Muurvast, dat was de situatie waarin het westelijke front van de Eerste Wereldoorlog zich in maart 1917 al bijna drie jaar bevond. Aan de overkant van de Atlantische Oceaan liepen de debatten hoog op over de vraag of de Verenigde Staten de geallieerden te hulp moesten schieten om Duitsland te verslaan. Was het opofferen van Amerikaanse jongemannen voor het beëindigen van een oorlog die duizenden kilometers verderop plaatsvond wel gerechtvaardigd? Na lang wikken en wegen vond president Woodrow Wilson van wel en op 6 april ondertekende hij de oorlogsverklaring.
In ‘Maart 1917’ behandelt Will Englund, voormalig Ruslandcorrespondent van The Washington Times, de maand waarin de VS zich bewoog richting oorlog. Dat was een proces dat beïnvloed werd door verschillende factoren, waarvan de Duitse duikbootoorlog en de Russische revolutie volgens hem het belangrijkst zijn. Meerdere Amerikaanse vrachtschepen werden in maart 1917 getorpedeerd door Duitse U-boten, omdat de Duitsers wilden voorkomen dat de Britten werden bevoorraad. Volgens de auteur was het op 16 maart 1917 voor het eerst dat daarbij slachtoffers vielen, toen het stoomschip Vigilancia tot zinken werd gebracht door de U-70. Echter, al op 1 mei 1915 waren drie doden gevallen toen het stoomschip Gulflight door de U-30 werd getorpedeerd. Hoe dan ook, Englund constateert terecht dat deze aanvallen niet direct resulteerden in een Amerikaanse oorlogsverklaring. De Democratische president Wilson ging niet verder dan het bewapenen van Amerikaanse schepen, waarmee hij zijn land in staat van “gewapende vrede” bracht.
Als het aan de Republikeinse oud-president Theodore Roosevelt lag, moest Amerika Duitsland hard terugslaan. In een verklaring, die op 20 maart in diverse kranten werd overgenomen, benadrukte hij
“…dat de Duitsers de afgelopen twee jaar net zoveel, of bijna net zoveel, Amerikanen hebben gedood als er bij Lexington en Bunker Hill zijn gesneuveld.”
Daarbij telde hij ook de Amerikaanse bemanningsleden en passagiers mee die omkwamen bij Duitse aanvallen op niet-Amerikaanse schepen. Zo kwamen bij de aanval op het Britse passagiersschip Lusitania op 7 mei 1915 ook 128 Amerikanen om. Tijdens een toespraak op diezelfde dag voor leden van een besloten vereniging verkondigde hij dat Amerika al in oorlog was. Amerikanen van Duitse afkomst moesten volgens hem de band met Duitsland meteen verbreken. “De Amerikaan die meer van Duitsland houdt dan van Amerika, is geen goede Amerikaan”, zo waarschuwde hij.
Mensenrechten
Anders dan Roosevelt was Wilson een stuk bedachtzamer. Zelfs het bekend worden van het Zimmermantelegram op 24 februari, waarmee de Duitsers de Mexicanen aan hun zijde probeerden te krijgen, had Wilson niet meteen van zijn stuk gebracht. Eind februari noemde hij zichzelf voor het Congres nog “een vriend van vrede”. “Oorlog of stappen die daartoe zouden moeten leiden komen niet in mijn voorstellingen of overwegingen voor.” Niet handelsbelangen, maar mensenrechten zouden voor hem leidend zijn. Englund constateert dat hiermee de strategie van de Verenigde Staten voor de komende eeuw vastgelegd werd. Wanneer mensenrechten of het zelfbeschikkingsrecht van naties bedreigd werd, zouden Amerikaanse soldaten uitgezonden worden, hoe ver het front ook verwijderd was. Dat gebeurde tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst en volgens Englund speelde de Russische revolutie daarbij een niet te verwaarlozen rol.
De Russische Revolutie was op 8 maart uitgebroken en leidde tot het aftreden van tsaar Nicolaas II. In de VS werd de ontmanteling van de Russische autoritaire monarchie goedkeurend gevolgd met de verwachting dat de Russen een voorspoedige democratische toekomst tegemoet gingen. Was een democratisch Rusland echter opgewassen tegen het Duitse keizerrijk en kon Amerika als baken van vrijheid wel afzijdig blijven nu een betere wereld in het vooruitzicht lag? Wilde Wilson zijn democratische waarden internationaal verspreiden dan was interventie in Europa daartoe het geijkte middel. “U zult uit deze oorlog tevoorschijn komen als de belangrijkste figuur ervan”, zo voorspelde Wilsons adviseur kolonel House, “en dat komt vooral doordat u met gemak boven iedereen uitsteekt als de grootste liberaal uit de moderne geschiedenis.”
