Wie het spits afbijt, begint ergens als eerste aan. De uitdrukking, die ook voorkomt als ‘de spits afbijten’, is al honderden jaren oud en heeft vermoedelijk een militaire achtergrond.
Het Groot Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale uit 2006 vermeldt het volgende over de uitdrukking:
“Oorspronkelijk sloeg het spits afbijten op de situatie waarin een aantal vechtenden als eersten van een groep op de vijand toeliepen. Zij liepen in de spitsen van de lansen die de vijand hun toestak en maakten het gevecht voor degenen die hen volgden gemakkelijker.”
De voorste linie beet dus bijna letterlijk het spits (van de lansen van de tegenstander) af. Ook de bekende Nederlandse taalkundige F.A. Stoett kwam in zijn Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925) met deze verklaring:
“Oorspronkelijk gezegd van strijdenden, die wanneer hun de vijand het spits bood, er moedig op in liepen, den eersten stoot opvingen), verwarring in de gelederen brachten, en zoodoende de werking der speren braken, die voor hunne volgers minder schadelijk maakten, en als ’t ware de scherpe punt afbeten.”
‘Het’ of ‘de’ spits afbijten?
Maar is het nou ‘het spits afbijten’ of ‘de spits afbijten’? Beide varianten worden namelijk veelvuldig gebruikt.
Het gezaghebbende Genootschap Onze Taal is er duidelijk over: het kan beide. In het woord ‘spits’ zijn in dit geval namelijk het vrouwelijke woord ‘de spits’ (scherpe punt) en het onzijdige bijvoeglijke naamwoord ‘spits’ samengevallen.
Zie ook: Lijst met historische uitdrukkingen (en scheldwoorden)
…en: Spitsroeden lopen
Overzicht van boeken over de (Nederlandse) taalgeschiedenis
Bronnen â–¼
– http://taaladvies.net/taal/advies/vraag/747/
– https://onzetaal.nl/taaladvies/de-het-spits-afbijten