijven van het boek hadden zo’n 6,4 miljoen volwassen Duitsers – evenveel als het aantal inwoners van de deelstaat Baden-Württemberg, de geboortegrond van Georg Elser – nog altijd waardering voor Hitler. Nog eens 5,5 miljoen Duitsers stonden ‘positief noch negatief ’ tegenover de man die op 8 november 1939 Elsers aanslag in de Münchense Bürgerbräukeller overleefde en binnen 12 jaar het Duitse Rijk eerst uitbreidde ‘van de Maas tot de Memel’ en daarna vernietigde, die als geen van zijn voorgangers de Duitsers eerst liet jubelen en daarna in ellende stortte. Uit een enquête van het weekblad Der Spiegel in maart 1989 bleek zonneklaar: 44 jaar na Hitler weigerden talloze Duitsers nog altijd op hun voorstelling van Hitler en het nationaalsocialisme terug te komen.
Politiek klimaat
Toen de voorzitter van de Duitse Bondsdag in 1988 dubbelzinnige uitspraken over het naziverleden deed, werd hij tot aftreden gedwongen. Maar wat te beginnen met een harde kern van de Duitse bevolking die er nog altijd een ondubbelzinnige opvatting op na hield?
‘Wij zijn niet blijven stilstaan in het verleden,’ meende een man, Franz Schönhuber, de aanvoerder van een rechts-radicale partij die zich vreemd genoeg Die Republikaner (De Republikeinen) noemde, in 1987, ‘maar blijven de partij van de toekomst.’ Dit kwam uit de mond van de man die zich graag publiekelijk op zijn lidmaatschap van de Waffen-SS liet voorstaan. In Duitsland kon je met de rehabilitatie van de Waffen-SS kiezersstemmen winnen – terwijl je met lege handen stond als je verzetsstrijders eer bewees.
In het politieke klimaat van destijds was het droeve lot van Georg Elser niet alleen dat van een mislukte aanslagpleger, maar bovendien dat van een aanslagpleger die nagenoeg onbekend was – bij zowel politiek links als rechts. Deze onbekendheid deelde Georg Elser met de meeste verzetsstrijders tegen de nazi’s, wier lot het Duitse volk na de oorlog niet bijster interesseerde.
Held tegen wil en dank
Een andere reden voor deze onbekendheid was misschien ook dat het gilde der historici hem lange tijd niet anders zag dan de Gestapo destijds: een solitaire aanslagpleger moest wel een huurmoordenaar of een dwaas zijn. In werkelijkheid was Georg Elser allesbehalve een fanaticus of een fantast – hij was een ingetogen individualist die een doorsneeleven leidde. Politiek die ontsteeg aan de dagelijkse werkelijkheid en zich verloor in ideologische bespiegelingen, interesseerde hem niet. Politiek ging voor hem om concrete zaken. Wel had hij begrepen dat de omstandigheden in Duitsland ‘alleen konden veranderen door de huidige leiding uit te schakelen’, waarmee hij Hitler, Göring en Goebbels bedoelde. Hij hoopte dat na de uitschakeling van deze ‘top’ gematigder mannen zouden aantreden, die het lot van de arbeidersklasse zouden verbeteren in plaats van andere landen te veroveren. Een aanslag op de ‘hoogste’ leiding – dat en niets anders beoogde hij met zijn daad.
Hij, een op het pedante af nauwgezet ambachtsman, die zichzelf een ‘kunstmeubelmaker’ noemde en alleen kwaliteitswerk afleverde, moest in de loop van de jaren dertig aanzien dat de opkomende massaproductie de kwaliteitsmaatstaven aantastte. Het nationaalsocialisme maakte in zijn ogen niet alleen de maatschappij, maar ook het eerlijke vakmanschap kapot.
Georg Elser was afkomstig van de Ostalb, een regio in Württemberg die een bastion van het Duitse piëtisme is, dat een deugdzaam leven benadrukt. Vroomheid betekende voor hem vooral een sterke rechtvaardigheidszin. Wanneer hij naar de kerk ging – dat kon een katholieke én een protestantse eredienst zijn – putte hij uit het gebed rust en kracht. De kerk was voor hem een meditatieplek. Gedurende de voorbereidingen voor de aanslag liep hij in München vaak een kerk binnen. Alleen, voor een tweegesprek met God.