Robert Lansing, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, noemde oorlogsdeelname op 19 maart “een steun in de rug […] voor de nieuwe democratische regering van Rusland, die wij behoren toe te juichen en waar we positief tegenover moeten staan.” Dergelijke argumenten trokken de president over de streep.
Segregatie en vrouwenrechten
Niet enkel de houding van Wilson en andere politici ten opzichte van het wel of niet deelnemen aan de oorlog wordt door Englund behandeld, maar ook hoe er door minder prominente Amerikanen over werd gedacht. Zo introduceert hij de populaire ragtimemuzikant Jim Europe, die in 1916 vrijwillig in dienst trad van een regiment van de Nationale Garde, volledig bestaande uit zwarte mannen uit Harlem (de officieren uitgezonderd). In een tijd waarin de Jim Crow-wetten de segregatie tussen blank en zwart formaliseerden, hoopte Europe de positie van zwarten te verbeteren door zijn vaderlandse plicht te vervullen. Dat liep echter anders dan hij had gehoopt. Toen hij na de Amerikaanse oorlogsverklaring naar Frankrijk uitgezonden werd, mocht zijn regiment in de loopgraven niet vechten naast blanke Amerikaanse regimenten. Europe en zijn kameraden werden toegewezen aan de Fransen, die ervaring hadden met gekleurde koloniale troepen. Later trad Europe met zijn band op voor soldaten en burgers in Frankrijk. Om een einde te maken aan de rassenscheiding was er nog een lange strijd nodig.
Naast de Afro-Amerikanen was er volgens Englund een andere groep met een loyaliteitsprobleem, namelijk de feministes. Zij voerden strijd voor vrouwenkiesrecht en door hun steun voor oorlogsdeelname uit te spreken, konden ze dit wellicht dichterbij brengen. Englund beschrijft hoe dit Jeannette Rankin uit Montana, de eerste gekozen vrouw in het Amerikaanse Congres, in grote gewetensnood bracht. Ze ontving voorafgaand aan de bespreking van de oorlogsresolutie veel post van mensen die rekenden op haar nee-stem. “Jij bent onze enige hoop als de mannenwereld oorlog wil”, zo schreef een man uit Brooklyn aan haar. De druk op haar was groot, zowel van voor- als tegenstanders van de oorlog, maar uiteindelijk volgde ze haar geweten.
Rankin wilde weliswaar de positie van de vrouwen verbeteren, maar de oorlog steunen ging haar als overtuigd pacifiste te ver. Ze stemde op 6 april dan ook tegen de oorlogsverklaring, samen met negenenveertig andere Senaatsleden, en zou dat in 1941 opnieuw doen, toen als enige lid van het Congres. Pas in 1920 kregen Amerikaanse vrouwen kiesrecht.
Meerdere perspectieven
Door de beraadslagingen over de oorlog te beschrijven vanuit het perspectief van zowel belangrijke als minder belangrijke personen schetst Englund een veelzijdig beeld van deze historisch zo belangrijke maand. Die veelzijdigheid wordt nog eens versterkt doordat hij ook de belangrijkste gebeurtenissen tijdens de Russische Revolutie behandelt. Soms zorgt die afwisseling in onderwerpen er echter voor dat je als lezer de rode draad verliest. Hoofd- en bijzaken lopen dan teveel door elkaar heen. Een duidelijke inleiding, waarin de lezer geïnformeerd wordt over de hoofdvragen, had het boek overzichtelijker kunnen maken. Gelukkig valt uiteindelijk alles op zijn plaats en weet Englund overtuigend en goed onderbouwd over te brengen waarom in maart 1917 geschiedenis geschreven werd. Diverse gebeurtenissen en langdurige beraadslagingen leidden toen tot de eerste keer dat de Verenigde Staten buiten hun eigen grenzen oorlog voerden ten gunste van een internationale democratische wereldorde. Het was het begin van de rol die het land zich gedurende de rest van de eeuw en ook nog daarna als politieagent van de wereld opeiste.