Herinneringen van een Rotterdamse jongen aan de Tweede Wereldoorlog

3 minuten leestijd
Herinneringen van een Rotterdams jongetje
Herinneringen van een Rotterdams jongetje

Alexander Wirtz, geboren in juni 1936, maakte als kind bewust de Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse wederopbouw in Rotterdam mee. In de autobiografie Herinneringen van een Rotterdams jongetje (Uitgeverij Aspekt, 2017) maakt Wirtz de lezer deelgenoot van zijn persoonlijke beleving van onder meer het bombardement op Rotterdam, de Hongerwinter, de bevrijding, de films over concentratiekampen die hij na de oorlog zag en de nieuwe Amerikaanse luxegoederen.

Herinneringen van een Rotterdams jongetje
Herinneringen van een Rotterdams jongetje
Het boek, dat ruim 300 pagina’s beslaat, bevat Wirtz’ jeugdherinneringen uit de jaren 1939-1948. In het Woord vooraf schrijft Wirtz over de totstandkoming van zijn boek:

Net als stroken amateurfilm of journaalfilm uit die tijd, die bewaard zijn gebleven in het donker van metalen dozen en die, achter elkaar geplaatst, een documentaire gaan vormen, zo heb ik mijn herinneringen op volgorde gerangschikt om ze een verhaal te laten worden.” (5)

De autobiografie van Wirtz is met een vlotte pen geschreven. Prettig is, om de memoires in het juiste verband te zien, dat Wirtz via kleine hoofdstukken getiteld ‘Wat er in de tussentijd gebeurde’ telkens kort ingaat op de historische constellatie van het moment. In een aantal zinnen zet hij dan de belangrijkste gebeurtenissen en specifieke feiten uit de Tweede Wereldoorlog voor de lezer op een rij.

Glijpartij Duitse soldaat

De herinneringen van Alexander Wirtz zijn divers, worden doorgaans heel specifiek beschreven en zijn zo nu en dan best humoristisch.

Een voorbeeld: eind 1942 ging Alexander met zijn vader met de tram mee, om een zekere tante Nellie te bezoeken in Den Haag. Wirtz schrijft:

Nadat we op het station Holland Spoor waren aangekomen namen we de tram naar haar toe. Een tram met een bijwagen. Er viel een lichte motregen die grauwe dag. Bij één van de haltes, op het moment dat we weer wegreden, kwam er een Duitse militair aanrennen, die wilde proberen om nog net mee te kunnen rijden. (…) Soms riep één van de rokers op het tussenbalkon naar de bestuurder: ‘Effe inhouwe…., d’r mot er nog één mee…!’ Maar dit keer riep niemand iets. De soldaat moest hoe langer hoe sneller lopen om de tram bij te houden, deed een misstap en gleed met zijn spijkerlaarzen uit op de gladde natte keien. Hij maakte een flinke smak en bleef een ogenblik versuft liggen. De bestuurder verhoogde de snelheid; hij had niets van het voorval gemerkt, of niets willen merken.

Ik kon nog net zien hoe enkele voorbijgangers de man weer overeind hielpen. Sommige passagiers gniffelden stilletjes met leedvermaak, leek het me.” (99,100)

Hongerwinter 1944-1945

Indrukwekkend is Wirtz’ beleving van de Hongerwinter in het westen van Nederland in de winter van 1944-1945. Een geschatte 20.000 Nederlanders kwamen toen van de honger en kou om.

In het gezin van Alexander Wirtz stonden tijdens de Hongerwinter aanvankelijk suikerbieten op het menu om in de hongernood te voorzien. Maar later werd het menu noodgedwongen ‘uitgebreid’ met onder meer tulpenbollen en dahliaknollen:

De voedselsituatie werd steeds nijpender en hoe langer hoe vaker moesten we met een half gevulde maag genoegen nemen. Op school werd een heel enkele keer, door het Rode Kruis, een beker melk uitgedeeld aan de leerlingen, om enigszins de ondervoeding tegen te gaan. Thuis werden suikerbieten geprobeerd (…) Later in die beruchte winter hebben mijn ouders zelfs geprobeerd om tulpenbollen en dahliaknollen te eten. Dat was nog erger dan suikerbieten, zeiden ze naderhand. Zò onverteerbaar, dat ze het experiment niet lang hebben volgehouden.” (190,191)

Tijdens de Hongerwinter van 1944-1945 werden wel op allerlei plekken ‘Centrale Keukens’ neergezet, maar deze boden weinig soelaas. Wirtz:

Sinds de afsluiting van de gasvoorziening aan particulieren, waren de Centrale Keukens, ook wel ‘Gaarkeukens’ genoemd, in werking getreden. Tegen inlevering van enkele bonnen kon men daar een warme maaltijd in ontvangst nemen. Maar het eten was er van zo’n slechte kwaliteit dat moeder er geen vertrouwen in had. Zo lang het mogelijk was wilde ze zelf de maaltijden op de kachel blijven klaarmaken. Wel waren het uiterst schamele maaltijden, die ze voortaan nog maar kon bereiden. We kregen honger! Echt honger!” (192)

Boek: Herinneringen van een Rotterdams jongetje – Alexander Wirtz

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

0
Reageren?x
×