De bisschop van Zuden
Graaf Willem III van Henegouwen-Holland (1304-1337) kon bij het besturen van zijn noordelijke graafschappen bouwen op de hulp van enkele gewiekste ambtenaren die goed met geld om konden gaan. Jacob van Denemarken (ook Denmarcken) was er daar één van. Hij werd omstreeks 1270 geboren in de heerlijkheid van die naam. Nu is het een dorpje dat Demmerik heet, vlakbij Vinkeveen, in het westelijke veengebied van het Nedersticht. Hij was waarschijnlijk lid van een welgeboren familie. Welgeborenen hoorden in die tijd tot de lagere adelsrangen. Gezien hun wapen, drie leeuwen, twee boven, een beneden, behoorden ze tot de clan van de De Vreeses (ook De Vriese genoemd), een rijke patricische familie met adellijke pretenties in Utrecht en omgeving. Apart is dat de leeuwen blauw op goud zijn, net als in het koninklijk wapen van Denemarken. Daarin staan ze alleen niet klimmend, maar gaand of lopend.

Bisschop
Ergens tussen 1305 en 1309 moet hij zijn opgeklommen tot commandeur van de orde. In die functie had hij alle andere huizen, commanderijen, van de Hospitaalridders in het Utrechtse bisdom onder zich. In die hoedanigheid kon hij zelf nieuwe commanderijen stichten en dat deed hij ook. Met name in Haarlem, rond 1312. In datzelfde jaar benoemde bisschop Gwijde van Avesnes van Utrecht, de oom van graaf Willem, hem tot wijbisschop (een soort hulpbisschop) en kreeg hij de titel bisschop van Zuden. In de literatuur wordt meestal vermeld dat dit een bisdom op het eiland Naxos in de Egeïsche Zee was en dat het een tamelijk lege titel was omdat de Turken dat eiland in handen hadden. Hij is er nooit geweest.
De zaak ligt wel wat anders. De eilandengroep waarvan Naxos deel uitmaakte, de Cycladen, waren in het begin van de dertiende eeuw in Venetiaanse handen gevallen. Zij maakten er een hertogdom van, de Archipalago, met Naxos als hoofdeiland. Hier was ook de door Venetië gestichte zetel van de rooms-katholieke aartsbisschop van het gebied, dat voor die tijd Grieks-orthodox was geweest. Op diverse van die eilanden stichtte men van dat aartsbisdom afhankelijke bisdommen, die een aantal kleinere eilanden onder zich hadden. Een van die bisdommen was Syros of Syra, dat in het Venetiaans dialect Lasudha werd genoemd.

Adviseur en geldschieter
Als wijbisschop reisde Jacob het hele Utrechtse bisdom rond en wijdde hij nieuwe kerken, altaren en kerkhoven. Dat deed hij tot aan de dood van bisschop Gwijde in 1317. Daarna kwam hij als raadsheer in dienst bij de opvolger bisschop Frederik van Sierck. Die had grote schulden aan de Hollandse graaf en Jacob hield toezicht op de terugbetaling. Tegelijk dook hij op in de raad van graaf Willem III en werd hij veel genoemd als getuige in Hollandse oorkonden. Daarnaast adviseerde hij de Gelderse graaf Reinald II in zijn ruzies met diens vader. Hij was blijkbaar ambitieus en probeerde, vergeefs, tot twee keer toe bisschop van Utrecht te worden. Ondanks dat dit mislukte, bevond hij zich wel in de omgeving van de nieuwe bisschop Jan van Diest. Zijn functie van wijbisschop werd omgevormd tot die van algemeen vervanger (vicaris) van de bisschop, want die bakte er niet veel van.

In de latere jaren twintig trad hij op als rentmeester van de graaf in de voormalige Amstelse en Woerdense bezittingen. Ook adviseerde hij in diverse kwesties in zowel Holland en Zeeland als West-Friesland en bemiddelde daar tussen de verschillende partijen. Hij reisde bijvoorbeeld in opdracht van de graaf naar West-Friesland om een onderzoek in te stellen naar de dijken aldaar (1320), waarbij de lengte werd opgemeten (115 kilometer). De naam Omringdijk werd in dat jaar voor het eerst vermeld.

In oktober 1331 overleed Jacob van Zuden en hij liet zijn bezittingen, met een waarde van 800 pond – niet overdreven veel – na aan het klooster in Haarlem. Hij werd midden in het koor van de Sint Janskerk begraven, maar de tombe, met zijn wapen, is er niet meer.
Boek: Hoogtij van Holland. Het graafschap in de veertiende eeuw
Bekijk dit boek bij: