Het kabinet Rutte III zit er deze week honderd dagen, een termijn met een haast magische klank. Dat is al zo sinds februari 1815, toen Napoleon uit zijn verbanningsoord Elba wist te ontkomen en in Frankrijk opnieuw de macht greep. Tussen zijn ontsnapping en de Slag bij Waterloo, waar hij definitief werd verslagen, verstreken honderd dagen.
Het begrip kreeg een nieuwe impuls door de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt. Die trad in 1933 aan en wist in zijn eerste honderd dagen een grote hoeveelheid wetten door het congres te jagen om de economische crisis te beteugelen. Sindsdien kan iedere Amerikaanse president na honderd dagen aan het bewind te zijn geweest in de media rapportcijfers verwachten over zijn prestaties in die periode. De voorlaatste president, Barack Obama, mocht er dan wel op wijzen dat het getal ‘honderd’ een volstrekt willekeurige keuze is van journalisten en historici, ook hij ontkwam in 2009 niet aan een uitgebreide beoordeling van zijn beleid. Zijn opvolger Donald Trump moest er vorig jaar eveneens aan geloven.
Balkenende IV
Op het Binnenhof is de gewoonte om na honderd dagen de politieke balans op te maken nooit erg populair geweest. De meeste kabinetten lieten het feestelijke moment stilletjes voorbijgaan, wellicht ook omdat ze na die episode vaak al flink gezakt waren in de opiniepeilingen. Er is maar één uitzondering: Balkenende IV. Dit kabinet van CDA, PvdA en ChristenUnie, beëdigd op 22 februari 2007, maakte van zijn honderd begindagen doelbewust een groot spektakel. Meteen na zijn aantreden kondigde het aan dat het het land in zou trekken om ‘te luisteren naar de burgers’. De bewindslieden bezochten vervolgens een groot aantal steden en dorpen, lieten zich rondleiden langs buurthuizen en door achterstandswijken en spraken met maatschappelijke organisaties en belangengroepen. Aan het eind van de honderd dagen presenteerden ze, onder het toeziend oog van de tv-camera’s, op het Catshuis hun ‘beleidsprogramma’, gebaseerd op wat ze tijdens hun ‘dialoog met de samenleving’ hadden vernomen.
Een doorslaand succes kon deze operatie niet genoemd worden. De oppositiepartijen verweten het kabinet dat het alleen maar praatte met de burgers en intussen weinig daden liet zien. GroenLinks-leider Femke Halsema had het ietwat smalend over een ‘snuffelstage’ en haar D66-collega Alexander Pechtold sprak, al even denigrerend, van ‘een retraite’. Ook de gewone Nederlander bleek niet te zitten wachten op een bezoek van kabinetsleden, want bij de meeste optredens viel de toeloop tegen. Voor zover er al reacties kwamen, hadden die als strekking dat het kabinet wel net deed alsof het luisterde, maar in feite doof bleef voor de kritiek.
Na dit debacle maakte Rutte I, dat Balkenende IV in 2010 opvolgde, van zijn eerste honderd dagen dan ook maar geen nummer. Ook Rutte II liet dat achterwege, al verschenen er hier en daar in de pers wat terugblikken. Rutte III heeft evenmin plannen om het halen van zijn eerste honderd dagen luister bij te zetten. Dat zou wellicht ook niet helemaal gepast zijn voor een kabinet waarvan de formatie 225 dagen – ruim het dubbele dus – in beslag heeft genomen.
Meer politieke geschiedenis
Boek: Mannen van gezag – De uitvinding van de Tweede Kamer 1848-1888