Born this way
Het is een bijzondere compositie. Op het eerste gezicht lijkt de figuur een engel met gespreide vleugels. Pas later zie je de gedraaide vogelkop die zich voor de torso bevindt. Het zijn twee figuren, een gespierde jongeman en een enorme roofvogel, die elkaar vastgrijpen. Zij bevinden zich hoog in de lucht, omringd door wolken. De armen van de man steunen op de vleugels; de klauwen van de vogel klemmen zich in de benen van de man. Het is een beetje een vreemde houding. Maar ja, hoe teken je een adelaar die een jongeman wegdraagt?
Zelfs voor een meester als Michelangelo Buonarroti is dat geen sinecure. Hij maakte deze tekening speciaal voor een jonge edelman, Tommaso de’ Cavalieri, als blijk van hun bijzondere vriendschap. De tekening vertelt het klassieke verhaal van Ganymedes en Jupiter. Ganymedes was een jonge Trojaanse prins, beroemd om zijn schoonheid. De god Jupiter werd verliefd op hem en veranderde zichzelf in een adelaar om hem te ontvoeren. Hij droeg hem helemaal naar de berg Olympus, waar hij de wijnschenker van de goden werd.
Jupiter en Ganymedes zouden symbool kunnen staan voor de maker en de ontvanger van deze tekening. Toen zij elkaar ontmoetten, was Michelangelo 57 jaar oud en Tommaso nog in zijn tienerjaren. Ook Tommaso stond bekend om zijn schoonheid, charme en intellect, en Michelangelo was erg van hem onder de indruk. Hij schonk hem niet alleen tekeningen, maar schreef hem ook veel brieven, en componeerde tientallen gedichten waarin hij hem de liefde verklaarde. Hoewel die liefde volgens Michelangelo zuiver platonisch moest worden opgevat, werd het homo-erotische karakter ervan al door tijdgenoten opgemerkt. Toen een achterneef van Michelangelo zijn gedichten een eeuw later publiceerde, paste hij alle voornaamwoorden aan zodat zij over een vrouw leken te gaan.
Seksuele relatie of niet, het leeftijdsverschil tussen Michelangelo en Tommaso is voor een hedendaagse lezer waarschijnlijk opvallend. Tegelijkertijd zou hier in de Renaissance niemand gek van opkijken. Integendeel: grote leeftijdsverschillen tussen mannelijke partners waren toentertijd juist heel gebruikelijk. De overgrote meerderheid van de homoseksuele relaties volgde een vast model dat al sinds de Klassieke Oudheid bestond waarbij de verschillende ‘rollen’ in de relatie leeftijdsgebonden waren.
Het uitgebreide bronmateriaal uit Florence laat zien dat de meeste relaties plaatsvonden tussen een man van boven de achttien jaar die een actieve (en wat seks betreft een penetrerende) rol had en een jongen tussen de twaalf en de achttien jaar oud die een passieve (en wat betreft seks een ontvangende) rol had. De jongere partner was meestal tussen de vijftien en de zeventien jaar oud (bijna 60 procent), maar een aanzienlijk deel was dertien of veertien jaar (20 procent) en een klein deel was zelfs twaalf jaar of jonger (bijna 7 procent). Oudere partners die zelf jonger dan achttien waren, kwamen geregeld voor (zo’n 15 procent), maar in de meeste gevallen ging het om mannen van tussen de achttien en de dertig jaar oud (50 procent) of om dertigers (nog eens 20 procent).
Voor veel (maar niet alle) mannen werd homoseksualiteit gezien als een soort ‘fase’ die zij rond hun dertigste levensjaar, of op het moment van hun trouwen, achter zich lieten. Gedurende deze fase maakten zij meestal een ontwikkeling door: als tiener hadden zij een relatie met een oudere man, en rond hun achttiende/twintigste begonnen zij zelf een relatie met een jongere mannelijke partner. Homoseksuele relaties kwamen veel voor, maar waren tegelijkertijd strafbaar. Veel van onze informatie over deze relaties is daarom afkomstig uit bronnen uit de rechtspraak. Zo weten we bijvoorbeeld ook dat van alle mannen die in Florence voor dit soort relaties werden vervolgd, bijna 45 procent onder de achttien jaar was en nog eens 38 procent onder de dertig jaar.
