Het kleinste vrouwtje aller tijden
Al vanaf haar tweede jaar werd Paulina tentoongesteld als ‘levende pop’. Het was voor haar ouders Michiel en Maria Musters de enige manier om te ontkomen aan de bittere armoede waarin ze leefden in het Brabantse dorpje Ossendrecht. In Europa en Amerika woedde een ‘dwergenoorlog’ tussen kermissen en theaters om de gaafste lilliputters. Paulina was niet alleen buitengewoon klein voor haar leeftijd, ze oogde ook schattig in haar satijnen jurkje en met het diadeempje op het hoofd. Een echte prinses was ze natuurlijk niet: die titel was haar alleen gegeven om haar nog intrigerender te maken. Over Paulina’s leeftijd en lengte werd door haar impresario (in het begin de Belg Emile Grandsart, later haar zwager Sjef Verschueren) steevast gelogen: ze werd steevast als nog kleiner en ook als ouder gepresenteerd dan ze in werkelijkheid was.
Het is niet precies bekend waar en wanneer Paulina’s eerste optreden was. In het boek beleefde ze haar vuurdoop in 1879 op de kermis van Brussel. Paulina’s moeder vertelt in onderstaand fragment hoe ze, geplaagd door een alles verterend schuldgevoel, voor het eerst met haar dochter het podium betreedt.
Aan het einde van de ochtend zaten we klaar. Michiel in zijn goede pak, ik in mijn traditionele Westbrabantse klederdracht – want dat wilde Emile Grandsart graag. Paulina hadden we het witte jurkje aangetrokken, en ik moet zeggen: ze zag er schattig uit. Het diadeempje kregen we nog niet vastgeklemd aan haar dunne haartjes. Om klokslag twaalf uur luidde de bel die aan de houten gevel hing: het spektakel ging beginnen. We hoorden flarden van Grandsarts stem boven het geroezemoes van de kermisgangers. ‘Komt dat zien…kleine prinses…wonder der wonderen…’
Ik zag aan Michiels verstrakte gelaat dat ook hij nu nerveus begon te worden. Paulina was dreinerig. Ze plukte aan haar jurkje en smeet haar favoriete pop van zich af. Haar wangetjes waren rood; thuis zou het tijd zijn voor haar middagdutje. Maar hier moest ze wakker blijven. Ik zag dat Michiel het ook zag en zijn blik afwendde. In de tent, aan weerszijde van de deur van de woonwagen, hoorden we ineens geschuifel en gepraat. De bezoekers namen plaats op de banken. Ik hurkte door mijn knieën en probeerde de aandacht te vangen van Paulina, die door Kee op de schoot was genomen.
‘Paulina, lieverd, luister je? Paulina, je moet zo dadelijk bij papa en mama blijven, goed? Er zijn mensen die naar je mooie nieuwe jurk willen kijken. Blijf bij ons, dan kan je niets gebeuren. Het is zo voorbij. Wees zoet, dan krijg je dadelijk een koek, goed? Beloof je dat?’
Ik durfde amper in de helblauwe ogen van het meisje te kijken, alsof ze me zou aanspreken op het schuldgevoel dat op mijn geweten aan het hameren was. We hoorden de gedragen stem van Grandsart vertellen over onze dochter. Het ging over haar geboorteplaats, waar ze al een sensatie zou zijn. Het ging over haar ouders, die van normale lengte waren. Over alle artsen aan wie ze was verschenen, en die ook geen verklaring hadden voor dit wereldwonder. En over het hooggeëerd publiek, dat zich gelukkig mocht prijzen dat ze dit zou gaan aanschouwen.
Het ging over ons kind, dat hier als een product werd aangeprezen. Ze was nog niet eens een artieste, omdat ze nog niets kon behalve zichzelf zijn. Het klonk zo onwezenlijk en grotesk dat ik even overwoog om Paulina op te pakken en ermee weg te vluchten – de ideale wereld in, waar moeders gewoon thuis voor hun kinderen zorgen, ongeacht hun tekortkomingen.
Maar ik kon geen kant op. Ik had het te ver laten komen. Ik! Ik! Het was mijn schuld. Ik had over me heen laten walsen door Michiel en die enge Grandsart. Ik had het kunnen stoppen! Mijn hart bonsde, het zweet brak me uit. Ik móest iets doen, voordat ik mijn dochter haar kindzijn liet afpakken. Nu! Maar het kon niet meer. We hoorden de stem van Emile Grandsart dichterbij komen. De deur zwaaide open. Verdoofd nam ik Paulina op een arm en liep achter Michiel het podium op.
Onze eerste verschijning op het toneel duurde, zo hoorde ik achteraf, niet langer dan vijf minuten. Het leek echter een eeuwigheid. De tent was tot de laatste plaats bezet met mannen, vrouwen en kinderen die eerst naar Paulina keken alsof ze water zagen branden en vervolgens kreten van verbazing en vertedering slaakten. Met veel grandeur had Emile Grandsart haar in het Frans en het Nederlands aangekondigd: ze was twee jaar oud (niet waar), ze mat dertig centimeter (niet waar) en was door een keur van artsen als een wonder van de schepping bestempeld (niet waar). Michiel en ik liepen een rondje, zoals afgesproken, en gingen toen snel op een krukje zitten in het midden van het podium. Ik hield Paulina stevig op schoot.
Het meisje bleek zo overrompeld door de plotse overgang naar de gevulde tent dat ze wat bedremmeld voor zich uit keek. Ze zag tientallen vingers naar zich wijzen, ze zag mensen die elkaar aanstootten en een hand voor de mond sloegen. Dat alles gebeurde terwijl Emile Grandsart vrolijk doorvertelde – vraag me niet meer wat hij allemaal uit zijn duim zoog.
Nog nooit voelde ik me zo opgelaten. Tevergeefs zocht ik de ogen van Michiel, die schichtig in de rondte keken. Een versteende glimlach vormde zijn mond.
Michiel zag wat ik zag: hele gezinnen die vijftig centimes hadden neergeteld om ‘prinses Paulina, de levende pop’ – zo was mijn meisje aangekondigd – in levenden lijve te zien. De mensen wuifden en trokken grimassen om haar aandacht te krijgen. Maar Paulina wiebelde slechts met haar spillebeentjes en drukte toen verlegen haar gezichtje tegen mijn borst. Ik kuste haar zachtjes op het voorhoofd. Zo zaten we dan: we zeiden niets, we deden niets, we wensten dat we onzichtbaar waren. Toen we weer opstonden viel een klaterend applaus over ons heen. Ik beende van het podium af, Paulina stevig omklemd. Ik zag nog dat Michiel achterom keek en zwaaide. Drie tellen later zaten we beduusd aan het tafeltje in onze woonwagen.”