Amsterdam is een aantrekkelijke stad voor creatievelingen. Ze komen en gaan, experimenteren, maken kunst, zijn zichzelf, stoken er onrust en slagen of mislukken. De stad dankt haar kunstreputatie met name aan de Gouden Eeuw, toen de Hollandse School floreerde en Nederlandse schilders internationaal opgang maakten. Ook het vrije culturele klimaat van de stad draagt bij aan de aantrekkingskracht: in Amsterdam mag je als kunstenaar doen en laten wat je wil.
Kunstinstituten
Amsterdam telt van oudsher diverse opleidingen en instituten op het gebied van kunst, zo lezen we in de inleiding, en oefent daarmee aantrekkingskracht uit op Nederlandse en buitenlandse kunstenaars en studenten. Individuele en gedeelde ateliers bevinden zich vaak in oude panden in de stad en vormen broedplaatsen waar creatieve vuurtjes worden opgestookt. Maar ook andere panden zijn in gebruik:
“Vanaf de jaren tachtig zijn het veelal kraakpanden die ruimte bieden aan kunstenaars. Peter Klashorst en Hugo Kaagman hebben jarenlang geopereerd vanuit krakersbolwerken. Tegenwoordig wordt kraken niet meer getolereerd, maar tijdelijke huisvesting in leegstaande gebouwen wordt mede door de overheid gefaciliteerd. Sinds 2000 voert de gemeente Amsterdam zelfs een actief broedplaatsenbeleid: op basis van betaalbare huren worden leegstaande scholen en bedrijven aan individuele kunstenaars of groepen verhuurd.” (13)
Een belangrijk kunstknooppunt in de stad is de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, die in 1870 werd opgericht en studenten uit alle windstreken aantrekt. De Rijksakademie is de opvolger van de Koninklijke Akademie, die weer voortkomt uit de achttiende-eeuwse Amsterdamse Stads Teekenacademie. Daar hebben onder meer kunstenaars als Jan Sluijters en Piet Mondriaan hun opleiding genoten.
Op bovengenoemde plekken ontstonden veel kunstwerken die in het boek Made in Amsterdam worden uitgelicht. Ik heb voor deze bespreking een viertal bijzondere kunstwerken gekozen, die hieronder kort worden besproken en uiteraard ook afgebeeld. Natuurlijk doet mijn selectie geen recht aan het boek van Gusta Reichwein, maar het geeft wel een goede indruk van wat u kunt verwachten.
Schilder Hendrik Meijer
Hendrik Meijer was docent aan de avondopleiding van de Rijksakademie in Amsterdam toen hij in 1921 een prachtig schilderij maakte van zijn generatiegenoot architect Michel de Klerk (1884-1923). Beide mannen waren toen 37 jaar en in de bloei van hun leven. De Klerk overleed slechts twee jaar later, na een kort ziekbed, aan een longontsteking. Meijer verhuisde kort na het maken van dit schilderij naar Wassenaar en gaf tot 1950 les aan de Haagse Academie. Hij maakte nog talloze portretschilderijen. Meijers naam is daarna in de vergetelheid geraakt.
Architect De Klerk, het subject op Meijers schilderij, had meegewerkt aan de ambitieuze volkshuisvestingsplannen die in die tijd in Amsterdam gestalte kregen onder de bezielende leiding van de wethouder Floor Wibaut. De Klerk ontwierp onder meer Het Schip, een complex van arbeiderswoningen in de Amsterdamse Spaarndammerbuurt. Naast gebouwen ontwierp De Klerk ook meubels en interieurs voor particulieren.
Tekeningen van muzikanten
Van Hell was zelf een getalenteerd klarinettist en gaf ook muziekles. Als invaller trad hij diverse malen op in het Amsterdamse Concertgebouw onder de gevierde dirigent Willem Mengelberg, die hij ook enkele keren geportretteerd heeft. In 1934 maakte Van Hell een mooi schilderij getiteld “Zingende zaag”, waarop we een straatmuzikant een zaag zien bespelen. Reichwein schrijft verder:
“Hij is actief in de Arbeiders Jeugd Centrale en de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij en maakt talloze politieke prenten en affiches (…) Zijn sociale bewogenheid komt tot uiting in zijn heldere, figuratieve voorstellingen die worden bevolkt door gewone Amsterdammers: straatkooplieden, huisvrouwen, muzikanten. In de jaren twintig ontwikkelt hij zijn typische geabstraheerde stijl en schematische composities, waarbij de personages toch herkenbaar blijven als individuen.” (86)
Karel Appel
“Het doel was om een nieuwe beeldtaal te ontwikkelen, geïnspireerd op ‘primitieve’ kunst uit Afrika en Oceanië, kindertekeningen en ‘outsider art’ – kunstwerken van artistieke talenten die luisteren naar een stem in zichzelf en buiten de reguliere kunstwereld staan -, die ze als onbelemmerde expressie van het onbewuste zien. Willem Sandberg, sinds 1945 directeur van het Stedelijk Museum, is een van de weinigen die de originaliteit en spontaniteit van de Cobra-kunstenaars onderkent.” (125)
Albert de Roos, wethouder van Cultuur in Amsterdam, gaf Appel opdracht om een muurschildering te maken in de kantine van het stadhuis aan de Oudezijds Voorburgwal. In deze muurschildering verwerkte Appel zijn thema van de vragende kinderen. De zwarte strepen en stippen in het Appels kunstwerk “Vragende kinderen” onderstrepen de leegheid en holheid van hun situatie. Gemeenteambtenaren en de pers sabelden Appels wandcreatie neer. Ze waren niet gediend van dit soort moderne kunst, en al helemaal niet omdat Appel appelleerde aan de Tweede Wereldoorlog. De muurdecoratie werd binnen no time afgedekt met een voorzetwand, om pas in 1988 weer in ere hersteld te worden.
Impressie Amsterdamse krakersrellen
Gordijn, oorspronkelijk afkomstig uit Den Haag, heeft een haat-liefdeverhouding met Amsterdam. Hij houdt van de mensen in de stad, maar verafschuwt de moderne bebouwing en de verwoesting van historische panden. In 1996 legt hij retrospectief de krakersrellen van begin jaren 1980 vast, met een schilderij dat een van zijn meest duistere en grauwe creaties was: “Van Baerlestraat”. Op het schilderij is een duivel te zien die voor een brandende tram danst.
Boek: Made in Amsterdam – 100 Jaar in 100 kunstwerken