Ouwegem is een dorpje ergens tussen Gent en Oudenaarde, aan de voet van de Vlaamse Ardennen. Er heerst een en al rust en fietstoeristen komen in de omgeving graag proeven van het heuvelland. Maar Ouwegem heeft ook een merkwaardig stukje historisch erfgoed. In de dorpskerk vindt de bezoeker ‘het slaafke’, een houten, polychroom beeldje uit de achttiende eeuw. Het stelt een smartelijk kijkende en geketende man voor en herinnert aan een brok tot de verbeelding sprekend verleden.
Het verhaal van āhet slaafkeā begint ergens in de zeventiende eeuw toen ook heel wat Vlamingen de kost verdienden in de bloeiende scheepvaart. Het was een periode van ontdekkingsreizen en handelsmaatschappijen die hun schepen uitzonden naar de vier windstreken. Bij al die maritieme bedrijvigheid waren er echter ook kapers op de kust. Piraten en zeerovers zagen wel brood in de karvelen die volgeladen met specerijen, suikerriet, goud of zilver uit het Verre Oosten en de Nieuwe Wereld kwamen. Met de handel bloeide dus ook de piraterij.
Vooral de kust van Noord-Afrika stond bekend als een piratennest. Van daaruit werd niet alleen de Middellandse Zee onveilig gemaakt. De zeerovers waagden zich zelfs tot in het Kanaal waar ze voor de kusten van Frankrijk en Engeland hun prooi opwachtten. Naast de lading behoorde ook de bemanning van de handelsschepen tot de buit. De onfortuinlijke zeelui werden dan als slaven meegevoerd en eindigden op de slavenmarkten van kapersteden zoals Tunis en Algiers. Enkel wie over voldoende middelen beschikte kon de vrijheid terugkopen.
Trinitariƫrs
Een belangrijke rol in het vrijkopen van christen slaven werd gespeeld door de Trinitariƫrs. Die katholieke bedelorde richtte haar werking op de afkoop van christenslaven uit islamitische gevangenschap. De orde was vooral actief in de landen rond de Middellandse Zee maar had ook in Noord-Frankrijk en Vlaanderen enkele kloosters.
In Vlaanderen werden vanaf de zeventiende eeuw alom ten lande broederschappen van de allerheiligste Drievuldigheid gesticht. Die zamelden in de parochiekerken fondsen in waarmee de TrinitariĆ«rs het losgeld betaalden voor christelijke slaven. Gelovigen konden hun bijdrage deponeren in een collectebus met ernaast de beeltenis van een triest kijkende en geketende slaaf. Ook in Zingem werd in 1695 dergelijke broederschap opgericht. āHet Slaafkeā van Ouwegem is daarvan een mooie getuigenis die trouwens ook aan de basis ligt van het streekbiertje āSlaefkeā en een jaarlijks dorpsfeest op de feestdag van de Orde der TrinitariĆ«rs, een week na Pinksteren.
Broederschappen
Het dorpje in de Vlaamse Ardennen is niet de enige plek met een slavenconnectie. In Vlaanderen waren in tal van plaatsen broederschappen van Trinitariƫrs gevestigd. Wie het spoor van de witte slaven wil volgen kan nog steeds in de kerken van West-Vlaamse dorpen en steden zoals Lendelede, Poperinge, Wervik of Lo-Veurne beeltenissen vinden van geketende christenslaven, al dan niet met bijhorende collectebus of namenlijst van milde schenkers.
In het Oost-Vlaamse Oudenaarde vindt de bezoeker in een zijbeuk van de monumentale Sint Walburga kerk de kapel van de TrinitariĆ«rs met onder meer een schilderij waarop een TrinitariĆ«r-monnik een geketende slaaf vrijkoopt bij de āGrooten Turcā. Gelijkaardige scenes vinden we terug in Brugge. In de Sint Gillis-kerk, ooit een belangrijk steunpunt van de TrinitariĆ«rs, borstelde de achttiende eeuwse schilder Jan Garemyn een schilderij waarop de vrijlating van de laatste Brugse slaaf, een zekere Frans De Mulder, werd vereeuwigd.
Ook Gent speelde een belangrijke rol. In de St. Jacobskerk kreeg de Broederschap van de Allerheiligste Drievuldigheid onderdak in een zijkapel. Twee levensgrote schilderijen tonen er de activiteiten van de Trinitariƫrs. Een Turkse sultan, een priester en enkele geketende slaven zijn de vaste ingrediƫnten op de schilderijen van Gaspar de Crayer (1582-1669) en zijn collega Jan van Cleef (1646-1716).
Slavenprocessies
Om de vrijgevigheid van milde schenkers te stimuleren voerde de orde op tijd en stond de nodige promotie. Regelmatig werden er optochten georganiseerd met bedelmonniken begeleid door herauten, trompetspelers en trommelaars. Daarbij werden op hand zijnde vrijlatingen aangekondigd en werden inwoners uitgenodigd om de namen van gevangen familieleden op te geven of een milde schenking te doen.