De Italiaanse Renaissance is voor het historisch onderzoek naar ideeën over homoseksualiteit bijzonder interessant. Informatie over mannelijke homoseksualiteit is in allerlei bronnen te vinden, van preken en rechtbankverslagen tot liefdespoëzie en satire. Er is sprake van een opvallende paradox: in de vijftiende en zestiende eeuw waren seksuele relaties tussen mannen nergens zo openbaar en veelbesproken als in Italië, en tegelijkertijd werden ze nergens zo hevig vervolgd. In hoeverre werden dit soort relaties geaccepteerd? Geloofde men dat een seksuele gerichtheid aangeboren was? En geloofde men in zoiets als homo- en heteroseksualiteit, of was seksualiteit meer fluïde?
(…)
De verschillende perspectieven op homoseksualiteit in de Italiaanse Renaissance bieden een interessante spiegel voor een discussie die vandaag de dag plaatsvindt over de waarde van de born this way-boodschap. Sinds de jaren tachtig is het argument dat homoseksualiteit aangeboren is een van de kernboodschappen van lhbtiq-activisten. Het biedt een verdediging tegen groepen die stellen dat homoseksualiteit onnatuurlijk is en die het bestaansrecht van homoseksuelen in twijfel trekken. Het vormt een antwoord op de discriminatie waarmee de lhbtiq-gemeenschap wordt geconfronteerd, en heeft aantoonbaar tot meer publieke acceptatie geleid: je kunt mensen immers niet verwijten dat ze zijn zoals ze zijn.
De laatste jaren wordt door wetenschappers en leden van de lhbtiq-gemeenschap echter steeds vaker de vraag gesteld of born this way nog steeds het beste argument is in de strijd voor homo-emancipatie. Enerzijds heeft dat te maken met de wetenschappelijke vraag. Onderzoek naar genen, hormonen en hersenen heeft weliswaar biologische verschillen tussen homo- en heteroseksuelen aangetoond, maar er is ook nog veel onduidelijk over de vraag hoe seksuele gerichtheid precies ontstaat en in welke mate factoren van voor en na de geboorte daarbij een rol spelen. Critici stellen daarom dat het argument dat homoseksualiteit is aangeboren riskant is, omdat het alleen werkt zolang daar wetenschappelijke onderbouwing voor blijft bestaan.
Daarnaast speelt de vraag of er geen betere argumenten mogelijk zijn in de strijd voor meer homo-emancipatie. Het ‘born this way’-argument impliceert dat een biologische verklaring noodzakelijk is voor acceptatie, terwijl homoseksualiteit ook met morele argumenten verdedigd kan worden. Ook als zij niet aangeboren zijn, dan zijn homoseksuele gevoelens tenslotte nog valide, en mag men deze niet veroordelen. Het idee dat homo- en heteroseksualiteit aangeboren zijn, zorgt volgens critici bovendien voor een binaire manier van denken over seksualiteit waarbij biseksualiteit buiten de boot valt. Ook geeft het niet genoeg ruimte aan fluïditeit in seksuele gevoelens: de mogelijkheid dat mensen gedurende hun leven van seksuele oriëntatie kunnen veranderen. Tegelijkertijd is het de vraag of het lhbtiq-activisme zonder de ‘born this way’-boodschap kan. Wanneer hiervan afstand wordt genomen, kan het idee ontstaan dat een seksuele gerichtheid een leefstijlkeuze is, en voor aangeleerd gedrag is over het algemeen minder begrip dan voor aangeboren gedrag.
(….)
De grenzen van de tolerantie
In de Italiaanse Renaissance komen we twee verschillende, ogenschijnlijk tegenstrijdige opvattingen over seksuele gerichtheid tegen. Men geloofde inderdaad in het bestaan van iets wat we een homoseksuele identiteit kunnen noemen, zoals in de volgende paragraaf besproken zal worden. Tegelijkertijd werden seksuele verlangens en relaties tussen mannen minstens zo vaak gepresenteerd als iets wat los stond van een identiteit. Men ging ervan uit dat alle mannen zich aangetrokken konden voelen tot mannen én vrouwen en dus, met een hedendaagse term, biseksueel waren.
