Dark
Light

De bonte staalkaart van de Friese mediëvistiek

Een vriendenboek voor Hans Mol
Auteur:
5 minuten leestijd
Contouren van de voormalig Uniastate in Bears
Contouren van de voormalig Uniastate in Bears (CC BY-SA 4.0 - Gouwenaar - wiki)

Het blijft een mooie gewoonte onder vakbroeders en -zusters in de wetenschap om elkaar op belangrijke momenten in de carrière een feestbundel cadeau te doen die de jubilaris in het zonnetje zet. Dat geldt ook voor de omvangrijke bundel die is geschreven door collega’s van de met emeritaat vertrokken onderzoeker Hans Mol aan de Leidse universiteit, bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de Friese landen in de Middeleeuwen. Van pluimstrijkerij is gelukkig geen sprake in dit met zo’n veertig bijdragen dikke liber amicorum. Maar wie is Hans Mol?

Het boek opent met een fraaie zwart-wit foto van Mol in de indrukwekkende, in 1980 uitgebrande Bolswarder Broerekerk: gezeten tegen de ruwe kerkmuur richt de jubilaris de blik – onderzoekend, eerbiedig? – naar boven. Het is een mooie illustratie bij de talloze publicaties van Mol over de kloosters in Noord-Nederland. Op de voorpagina van het kloeke boek prijkt een afbeelding van de Uniastate in Beers/Bears, dat iets ten zuidwesten van Leeuwarden ligt. Dat beeld verwijst vast naar die andere pijler onder zijn werk, de aandacht voor het wereldlijke Friesland, bijvoorbeeld in het mooie boek uit 2017 over de vroeg zestiende-eeuwse Friese volkslegers. Net zo min als de Broerekerk is de Uniastate nog intact, op de poort na. Terwijl de Bolswarder kerk is opgeleukt met een glazen dak, herinnert een stalen replica aan de Unia’s, een adellijk geslacht dat overal in Friesland zijn sporen trok.

De in Zeeland geboren historicus Hans Mol maakte carrière als onderzoeker voor de Fryske Academy in Leeuwarden en later als bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de Friese landen in de Middeleeuwen voor de Leidse universiteit. Het ‘Noord-Nederland’ in de titel van het boek betreft dus diezelfde Friese landen, in hun middeleeuwse betekenis, namelijk de kusten van Zwin tot Wezer. Uit de lange publicatielijst achterin het boek blijkt dat Mol met die rijke geschiedenis wel raad wist. Innemend is verder dat de Friese Zeeuw behalve in het Fries, Engels, Frans en Duits toch vooral in het Nederlands publiceert en dus niet alleen voor andere academici.

Macht en bestuur

In het voor hem geschreven boek met zijn wel wat saaie titel ‘Macht, bezit en ruimte’ geven zo’n vijftig vakbroeders acte de presence: achttien artikelen gaan over ‘macht en bestuur’, elf over kerken en memorie, zes over geestelijke ridderorden en de kruistochten en vier over één van Mol’ s ‘kindjes’, HISGIS, een historisch geografisch informatiesysteem, dat vanuit Leeuwarden over Nederland wordt uitgerold. Elke auteur lijkt een brokje onderzoeksmateriaal te hebben bewaard voor een betoog dat een raakvlak heeft met het werkterrein van Hans Mol. Het geheel is voor wie van de Noord-Nederlandse middeleeuwen houdt zeer verteerbaar, al is het éne artikel natuurlijk altijd interessanter dan het andere. Een paar voorbeelden.

In zijn bijdrage gaat Paul Noomen nog eens na wie toch de af en toe in de Friese bronnen genoemde ‘Brunonen’ waren. Let op, de Friezen gingen er eeuwen lang prat op dat ze zichzelf bestuurden (de Friese vrijheid) en behalve de keizer niemand boven zich duldden. Maar… hoe zat het dan met die graven uit Saksen die in de elfde eeuw er muntrecht en grafelijke goederen bezaten? Noomen, een van de belangrijkste wapenbroeders van Mol concludeert dat er van de Brunonen een afstammingslijn terugloopt naar de achtste-eeuwse Saksische tegenspeler van Karel de Grote, Widukind of Wittekind. Deze werd na zijn amok in 785 weer in genade aangenomen, waarna zijn nageslacht allerlei belangrijke functies in het rijk kreeg. Nazaten hadden bezittingen in onder meer Rinsumageest, niet ver van Dokkum, waar na de moord op Bonifatius de oudste kerk in Friesland was gebouwd. Noomen verweeft in deze niet gemakkelijke puzzel ook nog de Welf Hendrik de Leeuw, in de twaalfde eeuw de machtige tegenspeler van keizer Frederik Barbarossa. Het zijn toppers waarmee de Friese geschiedenis nog een beetje méér cachet krijgt.

