Het verleden trekt. Onweerstaanbaar zelfs, schrijft de Leidse historicus en geschiedfilosoof Herman Paul in zijn boek Als het verleden trekt (2014).
Iedereen maakt zijn eigen constructie van het verleden door beschikbare bronnen en de interpretatie ervan. Zo blijken bepaalde jeugdherinneringen zich vast te zette in het geheugen als breekpunten in het verleden. Genealogie, de zoektocht naar sporen van voorouders, doet het goed vandaag. De een na de andere film op basis van historische gebeurtenissen komt uit. De wereld van vandaag zit vol met verhalen van vroeger, trauma’s, nostalgie, vergetelheid en hoop. Blijkbaar kunnen we niet zonder verleden in het dagelijks leven van nu.
Ieder, of hij nu historicus is of niet, heeft dus zijn eigen geschiedenis en zijn eigen perspectief daarop. Al die persoonlijke deeltjes overlappen en maken bij elkaar het verleden van ons allemaal. Daarom moet er zuinig met het verleden worden omgesprongen. Wie tevéél vanuit eigen perspectief in de geschiedenis blikt, doet anderen tekort. Dan worden bronnen geselecteerd naar eigen voorkeur, zonder kritische reflectie.
Basisles geschiedfilosofie
Om dat te voorkomen, geeft Herman Paul (1978) met zijn boek een basisles geschiedfilosofie. Hij heeft het boek geschreven voor studenten die met een universitaire opleiding geschiedenis beginnen. Maar eigenlijk is het boek goed toegankelijk voor iedereen die kritisch naar zijn omgang met het verleden wil kijken. Want ‘wie met het verleden in gesprek gaat, waagt zich buiten de comfortzone van het eigen gelijk.’
Als het verleden trekt is geen omvattend handboek geschiedfilosofie geworden, vergelijkbaar met het werk van Frank Ankersmit en Chris Lorenz. Die boeken ‘overstijgen het huidige niveau van tweedejaars geschiedenisstudenten’. Als het verleden trekt lijkt daarom meer op Jan van der Dussens Filosofie van de geschiedenis (1986): een handzaam en toegankelijk boekje dat al jaren niet meer in de handel is.
Boeken die in tussentijd zijn verschenen, zoals De toga van Fruin van Jo Tollebeek (proefschrift uit 1990, tweede druk 1996) of John Tosh’ The pursuit of history (1984 en latere edities), zijn niet te vergelijken met Als het verleden trekt, reageert Paul onlangs. Die boeken hebben een andere insteek. Het eerste boek geeft een kort overzicht van de debatten binnen de Nederlandstalige geschiedbeoefening. Het tweede boek, bij diverse universiteiten in gebruik als inleiding op de geschiedfilosofie voor propedeusestudenten geschiedenis, mag vanwege het lage niveau niet met goed fatsoen daarvoor doorgaan, vindt hij. De waarde van Pauls boek lijkt zich te bewijzen. Aan de Universiteit Leiden wordt het boek inmiddels gebruikt en aan een andere universiteit wordt aanschaf overwogen. Bij Routledge zal binnenkort een Engelse vertaling verschijnen.
Objectiviteit
Dat geschiedenis het dagelijks leven doortrekt, toont Paul aan door elk hoofdstuk te beginnen met gebeurtenissen uit de actualiteit of het recente verleden. Uitstijgend boven een eurocentrische blik, neemt Paul de lezer mee naar de Iraanse Revolutie van 1978 of de opgravingen in het Indiase Ayodhya. Aan de hand van deze zaken verklaart hij geschiedfilosofische theorieën en begrippen.
Misschien is de meest interessante vraag van de geschiedfilosofie wel: is het verleden waar? Of scherper gezegd: hoe vinden we objectiviteit in de veelheid van perspectieven op het verleden? Paul concentreert zich alleen op die perspectieven in zijn onderzoeksvraag: ‘Hoe zien onze relaties met het verleden eruit?’
Objectiviteit is immers een onmogelijk doel om na te streven, antwoordt Paul. Dat betekent niet dat elk perspectief op het verleden dezelfde waarde heeft. Om relativisten en positivisten de pas af te snijden, adviseert Paul om niet de focus te leggen op objectiviteit, maar op de weg daarnaartoe.
De weg naar objectiviteit loopt via het behalen van de epistemische doelen kennis en begrip van het verleden. En dat kan door het nastreven van epistemische deugden als onpartijdigheid, eerlijkheid en zorgvuldigheid.
‘Kom je tot slotsom dat je wetenschapper wilt zijn, omdat kennis en begrip van het verleden je uiteindelijk het meeste waard zijn, oefen je dan in epistemische deugden. Ontwikkel je verbeeldingskracht, train je sensitiviteit voor het eigene van het verleden en streef ernaar het dialectische spel tussen hypothese en bronnenmateriaal op een alsmaar hoger plan te brengen. Schroom niet om […] expliciet te maken welke relaties je met het verleden onderhoudt, maar houd daarbij je ‘standard of excellence’ voortdurend voor ogen. Zulke eerlijkheid en toewijding zijn de merktekens van een integere historicus.’