De Amsterdamse Woondienst blijkt in de Tweede Wereldoorlog de huren van Joden in enkele getto’s te hebben verhoogd. Dat staat te lezen in een boek van politicoloog Stephan Steinmetz: Asterdorp – Een Amsterdamse geschiedenis van verheffing en vernedering, waarover Het Parool deze week bericht.
De gemeente Amsterdam en woningcorporatie Ymere, rechtsopvolger van de Wonindienst, willen nog niet reageren op het nieuws. Ze willen eerst de dissertatie van Steinmetz helemaal lezen.
Vanaf de zomer van 1942 werden in de voormalige wijk Asterdorp ruim ruim driehonderd Joden gehuisvest, om zo de deportatie naar de kampen eenvoudiger te maken. De huren werden bij aankomst van de Joden verhoogd van 3,50 naar 4,60 gulden per week. Een huur van 3 gulden werd 3,75.
Volgens Steinmetz verhoogde de Woondienst de huren op eigen initiatief. Dit om de rijksbijdrage voor sociale huurwoningen niet mis te lopen. De dienst vreesde dat dit zou gebeuren als er geen marktconforme huren werden gevraagd. Ook dacht de instelling dat het ‘scheefwonen’ zou toenemen doordat er welgestelde Joden in de panden terecht zouden komen. Steinmetz stelt dat die angst ongegrond was. Al voor de gedwongen verhuizing naar Asterdorp hadden Joden hun geld en bezittingen in moeten leveren. Ze mochten slechts 250 gulden houden.
Nieuwe huurders moesten bij aankomst ook een borg van 10 gulden betalen. Volgens Steinmetz heeft de Woningdienst die waarschijnlijk nooit aan de Joden teruggegeven.
Ook in getto’s in de Transvaalbuurt werden de huren verhoogd.
Opvallend is verder de bewering dat de Woondienst de onkosten van het huisvesten van de Joden maar liefst drie keer declareerde. Asterdorp werd in de oorlog gebombardeerd. In de jaren vijftig werd de wijk afgebroken.
Boek: Asterdorp – Een Amsterdamse geschiedenis van verheffing en vernedering