Wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam (UvA) hebben een analytisch kader ontwikkeld om te onderzoeken in hoeverre leerlingen historisch redeneren en van welke kwaliteit dat redeneren is. Het kader maakt het volgens de onderzoekers ook mogelijk te bestuderen wat effectieve instructiemethoden zijn om het historisch redeneren mee te stimuleren.
De onderzoekers, Carla van Boxtel en Jannet van Drie, zijn beiden werkzaam aan de Interfacultaire Lerarenopleidingen van de UvA.
Ze presenteerden hun studie onlangs in het Britse Exeter op een conferentie van de European Association for Research on Learning and Instruction (EARLI), het grootste congres voor onderzoekers op het gebied van onderwijs in Europa.
Hoewel het vak geschiedenis door veel scholieren als een ‘leuk vak’ wordt gezien is het zeker geen eenvoudig vak. Omdat veel historische begrippen, zoals ‘de Verlichting’ en ‘dekolonisatie’ abstract zijn staan ze ook ver af van de belevingswereld van leerlingen. De UvA:
Leerlingen zijn geneigd om het verleden vanuit hun hedendaags referentiekader te bekijken en geen rekening te houden met de historische context. Het verklaren van historische gebeurtenissen is ingewikkeld, omdat er altijd meerdere oorzaken zijn die onderling weer samenhangen.
Van Boxtel en Van Drie beschrijven historisch redeneren als het beschrijven van processen van verandering en continuïteit, het verklaren van historische verschijnselen en het vergelijken van historische verschijnselen en periodes. Ze onderscheiden daarbij zes componenten: het gebruik van historische begrippen, het gebruik van historische meta-begrippen (zoals oorzaak, gevolg, historisch bewijs, verandering), historisch contextualiseren, het stellen van historische vragen, het gebruik van bronnen en argumentatie. De UvA over de studie:
Van Boxtel en Van Drie onderzochten het effect van verschillende taken, hulpmiddelen en docentstrategieën. Hoe kan het historisch redeneren gestimuleerd worden? Op de eerste plaats met open taken, waarop meer dan één antwoord mogelijk is, zoals bijvoorbeeld de evaluatieve vraag ‘In hoeverre waren de jaren zestig revolutionair?’ Op de tweede plaats werken taken waarin leerlingen een zogenoemde multimodale representatie maken, zoals een argumentatief diagram met argumenten voor en tegen een bepaalde stelling.
Van Boxtel en Van Drie sluiten aan bij onderwijskundige literatuur over redeneren in de klas en samenwerkend leren. Volgens de UvA is hun onderzoek onder meer bijzonder omdat ze een algemeen onderwijskundig perspectief combineren met een domeinspecifiek perspectief.