Dodenlijsten

Otto II van Lippe gaat vechtend ten onder in de slag bij Ane (Frederik Zürcher, 1825-1876).
Otto II van Lippe gaat vechtend ten onder in de slag bij Ane (Frederik Zürcher, 1825-1876).
In twee andere bijdragen gaat het over de Utrechtse bisschoppen en hun getroebleerde relatie met Noord-Nederland. Jeroen Benders beschrijft hoe de ‘mijtervorsten’ uit de Domstad in goede tijden er heen reisden, recht spraken, parochies visiteerden, priesters wijdden en belastingen inden. Niet altijd waren zijn onderdanen net zo laaiend enthousiast over het bisschoppelijk bestuur, als de Utrechters over hun ruime inkomsten! Een van de interessantste bronnen uit deze tijd, de Quedam Narracio, vertelt buitengewoon openhartig over de mislukte bisschoppelijke inval in 1227 in Drenthe. De arme bisschop Otto van Lippe stuurde op de grens tussen Overijssel en Drenthe zijn troepen het moeras in waarna de opstandige Drenten en hun vrouwen gehakt maakten van zijn legertje. Kaj van Vliet presenteert nu een dodenlijst van die veldslag aan de Ane en weet van de 148 namen er 82 te identificeren: de meesten kwamen uit de buurt, uit Overijssel, Gelderland, Bentheim en Oldenburg. De Benedictinessen van het klooster Mariënberg bij Hasselt baden nog eeuwenlang voor hun ziel.

Tenslotte een bijdrage van Jaap van Moolenbroek. Deze promotor van Hans Mol schreef eerder al het mooie boek ‘Nederlandse kruisvaarders naar Damiate aan de Nijl’. In zijn bijdrage gaat hij de Friese rol na bij de kruistocht tegen de Katharen, zo rond 1210-1212. Van de Moolenbroek laat zien hoe de Friezen – afkomstig uit Noord-Nederland of Holland – tijdens diverse campagnes (telkens zo’n veertig dagen lang) van de partij waren, maar ook wel eens klappen kregen. Zo liepen bij Montgey, niet ver van Toulouse, zo’n 1500 Friezen en Duitsers in een hinderlaag. Opvallend is wel dat de paar eigentijdse kloosterkronieken van Nederlandse bodem deze nederlaag niet noemen, terwijl ze wel uitvoerig ingaan op de iets latere tochten naar Damiate.

Melange

Het boek voor Hans Mol is dus een melange van specialistische maar over het algemeen toegankelijke bijdragen. Geen misverstand, het spectrum is breed. Ze strekken zich uit van Oost-Friesland tot Zeeland en qua tijd, van de achtste tot de negentiende eeuw. De thematiek is breed: het waren vrouwen die in de Groningse kloosters Selwerd, Thesinge en Feldwerd de meeste handschriften produceerden; gaan over de Duitse orde in Nederland en Pruissen; memories, testamenten en legaten in de vroege zestiende eeuw; een herontdekt autobiografisch handschrift van het Friese wonderkind Viglius van Ayta, bevriend met Erasmus, rechterhand van Karel V. Het mooie artikel van Nico Lettinck gaat over de manier waarop historicus Johan Huizinga de begrippen ‘kindergeest’ en ‘pueriel’ hanteerde als metafoor voor de mentaliteit tijdens de late middeleeuwen en de jaren ’30 van de twintigste eeuw.

Macht, bezit en ruimte
Macht, bezit en ruimte
Het boek biedt dus een rijke staalkaart aan thema’s waarover Hans Mol zelf ook schreef. Minstens zo interessant zijn de projecten waarbij hij betrokken was/is, zoals HISGIS, die digitale basiskaart van Nederland op basis van het kadaster van 1832. Een vergelijkbaar project is de databank waarop Otto Roemeling promoveerde met daarin alle gegevens over middeleeuwse parochies in Noord Nederland.

In zo’n breed palet aan thema’s, onderwerpen en periodes valt misschien niet zo makkelijk een rode draad te ontdekken, behalve de schatplichtigheid aan de meester. Misschien is de andere verbindende schakel wel de ontdekking dat de kennis van de middeleeuwen zich nog steeds verdiept en vernieuwt, ook al gaat het soms met kleine stappen. Laten we hopen dat Hans Mol daar nog een tijd aan kan blijven bijdragen.

Boek: Macht, bezit en ruimte

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

×