Iemand als Georg Elser wil het liefst zijn eigen baas zijn; hij liep niet warm voor de ontstane nationale hysterie en weigerde zich aan te passen. Dit alles, zijn politieke tegendraadsheid, zijn rechtvaardigheidszin, zijn diepvrome piëtistische aard, gaf hem de energie om vanaf het najaar van 1938 een jaar lang met de pietluttige omzichtigheid die hem eigen was de aanslag voor te bereiden. Daarvoor moest hij eerst een zwaarwegende beslissing nemen: piëtisten staan sterk afwijzend tegenover gewelddadig verzet en tirannenmoord is onverenigbaar met hun religieuze overtuiging. Niettemin maakte Georg Elser een keuze voor de aanslag en tegen strikte geloofsartikelen. Een man die eigenzinnigheid, rechtvaardigheidsgevoel en moed in zich verenigde, een eenling in een oceaan van lafheid.
Georg Elser is een held tegen wil en dank. Zijn levensverhaal is dat van een eenvoudig, moedig man die zich tegen het terreursysteem van de nazi’s teweerstelde. Een die niet werkloos toekeek. Zoiets brengt legenden voort. Al in de jaren 1946 tot en met 1950 stelde het Openbaar Ministerie in München een gerechtelijk onderzoek in naar de omstandigheden waaronder Elser kort voor het einde van de oorlog in Dachau werd vermoord. Het onderzoek wees echter uit dat Georg Elser geen opdrachtgevers had. Dit kwam niet alleen naar voren uit uitvoerige ondervragingen van zijn familieleden, maar vooral uit de protocollen van de verhoren van Georg Elser op het rijksveiligheidshoofdbureau in Berlijn die uit de puinhopen van het rijksministerie van Justitie werden gered (en tegenwoordig in het Bundesarchiv in Koblenz worden bewaard). De akten werden eind jaren zestig door de Münchense historici Anton Hoch en Lothar Gruchmann nogmaals minutieus tegen het licht gehouden, waarna de definitieve rehabilitatie van Elser eindelijk verzekerd leek, ondanks alle eerdere pogingen om van hem een pathologische aandachtstrekker of door de nazi’s ‘gekochte’ agent te maken. Hun onderzoeksresultaten publiceerden de twee historici in 1970 onder de titel Autobiographie eines Attentäters (Autobiografie van een aanslagpleger); een jaar eerder was de televisiefilm Der Attentäter (De aanslagpleger) gemaakt, die sindsdien meermalen is uitgezonden. Wie zich voor de kwestie interesseerde, had zich er dus allang van kunnen overtuigen: Georg Elser heeft op eigen initiatief, op eigen risico en zonder medeweters of helpers gehandeld. Waarom werd dan nog altijd geopperd dat Elser de aanslag in opdracht van de Gestapo heeft gepleegd?
Geen proces
Het klopt dat de nationaalsocialisten het nooit hebben laten aankomen op een proces tegen Elser; in plaats daarvan werd hij als ‘speciale gedetineerde’ in de concentratiekampen Sachsenhausen en Dachau opgeborgen. Omdat de nazileiding voornemens was hem na afloop van de oorlog in een showproces op te voeren – de gedachten gingen uit naar een propagandatribunaal in het ‘bevrijde’ Londen om de betrokkenheid van de Britse geheime dienst aan de kaak te stellen – genoot de speciale gedetineerde Elser jarenlang bijzondere privileges in de kampen. Pas op 9 april 1945, toen de dreigende nederlaag een showproces tot illusie maakte, werd Elser op bevel van de ‘hoogste instanties’ in Dachau vermoord. Zo bleef tot na het einde van de oorlog onbekend wat de uitkomst van de verhoren in München en Berlijn was geweest. Zelfs zijn medegevangenen hadden geen hoogte kunnen krijgen van de kleine, zwijgzame man uit de Ostalb. Wat degenen die het kamp overleefden na hun bevrijding in 1945 over Elser verklaarden, moeten slechts geruchten en vermoedens zijn geweest op basis van toespelingen en ontwijkende antwoorden, zoals je die in elke gevangenis hebt. Ook dominee Martin Niemöller moest later toegeven dat hij destijds zijn eigen conclusies had getrokken uit een gerucht, toen hij in het openbaar zijn vermoeden uitsprak dat Elser door de Gestapo tot zijn daad was aangezet.
Feitelijk had op zijn laatst in 1950, na het gerechtelijk onderzoek, en helemaal na de uitvoerige studie van de Münchense historici Hoch en Gruchmann in de jaren zestig, een punt achter de vermoedens over de ‘gekochte’ handlanger van de Gestapo moeten worden gezet. Toch bleef er ruimte voor speculaties, twijfels en legenden bestaan.