In biechthandboeken wordt seks tussen mannen gepresenteerd als iets universeels, iets wat op iedere man van toepassing kan zijn. Om te achterhalen of een biechteling zich schuldig had gemaakt aan seksuele zonden, moesten biechtvaders allerlei vragen stellen, zodat deze werden opgebiecht, berouw werd getoond en boete werd gedaan. Had de biechteling bijvoorbeeld ‘het verlangen gehad om seks te hebben met een man of met een vrouw’? Had hij ‘vrouwen of adolescenten’ verleid tot zondig gedrag? En was het misschien zelfs zo ver gekomen dat hij ‘een vrouw die niet de zijne was, of zelfs [sic] een man had gekust, omhelsd, of anderszins aangeraakt, met wellustig genot’?
Vragen over alle vormen van buitenechtelijke relaties, zowel met mannen als met vrouwen, waren volgens dit soort handboeken een standaard onderdeel van de biecht.
In de novella van Masuccio over de jaloerse schoenmaker en zijn als student verklede vrouw heeft de gewiekste edelman geen afwijkende seksuele identiteit die hem van de andere personages onderscheidt. De herbergier die denkt dat de edelman het bed deelt met een man, gaat er niet van uit dat de voorkeur van deze man iets exclusiefs is, maar gelooft dat hij tot deze daad gekomen is omdat hij was ‘overvallen door onzedige ondeugd’ [dal disonesto vizio assalito] toen hij de schoonheid van ‘de jonge student’ aanschouwde. In de ogen van de herbergier zijn alle mannen gevoelig voor homoseksuele verlangens – het is een sluimerende begeerte die hen op een bepaald moment kan overweldigen.
Een soortgelijk idee komen we ook in medische teksten tegen. Volgens de anatomist Alessandro Benedetti kunnen seksuele relaties tussen mannen het gevolg zijn van een overdaad aan lustgevoelens, die zich vervolgens richten op het ‘verkeerde’ object. Anale seks (iets wat hij blijkens een andere passage vooral in een homoseksuele context zag) zou het gevolg zijn van ‘een wellustige ontucht en een brandende lust’ die ‘uitvluchten zoekt’ [diverticula queritando].
De opvatting dat homoseksuele handelingen een gevolg zijn van overvloedige lustgevoelens, impliceert ook dat dit gedrag vermijdbaar is als mannen hiervoor een andere uitlaatklep hebben. Een aantal stadsbesturen lijkt hiervan overtuigd te zijn geweest, blijkens hun pogingen om homoseksuele relaties te bestrijden door (vrouwelijke) prostitutie te promoten. In 1525 stelde het stadsbestuur van Lucca dat de veronderstelde stijging in het aantal gevallen van sodomie te wijten was aan een recente daling van het aantal prostituees. Dit was een aanleiding om nieuwe wetgeving te maken zodat prostituees weer veilig binnen de stadsmuren konden wonen. Ook dokter Michele Savonarola was overtuigd van het belang van zichtbaar vrouwelijk schoon in deze context – en in het bijzonder dat van blote vrouwenborsten. In zijn traktaat over de voortplanting merkt hij terloops op dat borsten niet alleen bedoeld zijn om kinderen te voeden, maar ook om de schoonheid van vrouwen te vergroten, zodat mannen seks met hen willen hebben. En om die reden, stelt hij, lieten de wijze mannen van de stad Negroponte, waar ‘sodomie’ hoogtij vierde, alle prostituees rondlopen met blote of bijna blote borsten, om zo…
…het vogeltje uit te nodigen naar zijn nestje terug te keren.
