Over weinig kunstenaars is zoveel geschreven als over Piet Mondriaan (1872-1944), maar pas aan het begin van dit jaar verscheen een allereerste biografie. Na een tienjarige zoektocht naar de ware aard van de kunstenaar, schreef Léon Hanssen dit boek met de klinkende titel De Schepping van een Aards Paradijs. Tot nu toe waren de reacties op de biografie gemengd. Waar de een stelde dat ze door het boek de kunstenaar beter had leren kennen (Aleid Truijens, Volkskrant), vond een ander het door de biograaf geschetste beeld niet overtuigend (Sjoerd van Faassen, Den Haag Centraal).
Deelbiografie
Wel gesteld is De Schepping van een Aards Paradijs een deelbiografie, want het boek beslaat veertien jaar van het leven van de kunstenaar: de jaren tussen 1919-1933. Volgens de auteur moet het boek als deel twee van drie worden gezien. Waar Hanssen vol bravoure aan het project begon, laat hij het na voltooiing van dit deel in het midden of hij de andere twee delen ook op zich zal nemen. En dat is ook niet zo vreemd. Er is een reden waarom er tot nog toe nooit een biografie over het volledige leven van de kunstenaar verscheen. Over de beginjaren is erg weinig documentatie bewaard gebleven en veel Mondriaan-auteurs komen niet verder dan giswerk omtrent deze periode. Daarbij, de informatie die wel bekend is – zoals over het strenggelovige gezin waarin de kunstenaar opgroeide en de eerste tekenlessen die hij ontving van zijn oom – heeft Hanssen reeds opgenomen in dit boek. Dit, tezamen met vele verwijzingen naar de jaren na 1933, zorgt ervoor dat het boek een veel grotere periode bestrijkt dan de op de kaft aangegeven jaren.
Onderzoeksvraag
Het boek begint met een ouverture die heel in het kort de pre-1919 jaren van Mondriaan bespreekt, waarna de centrale onderzoeksvraag wordt geponeerd: is het leven van de kunstenaar een voorbode van datgene waar zijn kunst ook een voorbode van is, namelijk het scheppen van een aards paradijs? Daargelaten of deze vraag een juist uitgangspunt is, stelt Hanssen er direct bij dat hij in dit boek geen sluitend antwoord zal geven. In plaats daarvan is het zijn bedoeling om een reflectief kader te bieden, waarin de lezer zelf op zoek kan gaan naar wat hij of zij denkt dat het antwoord is.
Dit kader bestaat uit een grote hoeveelheid geciteerd bronnenmateriaal en meer dan regelmatige uitstapjes naar de intellectuele cultuurgeschiedenis. Voor de niet ingewijde lezer zal het wennen zijn aan alle namen, plaatsen, gebeurtenissen, en vooral aan de sprongen in de tijd. Hierdoor wordt iedere episode uit Mondriaans leven met voorkennis verteld. Maar misschien had de lezer zich meer kunnen inleven als deze stap voor stap zou worden meegenomen in Mondriaans artistieke zoektocht, zonder van te voren te weten waar deze uit zou komen. Want als één ding duidelijk wordt uit deze biografie, is dat Mondriaan een voor hem heilig zoeken bezigde op het pad van de moderne kunst. Gesterkt door de evolutiegedachte was hij ervan overtuigd dat zijn abstracte kunst naar een ultiem artistiek summum toewerkte, dat uiteindelijk zelfs alle andere kunstvormen overbodig zou kunnen maken.
Belevingswereld
Naast zijn schilderijen produceerde Mondriaan ook een aantal theoretische geschriften, waarin hij zijn gedachten over de rol van kunst in de maatschappij uiteenzette. Maar dit denkwerk was zo complex en zijn schrijfvaardigheden zo beperkt, dat hij hiermee zijn schilderkunst geenszins verduidelijkte. Daarnaast correspondeerde Mondriaan volop. De kunstenaar was erg gesteld op zijn privacy: hij vernietigde veel van de correspondentie die hij ontving en vroeg geadresseerden ook om zijn brieven te vernietigen. Gelukkig volgde lang niet iedereen dit bevel op, want het zijn de citaten uit brieven en overgeleverde gesprekken en interviews die de lezer een prachtig kijkje in de belevingswereld van de kunstenaar geven.
Het is een wereld die uit filosofische vergezichten, primaire emoties en een zakelijk pragmatisme bestaat. Deze combinatie komt bijvoorbeeld mooi naar voren in een briefje dat hij in 1918 schrijft aan Willy Wentholt, nadat ze wederzijds hebben besloten dat hun vriendschap geen liefdesrelatie moet worden. Mondriaan laat haar weten, “Als jij ’t zelfde blijft ten opzichte van mij, zal ik nooit gesloten voor je zijn.” Deze poëtische geruststelling wordt gevolgd door een groet, “Dag Willy, ik hoop tot Zondag. Veel groeten van Piet.” en een verontschuldiging, “Ik had geen ander papier.”
Theorie vs. Bronnen
Het boek zet in op het overbrengen van het beeld dat Mondriaan een serieus man was, zowel in privé als werk: alles gebeurde met ernst. Zo bouwt Hanssen verder aan het beeld dat populair is onder zowel onderzoekers als het grote publiek: Mondriaan als monnik die met strenge toewijding aan zijn kunst werkte, in zijn atelier als ware het een kloostercel. Dit beeld wordt in het boek vooral onderbouwd met theoretische en filosofische ideeën, al dan niet afkomstig uit de tijd van Mondriaan.
Het problematische is dat veel van het bronnenmateriaal de theorie ontkracht. Een voorbeeld: Mondriaan zou voor weinig collega-kunstenaars echt respect hebben. Fernand Leger wordt genoemd als enige die deze eer toekwam, terwijl een pagina daarvoor Pablo Picasso in deze context werd genoemd. Een ander voorbeeld: eerst wordt met stelligheid gezegd dat Mondriaan nooit liefde heeft gekend. Later wordt de vriendschap met Tonia Stieltjes aangehaald. Na haar overlijden schreef Mondriaan, “Tonia was alles, die alles tot iets maakte.” Over de definitie van liefde kan worden gesteggeld, maar deze zin lijkt er toch echt van te barsten. Tot slot: waar continue gesteld wordt dat Mondriaan een hekel had aan visite en bij voorkeur altijd alleen in zijn atelier zat te werken, getuigen vele brieven en herinneringen van tijdgenoten van Mondriaans voorliefde voor uitgaan en dat hij regelmatig bezoek in zijn atelier ontving.
Conclusie
Het reflectieve kader dat Hanssen schetst bestaat uit veel van dit soort tegenstellingen. Dus is het uiteindelijk aan de lezer om zelf een beeld te vormen van de kunstenaar. Als deze biografie ergens van getuigt, is het wel dat mensen te complex zijn om zich in één zinsnede te laten vatten. De eerder aangehaalde recensenten blijken beiden tot op zekere hoogte gelijk te hebben: terwijl het kader waarin het bronnenmateriaal wordt gepresenteerd niet geheel overtuigend is, leert de lezer als de kunstenaar zelf aan de woord is hem wel degelijk beter kennen.
Boek: De schepping van een aards paradijs – Léon Hanssen