Het is Elser vergaan zoals andere aanslagplegers uit het volk: in de volstrekt eenzijdige voorstelling van het Duitse verzet, waarin nog altijd de samenzweerders van de aanslag op Hitler van 20 juli 1944 centraal staan, werd het verzet van de kleine man, de naamlozen, veronachtzaamd. Een man zonder veel opleiding, een eenvoudige meubelmaker naast de grootheden van 20 juli 1944 zoals Claus von Stauffenberg?
Bijrol
Tot voor kort was Elser tot een bijrol in het Duitse verzet veroordeeld. Anders dan Von Stauffenberg, die vier jaar ouder was, was Elser niet voor het heldendom in de wieg gelegd. Von Stauffenberg was een hoogopgeleide officier, die aanvankelijk het nationaalsocialistische regime diende en zich daar pas later tegen keerde en beslissende actie ondernam. Elser daarentegen was een gereserveerde meubelmaker met wisselende banen die alleen het diploma van de ambachtsschool bezat. In 1939 evenwel, toen Von Stauffenberg en miljoenen andere Duitsers achter de Führer aan liepen, had Elser het moorddadige karakter van het regime al doorzien en besloten om de aanslag te plegen.
Von Stauffenberg zag zichzelf eerst en vooral als soldaat, en daarin sloot hij bij een eeuwenlange familietraditie aan. Hoewel hij later geen enkele geestdrift meer opbracht voor het nationaalsocialisme, koesterde hij zijn leven lang minachting voor de parlementaire democratie. Zijn morele kader bestond uit een samenraapsel van katholieke leringen, een adellijke erecode, het ethos van het klassieke Griekenland en de Duitse romantiek. Aan de basis van zijn moedige besluit om Hitler door middel van een bom te vermoorden lagen niet zozeer morele als wel militaire redenen. Het gegeven dat Hitler de aanslag toevallig overleefde, de hopeloze situatie van de samenzweerders – uiteraard is dit alles een tragedie. Claus von Stauffenberg was een moedig patriot – maar tegelijk een overtuigd antidemocraat.
Interessant in dit verband is het commentaar van Ian Kershaw, ook in Duitsland een van de meest gerespecteerde historici van het nationaalsocialisme, waarmee hij zich al tientallen jaren bezighoudt. In een interview naar aanleiding van de publicatie van de Duitse vertaling van zijn boek Tot de laatste man merkte hij op dat de mislukte aanslag op Hitler op 20 juli 1944 in elk geval tijdelijk het naziregime weer steviger in het zadel hielp:
‘Hitlers populariteit bij het grote publiek was onmiskenbaar gegroeid. De impact van de aanslag was enorm, blijkt uit particuliere brieven, dagboeken, enzovoort. Nog belangrijker echter was de zuivering van het officierskorps die erop volgde. Aartsloyalisten vervingen lieden die onbetrouwbaar werden geacht. Het resultaat was dat alle verzet werd onderdrukt’ – Der Spiegel, nr. 46, 2011
Omstreden figuur
Het is een historisch gegeven dat de mislukte aanslagen op Hitler door de nazipropagandisten maximaal werden uitgebuit om de onoverwinnelijkheid van de Führer uit te venten en de mythe te voeden dat hij door de voorzienigheid werd beschermd. De inspanningen van de Gestapo en speciale gerechtshoven die moesten verzekeren dat alle betrokkenen en overige verdachten werden opgespoord, opgepakt en vermoord hadden niet alleen de officieren van het complot van 20 juli tot doelwit.
Na de mislukte aanslag door Georg Elser viel het oog van de nazispeurders op zijn woonplaats Königsbronn en werd de jacht op lokale medeplichtigen en medestanders geopend. Om deze reden was Elser tot lang na de oorlog – ja, tot in de jaren zeventig – een omstreden figuur in zijn geboortestreek. Velen konden weinig sympathie voor zijn daad opbrengen alleen omdat…
‘…destijds mensen er met de haren bijgesleept werden die niets met de zaak te maken hadden’.
Er waren bewonderaars én critici. En ook vijftig jaar na het einde van de oorlog stonden beide kampen recht tegenover elkaar.
Het valt niet te ontkennen: Elser stelde niet alleen zijn geboortestreek, maar het Duitse publiek voor een uitdaging. Hij liet hun zien dat een eenvoudig man uit het volk de moed kon opbrengen tot het plegen van een daad van wereldhistorische betekenis. Hij bewees het tegendeel aan al diegenen die zichzelf nog altijd probeerden wijs te maken dat er geen verzet tegen de nazistaat mogelijk was. Hij deed talloze Duitsers beschaamd staan.