Bij een geslaagde vrijkoping organiseerden de Trinitariƫrs een processie waar de bevrijde gevangenen aan deelnamen. Op die manier werd aangetoond dat de ingezamelde fondsen en aalmoezen goed waren besteed. Gelovigen werden meteen ook aangespoord zich nog edelmoediger te tonen. Soms waren er tableaux-vivants om de rampspoed van de slaven uit te beelden. Om voor de nodige dramatiek te zorgen dienden de vrijgekochte slaven, al dan niet geketend, mee te stappen in de slavenprocessies die door de dorpen en steden trokken. Onder meer in Gent en andere Vlaamse steden werden in de achttiende eeuw dergelijke slavenprocessies georganiseerd.
āKeyserinne Elisabethā
Een treffend voorbeeld en goed gedocumenteerd verhaal is dat van de slaven van de āKeyserinne Elisabethā, een koopvaardijschip van de Oostendse Compagnie dat in de zomer van 1724 op de terugweg was vanuit het Verre Oosten. Het schip had naast een honderdtal bemanningsleden ook een rijke lading koopwaar aan boord. Bij het binnenvaren van het Kanaal werd het schip echter overvallen door twee Algerijnse piratenschepen. Ondanks haar dertig kanonnen moest de āKeyserinne Elisabethā het onderspit delven. Enkele dagen later stonden de overlevende opvarenden te koop op de slavenmarkt van Algiers, samen met de buitgemaakte handelswaar: 2500 balen mokkakoffiebonen, 150 balen zijden weefsel, 120 dozen porselein, 3 zakken poedergoud, 130 kisten fijne stoffen en een partij kostbare edelstenen.
Aangezien het overgrote deel van de bemanning uit Vlaanderen afkomstig was en met het schip een kostbare lading verloren ging, veroorzaakte dit nieuws heel wat deining in de Zuidelijke Nederlanden.
De Trinitariƫrs schoten meteen in actie en begonnen via hun broederschappen alom de fondsenwerving. De eerste elf bemanningsleden werden al in de zomer van 1725 vrijgekocht. Ze ontscheepten in Marseille en vandaar ging het naar Vlaanderen voor een reeks slavenprocessies. Overal werden de elf geketende slaven in stoet rondgeleid omringd door kinderen verkleed als engelen. Enige zin voor spektakel was de bedelorde der Trinitariƫrs dus niet vreemd. In het najaar van 1725 stonden ook nog Brugge en Veurne op het programma. Ook bij latere vrijkopingen van de resterende bemanningsleden werden massaal dankprocessies georganiseerd met de vrijgekocht slaven als grote attractie.1
āHistorie van de Turckse slavernieā
Het droeve lot van de christen slaven sijpelde ook door in de literatuur. Zo is er het verhaal van Emmanuel dāAranda, een jonge Vlaamse handelaar die in augustus 1640 met drie landgenoten uit Spanje op weg naar huis was op een Engels koopvaardijschip. Toen het schip het Kanaal naderde werd het geĆ«nterd door Algerijnse zeerovers. Het schip werd in beslag genomen en de bemanning kwam op de slavenmarkt van Algiers terecht. Emmanuel dāAranda spendeerde zo twee jaar als slaaf tot ook hij bij een gevangenenruil vrij kwam. Terug in Brugge publiceerde hij in 1657 het relaas van zijn ervaringen als Historie vande Turckse slavernie, Beschreven door Emanuel De Airanda, soo hy selfs die geleden heef. Het werd een achttiende-eeuwse bestseller die verschillende malen herdrukt en vertaald werd.
Het einde
Eind achttiende eeuw nam de piraterij af. De allerlaatste Vlaamse slaaf die werd vrijgekocht was wellicht Simon De Grave uit Ieper die in 1783 terug thuis arriveerde. Daarna deemsterde het belang van de orde langzaam maar zeker weg. Bovendien bleek uit een onderzoek op bevel van keizerin Maria Theresia, die toen over de Oostenrijkse Nederlanden heerste, dat heel wat gelden voor andere doeleinden werden gebruikt dan het vrijkopen van slaven. Haar zoon en opvolger keizer Jozef II legde daarom de werking van de Trinitariƫrs aan banden.
Uiteindelijk bracht de Franse Revolutie de doodsteek voor de orde. De broederschappen werden opgeheven en de Trinitariƫrs trokken weg uit onze contreien. Maar de orde bleef bestaan en is tot op vandaag actief in diverse landen van Europa, Amerika, Aziƫ en Afrika. Een van de activiteiten die ze ontplooien is het vrijkopen van kindslaven in Soedan.
1 – L. Van Acker in tijdschrift Biekorf, jg. 84