In de zeventiende en achttiende eeuw was Amsterdam het hart van de handel in exotische dieren. Kunstenares en onderzoekster Ria Winters schreef hierover een interessant en mooi geïllustreerd boek: Historische dieren in historisch Amsterdam (Amsterdam University Press, 2017).
In de Gouden Eeuw kwamen vanuit Nederlands-Indië – via VOC-schepen – naast specerijen als peper, foelie en kaneel, talloze exotische dieren naar Amsterdam.
Onderzoekster Ria Winters verzamelde de mooiste anekdotes en tekeningen van de wilde dieren die in de zeventiende en achttiende eeuw in Amsterdam aankwamen. Daar werden de dieren verzameld op een binnenplaats van herberg Blauw Jan aan de Kloveniersburgwal, opgericht door de herbergier Jan Barentsz. Westerhof, oorspronkelijk afkomstig uit Oldenburg.
Opzet boek
In de inleiding constateert Winters dat in de VOC-archieven nauwelijks aan exotische dieren gerefereerd wordt. Daarom heeft Winters voornamelijk andere bronnen gebruikt, bijvoorbeeld historische kranten van Delpher en informatie uit archieven zoals het Nationaal Archief en het Stadsarchief Amsterdam, ongepubliceerde notitiealbums, schilderijen, maar ook enkele interviews met experts.
Kernvragen in het boek zijn: Waar kwamen de dieren vandaan? Wie verzorgde ze? Voor wie waren de dieren bedoeld? En om welke soorten ging het?
Twee belangrijke informatiebronnen waarop Ria Winters zich baseert, zijn niet eerder gepubliceerde verslagen van de ooggetuigen Jan Velten (een tekenaar) en Ernst Brinck. Deze worden in het begin van Exotische dieren in Amsterdam nader geïntroduceerd. Daarna volgen tal van anekdotes en mooie illustraties. Het boek is voorzien van voetnoten en een beknopte literatuurlijst.
Jan Velten en en zijn exotische dieren
Jan Velten was een amateurtekenaar aan het einde van de zeventiende en begin van de achttiende eeuw. Zijn tekeningen en gouaches vormen onderdeel van een bijzondere collectie die beheerd wordt door de Artis Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Winters:
“Dankzij Velten weten we welke dieren zich tussen 1695 en 1709 in Amsterdam bevonden. Die jaartallen noteerde hij in zijn album. In een aantal gevallen is het bekend op welke locatie hij de dieren zag. De belangrijkste is de menagerie van Blauw Jan. Velten moet de zaak regelmatig hebben bezocht. De dieren op het achtererf waren te koop, maar men kon ook gewoon de beesten komen bekijken. In 1776 bedroeg de toegangsprijs tot de binnenplaats vier stuivers. Bezoekers konden zo lang blijven kijken als ze wilden, mits ze ook een drankje kochten.” (18)
Jan Velten tekende van de menagerie Blauw Jan een kleurengouache, waarop de vormgeving van de tuin en de kooien goed te zien zijn. Velten deed ook inspiratie op bij de herberg De Witte Oliphant aan de Botermarkt, tegenwoordig aan het Leidseplein. Daar werd iedere maandag de zuivelmarkt gehouden, waar kleine dieren als eenden, ganzen, kanaries en duiven verkocht werden.
Ernst Brinck
De Duitser Ernst Binck (1582-1649), zoon van de burgemeester van Harderwijk, was een reislustige Duitse wetenschapper die door Europa reisde, zo bezocht hij Turkije, en onderhield hij contacten met grote wetenschappers als Galileo Galilei. Vanaf ongeveer 1615 vestigde hij zich permanent in Harderwijk.
Brinck bezocht Amsterdam onregelmatig, maar als hij in de stad kwam schreef hij naderhand vaak over de exotische dieren die hij gezien had. Er zijn circa vijftig perkamenten boekjes – die Historia animalium genoemd werden – van hem bewaard gebleven. Daarin noteerde hij onder meer dat hij in 1633 een ‘seer schoonen luijpaard’ had gezien, en in 1643 een tweebultige kameel.
In de menagerie Blauw Jan liepen ook helmkasuarissen rond, vogels die weleens agressief werden. Jan Velten maakte hiervan tekeningen, terwijl Ernst Brinck over deze vogelsoort schreef. Ik citeer Winters:
“Jan Velten heeft drie tekeningen van de vogels gemaakt. Net als de lori’s waren de kasuarissen heel duur. Uit de inventaris die de Amsterdamse notaris Hendrik de Wilde in 1727 van de inboedel van de menagerie opmaakte, bleek dat twee kasuarissen op vier- en zeshonderd gulden werden getaxeerd. Ter vergelijking: het maandloon van een matroos of soldaat in dienst van de VOC bedroeg maximaal elf gulden, stuurlieden konden tot vijftig gulden verdienen en schippers zestig tot tachtig gulden…” (119)
We maken in het boek verder kennis met allerlei andere exotische dieren, zoals Clara de Neushoorn (die in 1741 in Amsterdam de aandacht trok), papegaaien, halsbandparkieten, tapirs (destijds ‘waterpaert‘ genoemd, olifanten en apen.
Boek: Exotische dieren in historisch Amsterdam – Ria Winters
Lees ook: In de aap gelogeerd zijn
Of lees: Amsterdamned – universele coffeeshop en suikeroom