Publieke erkenning
Elser was altijd een einzelgänger geweest. Hij sympathiseerde met de arbeidersbeweging en met de KPD, de Duitse Communistische Partij, zonder er lid van te zijn. Hij zou geen toegewijde en voorbeeldige kameraad zijn geweest. Hij kon weinig belangstelling opbrengen voor ideologische kwesties. Hoe kon deze man publieke erkenning vinden? Hoe moest hij in de herinnering voortleven? Daarvoor heb je medestanders nodig: de herinneringen aan het adellijke, militaire, sociaaldemocratische, communistische en kerkelijke verzet worden gekoesterd door de adel, het leger, de betrokken partijen en de Kerk. Maar waar kon Elser onderdak vinden?
Pas in de laatste jaren heeft Elser zijn rechtmatige plaats in de annalen van het Duitse verzet gekregen; zijn naam wordt, anders dan ten tijde van de eerste publicatie van dit boek nog het geval was, nu ook in schoolboeken genoemd. Er zijn inmiddels meer dan veertig straten en pleinen en drie scholen naar hem vernoemd, en in 2003 brachten de Duitse posterijen zelfs een speciale Georg Elserzegel uit.
In München kruiste men veertig jaar lang de degens voordat er een eensgezind besluit over een passende herinnering aan de daad van Elser werd genomen. Elke avond om tien voor halftien – het tijdstip van de bomontploffing – lichten gedurende precies een minuut rode neonbuizen op een schoolmuur op. Sinds 2010 herdenkt zijn geboorteplaats hem met een stalen gedenkteken. Het is meer dan twee meter hoog en staat bij het treinstation van de Zwabische plaats. In de Berlijnse regeringswijk bevindt zich op de oever van de rivier de Spree een borstbeeld van Elser in de Strasse der Erinnerung (‘Straat van herinnering’), naast Thomas Mann, Edith Stein en Walter Rathenau, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken ten tijde van de Weimarrepubliek, die bij een aanslag om het leven kwam. En sinds november 2011 bevindt zich midden in de vroegere regeringswijk, in de Wilhelmstrasse, een lichtsculptuur, een meer dan vijftien meter hoge stalen band met een snoer van ledlampen die samen het profiel van Elser vormen. De bedoeling van de initiatiefnemers rond de toneelschrijver Rolf Hochhuth was dat het silhouet nabij Adolf Hitlers vroegere bunker ‘boven de locatie van de daders uitstijgt’. (zie openingsfoto, red.) De toevallige passant die Elser niet herkent of misschien nog nooit van hem heeft gehoord, kan op een informatiebordje lezen wie hier eer wordt bewezen. Het Denkzeichen (‘gedenkteken’), zoals Hochhuth het betitelt, met de gebogen lichtbuizen doet op het eerste gezicht wel wat aan een reclame-uiting denken; pas op het tweede gezicht herkent men het individu. Georg Elser, de teruggetrokken levende man die besloot om zich te verzetten, blijft in een zekere anonimiteit gehuld.
‘Rolmodel’
Criticasters van de groeiende aandacht voor Elser werpen op dat zijn grotere bekendheid ermee te maken heeft dat hij een ‘geruststellender’ identificatiefiguur is dan bijvoorbeeld de adellijke officier Von Stauffenberg, de aartsconservatieve politicus Carl Friedrich Goerdeler of zelfs leden van het communistische verzet, zoals de Rote Kapelle. Elser, zeggen ze, is de ideale figuur om elk verzet-met-terugwerkendekracht op te projecteren; hij is het aangewezen rolmodel voor alle ‘hedendaagse wereldverbeteraars’ die het doen voorkomen alsof het uiten van bewondering voor Elser en zijn daad zelf van moed getuigt.
Maar dat doet allemaal niets af aan Elsers nobele inborst. Op het laatst sinds de vroegere Duitse bondskanselier Helmut Kohl – de man die ooit samen met zijn officiële gast Ronald Reagan een krans legde op een militaire begraafplaats van de SS in het West-Duitse Bitburg – publiekelijk eer bewees aan Elser, is de vraag ‘Wie behoort Elser toe?’ een gepasseerd station. De historicus Joseph Peter Stern heeft Elser een ‘man zonder ideologie’ genoemd. Daarmee is alles gezegd.