Seks met een andere man werd in de Italiaanse Renaissance gezien als een activiteit die alle mannen weleens beoefenden, zonder dat dit hen lid van een minderheidsgroep maakte, en zonder dat dit seks met vrouwen uitsloot. Hoewel ook op dit gedrag, net als op andere ‘losbandigheden’, een stigma rustte, was het eerder een onderdeel van iemands ‘afwijkende’ levensstijl of ‘slechte’ karakter dan iets identiteitsbepalends. Zo klaagde courtisane Camilla Pisana in haar brieven over de trouweloosheid van haar geliefde, de rijke bankier Filippo Strozzi, die volgens haar ‘veel vrouwen, jongemannen, jongens en kinderen van allerlei soorten’ tot zijn beschikking had. Ook hertogin Ippolita Maria Sforza mopperde in brieven over haar man, hertog Alfonso van Calabrië, die haar voortdurend bedroog met zowel mannen als vrouwen. Ook in de literatuur zien we dit terug. Een van Matteo Bandello’s novella’s vertelt het verhaal van een edelman die liever seks met jongens heeft dan met zijn eigen vrouw. Die voorkeur wordt beschreven als een van de vele smetten op zijn karakter en als slechts één aspect van zijn losbandige levensstijl – behalve met jongens had deze man ook buitenechtelijke affaires met de vrouwen van bakkers en boeren.
Volgens hardnekkige stereotypen zouden mannen uit de hogere sociale groepen extra geneigd zijn tot homoseksuele relaties. Het is veelzeggend dat de zes mannelijke personages aan wie in de novella’s van Bandello, Grazzini en Masuccio een seksuele voorkeur voor jongens wordt toegeschreven twee edelmannen, een Florentijnse koopman, een hofdichter en twee pedagogi zijn. Zoals we zagen, werd een waardering van homo-erotische kunst en literatuur gezien als een teken dat iemand deel uitmaakte van de humanistische elite. Het hoofdpersonage Arsiccio in Antonio Vignali’s La Cazzaria, zelf een geleerde, stelt dat altijd als geleerden en jonge mannen samenkomen, het gesprek al snel over sodomie zal gaan. Volgens de courtisane Nanna in Pietro Aretino’s I Ragionamenti hebben edelmannen een voorkeur voor anale seks (‘de moderne manier’) en voor vrouwen die zich als mannen verkleden. Pedagogi, de privéleraren van jongens uit gegoede families, hadden de reputatie dat zij hun leerlingen misbruikten. Antonfrancesco Grazzini wijdde een novella aan dit onderwerp, en er worden geregeld grappen over gemaakt.
Ook leden van de geestelijkheid zouden een seksuele voorkeur voor mannen hebben. In Pietro Aretino’s I Ragionamenti wordt beweerd dat ‘alle grootheden in het monnikendom en priesterschap’ ‘echtgenoten’ of ‘mannelijke hoeren’ hebben en in Antonio Vignali’s La Cazzaria zegt Arsiccio dat het verlangen van geestelijken naar mannen hun verlangen naar vrouwen heeft voorbijgestreefd. Deze beschuldigingen kwamen niet alleen van satirici, maar ook vanuit de geestelijkheid zelf. Boeteprediker Girolamo Savonarola beschuldigde priesters ervan dat zij seks hadden met jongens, die hij ook wel cinedi noemde – een woord dat afstamt van het oud-Griekse kinaidos, waarmee de passieve/ontvangende mannelijke sekspartner werd aangeduid.
Tegelijkertijd werden deze groepen niet gezien als minderheden die alleen seks met mannen hadden. Homoseksuele relaties waren slechts een onderdeel van het seksueel ‘afwijkende’ gedrag dat deze groepen zouden vertonen. Zo zouden edelmannen ook een voorkeur hebben voor orale seks en extravagante standjes met vrouwen, versierden pedagogen ook vrouwen, en zouden geestelijken er niet alleen concubines op na houden, maar ook hun spirituele autoriteit misbruiken om vrouwen te verleiden of misleiden.
In realiteit ging het eerder om stereotypen dan om een reflectie van de maatschappelijke werkelijkheid. Bronnen uit de Florentijnse rechtspraak laten zien dat zowel geestelijken als mannen uit het Florentijnse patriciaat bij sodomiezaken betrokken waren, maar zij waren hierin niet oververtegenwoordigd. Seksuele relaties tussen mannen vonden waarschijnlijk in alle maatschappelijke lagen plaats, en geleerden en edelmannen waren niet vaker betrokken dan bijvoorbeeld slagers of schoenmakers. Ook Venetiaanse sodomiezaken laten een dwarsdoorsnede van de samenleving zien, waarin behalve edelen (van de 330 mannen die tussen 1450 en 1500 aangeklaagd werden waren er 41 van adel) beroepen zoals dat van barbier relatief vaak terugkomen.